Tegen Andorra en Bosnië zal Marc Wilmots het voor de allereerste keer in een wedstrijd met inzet zonder Axel Witsel moeten doen. Dat is vervelend, maar meteen ook de mogelijkheid om te zien of Witsel inderdaad die uitzonderlijke en onvervangbare nummer 6 is die iedereen nu al enkele jaren van hem maakt.

Ik heb Axel Witsel op de nummer-6-positie uitgespeeld omdat hij op tactisch vlak mijn slimste speler is.” Het zijn de woorden van Marc Wilmots. Wilmots deed die uitspraak toen hij zijn tactische plannen ontvouwde in het Franse magazine So Foot. Dat hij Axel Witsel van een infiltrerende 8 tot een controlerende 6 omturnde, is volgens zowat heel België de grootste vondst en kunstgreep van de bondscoach. Temeer omdat Witsel volgens sommige kenners intussen uitgroeide tot een van de beste nummers 6 ter wereld.

Of die kenners het nu bij het rechte eind hebben of niet, feit is dat Witsel voor Wilmots onmisbaar is geworden. Sinds Wilmots bondscoach is, miste Witsel amper één officiële wedstrijd met de Rode Duivels. En dat was dan nog tegen Zuid-Korea, toen hij op de bank werd gehouden om te vermijden dat hij bij een eventuele gele kaart de achtste finale op het WK in Brazilië zou missen. “Hij blijft altijd en overal meester over de bal”, vervolgt Wilmots zijn argumentatie voor het tactisch intellect van Witsel.

Het klopt dat Witsel en de bal zelden ruzie maken. Dat bewijzen zijn WK-statistieken. Op het eerste gezicht althans. Van de 218 passes die Witsel gaf, kwamen er 200 bij een ploegmaat aan. Dat komt neer op precies 92 procent en dat zijn toch echt wel Spaanse cijfers. Zijn 34 op 34 geslaagde passes tegen Rusland waren de kers op de taart. Witsels criticasters werpen evenwel op dat het niet geheel onlogisch is dat de Belgische nummer 6 zulke uitstekende cijfers kan voorleggen: hij legt immers niet het minste risico in zijn spel. En geef die criticasters maar eens ongelijk. Witsel gaf in de vier wedstrijden die hij op het WK speelde amper zestien risicovolle passes. Daar oogde het slaagpercentage met 56 procent al een stuk magerder. Op een speeltijd van 390 minuten leidde een pass van Witsel slechts vier keer – soms dan nog onrechtstreeks – tot een doelpoging. Het moet gezegd dat ons nummer 6 wel erg laag speelt. Laag en al te vaak horizontaal. Bijna de helft van zijn passes (49 procent) trapte hij vanop zijn eigen helft – en dat percentage is dan nog vertekend door de uitzonderlijk hoge positie die Witsel in de wedstrijd tegen Algerije kon innemen. Precies 61 procent van Witsels passes was gericht aan een van de vier verdedigers of aan zijn collega-controleur in de 4-2-3-1 van Wilmots.

Dat zijn meer dan zomaar een paar veelzeggende percentages. De Rode Duivels geven de bal niet aan Witsel om een aanval te lanceren, wel om hem niet kwijt te raken. De bal aan Witsel geven is zoals een staatsbon kopen bij de Belgische overheid: je weet dat het niet heel veel zal opleveren, maar je bent vooral zeker dat je niets zult verliezen. Voor Rode Duivels die durven te gokken op de beurs moet je bij Kevin De Bruyne en Eden Hazard zijn. Want Witsel, die trekt steeds weer de kaart van de veilige keuze.

Veeleer gom dan potlood

De Belgische defensie gebruikt het middenveld in zekere zin zoals wij de afstandsbediening van onze digitale televisie gebruiken. Geef je de bal aan De Bruyne, dan druk je eigenlijk op fast forward, terwijl een pass naar Witsel het equivalent van de pauzeknop is. Dat is ook Marc Wilmots opgevallen. De Rode Duivels waren nog maar net geplaatst voor het WK of de bondscoach poogde al meteen wat creativiteit aan zijn driehoek op het middenveld toe te voegen. In de kwalificatiewedstrijden was immers gebleken dat Moussa Dembélé nooit infiltreerde en Witsel de tegenstander nooit wist te verrassen. Steevast waren er de vista van De Bruyne, de snelle voetjes van Hazard of de duelkracht van enkele van onze dubbele meters nodig om de tegenstander te slopen.

Het is toen dat Wilmots is overgeschakeld van een 4-3-3 naar een 4-2-3-1. De Bruyne deed zijn intrede op het middenveld, kwestie van het spel van de Duivels wat directer te maken. Witsel geeft de bal namelijk zelden diep. Eén enkele crosspass richting cornervlag naar Toby Alderweireld, ziedaar de enige bal door het Braziliaanse luchtruim van onze nationale 6 op het WK. Alleen Daniel Van Buyten trapte minder lange ballen of doorsteekpasses dan Witsel.

