Een nieuwe (veldrit)winter, een nieuw geluid. En dan begint het ook bij Erik De Vlaeminck (63) te kriebelen. De ex-bondscoach staat nu Niels Albert bij. ‘Ik kan geen afstand nemen van de cross.’

Als de coming man van het veldrijden van toen. Zo ziet de 18-jarige Erik De Vlaeminck eruit op een foto, een staatsieportret bijna, die aan de muur in zijn woonkamer hangt. “Dat ben ik in 1964, nadat ik provinciaal veldritkampioen was geworden. Ik klopte daar alle profs. Als junior welteverstaan. Wij moesten toen nog rijden in dezelfde categorie van de beroepsrenners.” Erik DeVlaeminck had klasse te over toen hij zijn opwachting maakte bij de profs. En die klasse zou hij de daaropvolgende jaren verzilveren (of eerder: vergulden) door maar liefst zeven wereldtitels in het veldrijden te verzamelen. Voor velen is De Vlaeminck de beste crosser aller tijden. Beter dan Liboton, beter dan Nys. Maar De Vlaeminck wil daar niet te lang bij stilstaan. “Vergane glorie”, zucht hij nu, 44 jaar later. Hij woont al zestien jaar in een huisje in Keiem bij Diksmuide. Ver weg van de wereld. Midden in het vlakke land, aan de IJzer. Met zijn vrouwtje Marina en de honden Frodo en Obie. “Ik ben gelukkig zo. Ik moet al die drukte niet.” Maar een leven zonder cross: nee, dat zit er nooit in.

Erik De Vlaeminck heeft een vol, bewogen leven achter de rug. En er is veel van blijven hangen. Hij is op zijn hoede, laat niet langer het achterste van zijn tong zien. “Ik wil over veel klappen en ik wil heel graag uitbundig zijn over van alles en nog wat, maar het kan niet meer.” Zeker in de periode (tot 2002, nvdr) toen hij bondscoach van de veldrijders was, kreeg hij herhaaldelijk de wind van voren. Toen Peter Van Santvliet in 2000 bijvoorbeeld de Superprestigecross in Asper-Gavere won en na de finish zijn gal uitspuwde omdat de bondscoach hem niet had opgenomen in zijn Wereldbekerselectie. ‘De Vlaeminck heeft op mijn ziel getrapt’, foeterde Van Santvliet toen voor de tv-camera’s. “Hij was verdomme mijn ziel live door de vleesmolen aan het draaien!”, blikt De Vlaeminck er nu op terug. En zo waren er nog talrijke akkefietjes (met de bondstop, met Bart Wellens, …) die nog altijd nazinderen. “Ik heb genoeg gezegd indertijd. Laten we nu dus de rust bewaren waar hij is”, houdt De Vlaeminck de boot af. De zevenvoudige wereldkampioen lijkt wel gemuilkorfd door het verleden.

Het telefoontje

Dwepen met zijn zeven wereldtitels doet De Vlaeminck niet. “Boven heb ik nog één regenboogshirt liggen. Welgeteld één keer heb ik het na mijn carrière aangetrokken. Maar het zat veel te strak: mijn buik zat in de weg.” Als hij opdaagt op de cross, dan wil De Vlaeminck niet in de kijker lopen. Maar het lot van een zevenvoudige wereldkampioen is natuurlijk anders: iedereen wil immers nog altijd zijn ongezouten mening horen. Over Nys, over Wellens, over Boom versus Albert, over de startgelden, … Ook nu, aan de vooravond van een nieuwe crosswinter. “Ik hou me elk jaar opnieuw voor: ‘Deze keer hou ik de boot af, doe ik het rustig aan.’ Geen interviews, geen columns, eens niet mijn gedacht zeggen over de cross. Maar dan komen de eerste crossen eraan en begint het weer te kriebelen. En dan ben ik niet te houden. Ik heb nooit afstand kunnen nemen van de cross, ook niet nadat ik afscheid nam als bondscoach toen ik eigenlijk volledig uitgeblust was. Ik ben nooit uit dit wereldje geraakt. Ik ben niet de enige die blijft plakken, hé. Kijk naar Eddy Merckx, kijk naar Mario De Clercq. Ik heb er geen spijt van.” De Vlaeminck kan het dus niet laten: crossbloed kruipt waar het niet gaan kan. Hij schrijft weer een column voor Gazet van Antwerpen en hij stuurt nu zelfs wekelijks de crosstrainingen van Niels Albert bij. Op vraag van Albert zelf nota bene, die het blijkbaar nodig achtte een beroep te doen op de expertise van de ‘kampioenenmaker’.

Erik, een poos geleden kreeg je een opmerkelijk telefoontje …

Erik De Vlaeminck: “Het was Niels. Dat was de eerste keer dat hij me belde. Ik had hem vorig jaar al een keer gesproken tijdens de Koppenbergcross. Maar dat was een vluchtig praatje, niets meer. Nu belde hij me en vroeg me of ik hem advies kon geven. Toen ik dat hoorde, begon het meteen te bliksemen in mijn hoofd. Enerzijds de gedachte van: nee, van dat coachen heb ik al een tijd afstand genomen. Anderzijds kon ik die kans toch moeilijk laten liggen? Ik doe het ook zo graag. En ik heb altijd al met Niels willen werken. Het zat eraan te komen. Al op 1 januari in Baal was Christophe Roodhooft(manager van Niels Albert, nvdr) komen polsen.”

Je hebt alle toppers van nu getraind. Albert niet. Waarom is die samenwerking er in het verleden nooit gekomen?

“Ik trainde Nys, Wellens, Berden, Commeyne, Vannoppen, Vanthourenhout, Aernouts, zelfs Vervecken. Toen Albert alles aan flarden reed als eerstejaarsnieuweling, hield ik hem al in de gaten. Maar hem coachen zag ik nog niet zitten. Het was te vroeg, vond ik. Ik zou hem te gepasten tijde aanspreken. Vandaar dat ik een beetje in mijn wiek geschoten was toen Rudy De Bie me kwam aanporren om hem in de groep op te nemen. Ik wou dat niet: Albert moest het eerst nog wat lastiger krijgen. Hij was toen heer en meester in zijn categorie. Zo iemand wou ik niet in de groep hebben. Nog niet. Hij moest eerst eens tegen zijn limieten aangefietst zijn. Maar toen stopte ik als bondscoach en met het begeleiden van renners en is het er niet meer van gekomen.”

Je noemt Albert een ruwe diamant die nog verder geslepen moet worden. Wat kan je hem bijbrengen?

“Niels kan alles. Maar hier en daar kan het beter. Ik ben nu al een achttal keer aanwezig geweest op zijn crosstrainingen. Waar precies zeg ik niet want dan staan er volgende week weer vijf crossers te koekeloeren. Hoe we te werk gaan? Eerst laat ik hem drie kwartier lang rugspieroefeningen doen omdat ik weet dat jonge renners al gauw last hebben van een opspelende rug. Daarna begint de crosstraining pas echt. Ik laat hem rondjes rijden en stuur bij waar nodig. Ik leer hem oog te hebben voor dingen waar hij anders misschien pas jaren later achter zou komen. Waarom al die tijd verspelen als ik het hem nu al kan bijbrengen? In Neerpelt ging hij hard tegen de grond kort na de start. We hebben achteraf samen geanalyseerd wat er precies was gebeurd. Niels wist het niet. Allicht schoof hij weg door wat zand op de weg, of ging hij veel te snel door die bocht. Zoiets moet je zien en opnemen tijdens de verkenning. Op dat niveau mag dat geen twee keer gebeuren. Je moet die gasten wijsmaken dat één keer de trappen op lopen niet volstaat. Ze moeten drie jaar lang trappen op lopen. Dan pas kunnen ze in één adem een trappenpartij op hollen om boven nog met de glimlach een vreugdesprongetje te maken.”

Albert, Nys en Wellens: je werkte met alle drie. Vergelijk ze eens?

“Iedereen is anders. Ik zie Nys nog altijd in 35ste stelling fietsen op het WK voor junioren. En ik maar roepen: ‘Ge zijt goed bezig, Sven!’ Dat meende ik ook. Iemand coachen draait immers om geloof in diens kunnen. En zie waar Nys nu staat. Om Albert, Nys en Wellens te vergelijken is het nog te vroeg. Ik vind Niels een heel goede leerling, hij is enthousiast, kan goed luisteren en leert snel bij. Hij is ook een pure crosser, zoals Wellens. Hij is voortdurend met zijn sport bezig. Zelfs in de wagen kijkt hij voortdurend om zich heen. ‘Kijk, dat zou een goede plek zijn om een crosske te organiseren’, zegt hij dan. Dat zie ik Lars Boom niet gauw doen. Boom is een oersterke kerel maar zeker geen pure crosser.”

De banden van Geboers

Er verandert dit jaar nogal wat in het veldrijden. Nys weg bij Rabobank, Vervecken straks weg bij Fidea: er zijn geen grote blokken meer.

“Ik heb nooit geloofd in een ploegensysteem in de cross. Dat werkt niet. Sven Vanthourenhout en Klaas Vantornout(ploegmaats bij Sunweb-Projob, nvdr) zouden in Dudzele sprinten om de zege. Vantornout won. Als je dan weet dat Vanthourenhout een speer is en Vantornout een slak, … Alles wijst zichzelf uit: ook het failliet van het ploegensysteem.”

De vraag die iedereen zich stelt aan de vooravond van hetveldritseizoen: wordt het weer een onemanshow van Sven Nys?

“Nys is een schone atleet, hij blinkt in zijn vel. Hij straalt … hoe heet dat … ‘karma’ uit. De Tibetanen zouden op hun knieën vallen voor Nys. Maar het is nog te vroeg om voorspellingen te doen.”