Om te vermijden dat acties steevast pas hoog op het terrein opgezet kunnen worden, komt De Bruyne als centrale middenvelder de bal vaak ophalen bij Daniel Van Buyten of Vincent Kompany. De bijdrage van Witsel in het aanvalsspel van de Rode Duivels is zogoed als onbestaande. De verdedigers geven de bal alleen aan Witsel als er echt geen betere optie is en de aanvallers spelen de bal enkel terug naar Witsel als ze de dubbele gordel van de tegenstander echt niet ontwricht krijgen. Een bal die terugkeert naar Witsel is doorgaans een teken dat de aanval afgeslagen werd of mislukt is. Witsel is zelden het potlood dat mee de aanvalslijnen van de Rode Duivels uittekent, wel de gom die ervoor zorgt dat het blad weer wit is zodat de anderen weer kunnen beginnen te tekenen.

Wordt hij niet overtroefd door duivel-doet-al De Bruyne, dan moet Witsel wel afhaken op het moment dat het spel verticaler wordt gespeeld. Al bij al raakt Witsel erg weinig ballen. Alleen de wedstrijd tegen Algerije – toen De Bruyne in de eerste helft niet centraal stond – ontsnapt aan die trend. Los van de wedstrijd tegen Algerije raakte Witsel op 300 minuten speeltijd amper 151 keer de bal. Dat is schrikwekkend weinig voor iemand die steevast geroemd wordt als de organisator van een team dat vaak op balbezit speelt.

Vuilnisman in smoking

Axel Witsel werd al eens vergeleken met Andrea Pirlo, maar de vraag is of Witsel überhaupt wel zo’n uitzonderlijk nummer 6 is. Op defensief vlak is het antwoord vast en zeker positief. En dat Witsel eigenlijk gewoon de vijfde verdediger van de Rode Duivels is, mag blijken uit de vele malen dat Wilmots herhaalde dat hij met vijf verdedigende en vijf aanvallende spelers speelt. Vanuit die optiek is Witsel een soort libero die voor de verdediging speelt.

Sébastien Chapuis (van Canal+) had het wel degelijk over Axel Witsel en Marouane Fellaini toen hij in La Libre Belgique sprak van een ’te afbraakgericht middenveld’. Het voormalige Standardduo wordt weleens vergeleken met de Braziliaanse mannetjesputters Luiz Gustavo en Fernandinho. Dat is best wel een harde vaststelling voor zij die in Witsel veeleer een maestro van de betere soort zien. Had brulboei Pierre Ménès (analist op Canal+) voor een keer dan toch gelijk toen hij zei dat de Rode Duivels met vijf verdedigers spelen?

Om Witsel te overtuigen dat hij beter tot zijn recht zou komen als nummer 6 dan als nummer 8 zei Wilmots dat hij wel wereldtop zou kunnen worden op de 6-positie terwijl hij als nummer 8 hooguit subtop zou worden. Witsel infiltreerde nochtans naar hartenlust bij Benfica, maar werd toch vaak een te trage handelingssnelheid verweten. GeorgesLeekens zag voor de voormalige Standardmiddenvelder nog een belangrijke rol in zijn aanvalslinie weggelegd, maar Wilmots offerde Witsel op en trok hem een rijtje achteruit. Niet omdat de Rode Duivels te weinig scoorden, wel omdat ze te veel doelpunten incasseerden.

Feit is dat Witsel onmisbaar is geworden bij de Rode Duivels… als afbreker. Toch kun je Witsel geen nummer 6 à la Nigel De Jong of Fernandinho noemen. In tegenstelling tot die twee laat Witsel zelden de spierballen rollen om de bal te veroveren – laat staan dat hij zich zou bedienen van enige vuilbekkerij. Hij haalt de bal zelfs zelden uit de voeten van de tegenstander. Hij bedient zich van het nodige spelinzicht om passlijnen af te snijden en verloren ballen op te rapen. Van de 53 keer dat hij tegen de VS de bal raakte, waren er 18 gerecupereerde ballen. In de wedstrijd tegen de Amerikanen ging het spel heel snel over en weer en was het Axel Witsel die op uiterst elegante wijze het vuile werk opknapte. In plaats van de punt van het potlood af te breken waarmee de VS de ene aanval na de andere uittekende, vlakte Witsel elke aanvalslijn zorgvuldig uit om vervolgens het potlood door te geven aan De Bruyne. Of hoe Witsel eigenlijk een vuilnisman in smoking is.

De grenzen van de goeie leerling

Witsel vervult zijn taken met verve en valt vooral nooit uit zijn rol als nummer 6. Nadeel daarvan is wel dat Witsel in het hele WK amper één keer de bal raakte in het zestienmetergebied van de tegenstander. Toen hij tegen Algerije bij een 0-1-stand plots een corner van Dries Mertens voor zijn voeten zag vallen, schrok hij waarschijnlijk zodanig dat hij de bal prompt over schoot. Geen wonder als je weet dat Witsel meer ballen in zijn eigen zestienmetergebied raakt dan in dat van de tegenstander. Akkoord, Witsel schoot acht keer op doel in vier wedstrijden, maar de eerlijkheid gebiedt ons wel te zeggen dat dat vaker wanhoopspogingen dan verraderlijke afstandsschoten waren.