Je was een criticus van Nys’ mountainbikeambities. Reken je op een weerbots van zijn olympische avontuur waar hij toch veel energie in stak? Nys heeft zelf al aangekondigd dat hij tien crossen zal schrappen uit zijn programma.

“Tien crossen schrappen, dat maakt niet veel uit. Da’s tien keer minder broekvet smeren, meer niet. Van mij mocht Sven overigens gaan biken. Ik vind het gewoon jammer dat het er niet helemaal is uitgekomen op de Spelen.”

Hoezo? Achtste op de Spelen is toch sterk voor een omgeschoolde crosser?

“Als Nys dat goed vindt, dan vind ik het ook goed (aarzelt). Als topcrosser in topvorm vind ik echter dat hij perfect in staat geweest moest zijn om een medaille te pakken. Jammer dat het niet lukte, ik had het hem zo gegund. Sven had ze verdiend. Als ik zie hoe hij zich afbeulde op training, in die speciale hittekamer zichzelf liet testen. Allemaal voor die Spelen. Dat was niet bewonderenswaardig, dat was gewoon vreselijk om zien. Sven heeft zijn lichaam zo doen afzien dat ik er de tranen in de ogen van kreeg.”

Hij wil die medaille in Londen 2012 halen.

“Daar geloof ik niet in. Zo lang trekt hij het niet. En ik heb hem dat ook al gezegd. Maar hij wil van geen wijken weten.”

Zat Erik De Vlaeminck ooit op een mountainbike?

“Als een van de allereersten, vermoed ik. Ik was getipt door een vriend van me die het had over ‘dingen waarmee je overal door en over kon rijden’. Dat moest ik zo snel mogelijk proberen! Maar het werd een afknapper: ik kwam nauwelijks vooruit. Ik raakte de berg in Overijse niet op! Al die tappen op die zware banden: ik gruwelde ervan. Alsof ik met de banden van Eric Geboers rondreed. Eén keer en nooit meer. Eens crosser, altijd crosser. Zo was ik. Ik weet nog dat ik ooit voor de camera heb verklaard: ‘Zelfs al word ik ooit wereldkampioen op de weg, dan nog zou ik de cross niet laten vallen.’ Misschien was ik daar iets te naïef in, maar ik meende dat wel echt.”

Schaamte

Er is onlangs nogal wat heisa geweest rond het hoge startgeld van Nys. Hij krijgt 8000 euro per cross. Ben Berden vindt dat niet kunnen. Wat vindt Erik De Vlaeminck?

“Laat Nys toch eens zijn boterham verdienen. Hij leeft er toch voor? Als een pater. Of eerder: als een non in een slotklooster: da’s nog extremer!”

In Neerpelt maakte Nys in de slotronde vakkundig Bart Wellens af. Goed van Wellens, die een week eerder, in Erpe-Mere, dan weer nergens was. Wordt het weer een seizoen van ups en downs voor Wellens?

“Zodra de tubes wat dieper in het slijk zakken, zal Wellens er wel staan. Waarom zou men suggereren dat Bart niet op dreef is? Kijk eens naar de rechtstreekse op tv en zet het volume eens af: als je Bart dan bezig ziet tijdens een cross, wie durft dan beweren dat die jongen niet goed bezig is? Deze zomer is hij ook getrouwd. Da’s zeker een goede zaak. Ik weet nog dat ik vroeger mijn leerlingen op het hart drukte: wacht tot na je carrière om aan kindjes te beginnen. De tijden zijn intussen veranderd, dat idee is achterhaald. Nu hebben ze allemaal mobilhomes achter zich aan rijden en komt de hele familie mee naar de cross.”

Wat kan jouw poulain, Albert, tegen de ‘oudjes’ Nys en Wellens inbrengen?

“Diep in mij fluistert een stemmetje dat zou willen dat Albert iedereen klopt. Ik zie het hem ook doen. Niet constant, maar met pieken. Pas binnen een jaar of twee wordt hij de grote man.”

De tijd komt dus dat Nys van zijn pluimen zal laten. Dat hij meer ereplaatsen dan zeges zal sprokkelen.

“Onvermijdelijk. Je bent er mentaal op voorbereid, je weet dat die dag eens zal komen. Dan wordt Nys de Erik Zabel van hetveldritpeloton. Ik maakte het ook mee. Ik worstelde dan met een gevoel van schaamte. Ik maar ploeteren in het slijk zonder dat ik kon meedoen voor de overwinning. Het had geen zin meer. Ik voelde me beschaamd.”

Wat kan iemand als Erik De Vlaeminck nog verlangen?

“Ik verlang niet veel meer. Ik ben een gelukkig mens. Ik ben blij met wat ik heb. En daar hoort ook een dosis cyclocross bij. Ik zit eigenlijk nog regelmatig op de fiets. Onlangs kwam ik Herman Vanspringel en Wouter Vandenhaute tegen langs het kanaal en begonnen we zowaar te koersen. Op zulke momenten amuseer ik me rot.” S

door frederik backelandt beelden: jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content