In de kwalificatiewedstrijden bleek al dat de offensieve statistieken van Witsel vrij weinig om het lijf hadden. Er was die pre-assist bij het doelpunt van Vincent Kompany tegen Schotland – lees: een kort passje opzij naar Eden Hazard – en één ‘echte’ assist op Romelu Lukaku. Al deed die laatste wel het overgrote deel van het werk bij zijn tweede doelpunt in Zagreb. Voor het overige recupereert Witsel vrij veel ballen en geeft hij weinig verloren of risicovolle passes.

Axel Witsel is het type van de goeie leerling waar elke trainer van droomt. Hij heeft als geen ander begrepen dat de nummer 6-positie, zeker in een 4-3-3, een compensatiepositie is. Bij elke aanval blijven er vier spelers (drie verdedigers en het nummer 6 – er is telkens één flankverdediger die mee ten aanval mag trekken) achter de bal, klaar om een eventueel balverlies op te vangen. Als hij de bal heeft, moet het nummer 6 vooral in zijn achterhoofd houden dat hij die bal onder geen beding mag kwijtraken. Samen met de twee centrale verdedigers vormt het nummer 6 de ‘veiligheidsdriehoek’, zoals Philippe Saint-Jean (oud-coach van de nationale beloften) dat zo mooi omschrijft. Zodra één van die drie spelers een steekje laat vallen, kan dat meteen fataal zijn. Vandaar dus dat het zaak is om zo weinig mogelijk risico’s te nemen. Dat regeltje heeft Witsel uit het hoofd geleerd en kent hij los van buiten. Hij brengt dat in de praktijk met laterale en risicoloze passes. Daar wordt hij ook vaak voor gecomplimenteerd, misschien zelfs door dezelfde kenners die zich destijds kritisch uitlieten over het al te horizontale spel van Lucas Biglia.

Heeft De Bruyne de sleutel?

Toch komt er een dag waarop het niet meer volstaat dat je je lesje goed kent. Op het moment dat je afstudeert aan de voetbaluniversiteit om op het hoogste niveau mee te draaien, moet je meer kunnen dan simpelweg je rolletje spelen. Op het WK was Witsel de barometer van de Rode Duivels. Naar zijn voorbeeld zeiden de Duivels braafjes hun lesje op en wonnen ze de wedstrijden die ze hoorden te winnen, maar verrasten ze niet. Die kwartfinaleplaats mag dan wel mooi zijn op zich, maar laat toch een wrange nasmaak achter. Een voorspelbaar resultaat voor een ploeg die al te voorspelbaar voetbal bracht.

De Argentijnse bondscoach Alejandro Sabella moet in zijn wedstrijdanalyses ook gezien hebben dat de nummer 6 van de Belgen weliswaar elegant is, maar niet bij machte om een goed georganiseerd blok te ontwrichten. En dus deed Sabella wat Vahid Halilodzic hem al voordeed: twee afweergordels van vier man tussen De Bruyne en Witsel posteren. De Bruyne werd steevast opgesloten terwijl Witsel alle tijd kreeg om de bal in te spelen. Want waarom druk zetten op een speler die toch nooit een beslissende pass geeft? Gek genoeg speelde Witsel nooit lager dan tegen de Argentijnen. Amper 42 procent van de 57 keer dat hij de bal raakte, deed hij dat op de helft van de Albiceleste. Witsel speelde traag, zonder tempowisselingen en vooral veel te voorspelbaar. Als een tennisser die de bal eeuwig in het midden van het terrein en hoog over het net blijft terugbrengen, in de hoop dat zijn tegenstander in de fout zal gaan. Dat is een tactiek als een ander, maar daar scoor je geen punten mee tegen een ervaren tegenstander.

Zowel Witsel als de Rode Duivels botsten in Brazilië op hun grenzen. Marc Wilmots zag wel degelijk in dat de acties steeds te hoog op het veld gecreëerd moesten worden en zoekt nu naar de sleutel op de poort van de verstevigde vestingen die de Rode Duivels steeds vaker zullen moeten proberen in te nemen. Hein Vanhaezebrouck vertrouwde ons eerder al toe dat hij Kevin De Bruyne op de nummer 6-positie zou uitspelen om dat probleem op te lossen. Tegen zwakkere ploegen zullen zijn mindere verdedigende kwaliteiten hem niet zuur opbreken en hij beschikt wel over de lange bal die Witsel niet in de voeten heeft. Want als het slot op de deur van de tegenstander onwrikbaar blijkt, kun je altijd nog eens een raam intrappen om zo alsnog de boel open te breken.

DOOR GUILLAUME GAUTIER – BEELDEN: BELGAIMAGE

De bal aan Witsel geven is zoals een staatsbon kopen bij de Belgische overheid: je weet dat het niet veel zal opleveren, maar je bent zeker dat je niets zult verliezen.

De kwartfinaleplaats op het WK mag dan wel mooi zijn op zich, maar laat toch een wrange nasmaak achter. Een voorspelbaar resultaat voor een ploeg die al te voorspelbaar voetbal bracht.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content