Op 21 januari 1999 werd op het kasteel van Brasschaat een Belgische topclub in wording boven de doopvont gehouden, maar dat is Germinal Beerschot tien jaar later nog niet. Sport/Voetbalmagazine blikt met negen initiatiefnemers van toen terug.

Op donderdagavond 21 januari 1999 was het op de parking voor het kasteel van Brasschaat drummen voor een plaats. Geïmponeerd en nieuwsgierig keek de aanwezige pers naar het swingende presentatiefeest van de nieuwe club. Wanneer, samen met enkele modellen, de vroegere Beerschotidolen Lothar Emmerich en Juan Lozano over de catwalk stapten, ging de volle zaal uit de bol. Hapjes en champagne werden onafgebroken aangevoerd, terwijl de genodigden keuvelden over de clubnaam (“Germinal Beerschot en niet Germinal Beerschot Antwerpen”, zegt Carl Huybrechts, die mee aan de doopvont stond) en de nieuwe tenues: paars met een streepje geel en rood.

Liefst vier directeurs kwamen in het indrukwekkende organigram voor, er werd een startbudget van 250 miljoen frank (iets meer dan zes miljoen euro) vooropgesteld. Sportieve ambitie? Op termijn een plaats binnen de top vijf.

Tien jaar later troepen een halfuur voor de aftrap van Germinal Beerschot-Tubeke de fans samen onder geïmproviseerde tentzeilen aan Café Stadion en Café De Change tegenover de hoofdingang van het stadion. Paars en wit zijn de kleuren in het straatbeeld en de fanshop. Het streepje rood en geel van het vroegere Germinal Ekeren komt enkel nog voor in het clublogo. Wanneer het op het veld moeilijk wordt, scandeert het publiek ‘Beerschot, Beerschot’.

In plaats van topvoetbal te serveren, knokt Germinal Beerschot verbeten voor het lijfsbehoud, maar er zitten wél 10.250 toeschouwers op de tribunes (2000 met gratis kaarten). Véél te weinig voor de tweede grootste stad van het land (Antwerpen telde eind vorig jaar 483.895 inwoners). Toen Germinal Beerschot in 2005 de beker won, trokken 17.000 fans mee naar Brussel, maar was het eigen stadion met 12.200 plaatsen nog nooit volgelopen. Pas de laatste twee jaar zat het Kiel een keer of vijf vol, al dan niet via vrijkaarten.

In dit stadion kan nooit een topclub huizen. Er zijn amper parkeerplaatsen, het comfort buiten laat te wensen over. Pas een paar jaar geleden werden voldoende toiletten bijgebouwd. Wie buiten de hoofdtribune tijdens de rust of na de match een pint wil, schuift in de vrieskou onder de tribunes aan een van de zeven togen aan, of trekt naar een van de cafés aan de overkant.

1. René Snelders

Twintig kilometer van het Kiel staat van het vroegere stadion van Germinal Ekeren enkel nog een stuk van de hoofdtribune plus de vroegere kantine overeind. De uitgeslagen ramen zijn met houten planken dichtgespijkerd, het hek is op slot. Op de grasmat zijn een man en twee jongetjes met een bal in de weer. Ze zijn over de omheining geklommen, hun fietsen staan aan het hek.

Niets wijst erop dat hier negen jaar eersteklassevoetbal is gespeeld en dat Celtic Glasgow, Rode Ster Belgrado, VfB Stuttgart en Servette Genève hier Europese duels uitvochten. Voor de Europese wedstrijd tegen Servette daagden welgeteld 850 betalenden op.

In de zomer van 1998 besliste de rechter dat het stadion moest worden afgebroken, wat in de lente van 2005 ook gebeurde.

“Wij moesten hier zo snel mogelijk weg”, zegt René Snelders, ondervoorzitter van Germinal Beerschot. Net als Jos Verhaegen aan de overkant houdt hij nog steeds kantoor op wandelafstand van het vroegere stadion. “De stad Antwerpen voelde zich verplicht om voor een oplossing te zorgen: tenslotte hadden zij ons de bouwvergunningen afgeleverd voor het stadion in Ekeren.”

De bestuurders van Germinal polsten de burgemeester van Brasschaat, praatten met R Antwerp FC. “Met Louis de Vries en Bob Van Jole zijn we gaan kijken naar het Gelredome in Arnhem. Louis wou zo’n nieuw stadion op de Rozemaai bouwen, maar wij vonden dat geen goed idee, zo dicht tegen de appartementsblokken.

“Toen de gesprekken met Antwerp afsprongen, stelde de stad voor om het stadion van Beerschot te verbouwen. Tot men ons plots zei dat er minder geld beschikbaar was dan gepland. Het gevolg was dat de pas opgerichte nv Germinal Beerschot 215 miljoen frank (5,1 miljoen euro) moest lenen.”

De tweede klap noemt Snelders de komst van Ajax. “Ik had zelf met Jorien van den Herik van Feyenoord gepraat. De Vries, aan wie we een mandaat hadden gegeven, kwam met Ajax. Wij wilden dat nieuwe project eerst rustig aanvatten, met in ons achterhoofd die onverwachte lening van 215 miljoen frank. Maar onder impuls van Ajax zag De Vries het groter. Hij trok met een pak geld naar Belgrado om daar drie spelers te halen. Ajax keurde dat goed.”

De ergernis bij de voormalige clubleiders uit Ekeren groeide toen de uitgaven bleven stijgen. Op dat moment liep het verkeerd tussen De Vries en de mensen van Ekeren, zegt René Snelders. “Ajax wilde een grote ploeg die tegen Anderlecht concurreerde. Het is allemaal veel te snel gegaan. Het nieuwe stadion was nog niet klaar, maar de competitie kwam eraan. De Vries kreeg vijftien procent op alle inkomsten, maar om aan inkomsten te raken, had hij loges nodig, reclameborden, een businessclub. Op een dag bracht ik iemand aan die een loge wilde huren, maar dat kon niet meer, zei Van Jole: allemaal bezet. Uiteindelijk zijn in dat eerste seizoen maar vijf van de negentien loges betaald. Louis heeft zich vergist, toen hij dacht dat de sponsors in de rij zouden staan. De mensen van de haven in ons bestuur hebben ook nooit de grote sponsors kunnen overtuigen. In ons huidige stadion kan je nooit een topclub hebben. Je kan met dat budget eens aan de top raken, zoals wij met Ekeren een paar keer deden, maar je kan er niet blijven. De club heeft een stadion nodig van 25.000 tot 30.000 plaatsen, waarvoor we geen huur moeten betalen.

“Intussen zette Ajax ons steeds meer onder druk. Om hun investeringen te beschermen zetten ze de ene na de andere kapitaalsverhoging op, wij moesten mee. Elke keer als we aarzelden, dreigden ze de stekker uit te trekken. In juni 2000 zijn we akkoord gegaan om eruit te stappen. Later hebben we de club teruggekocht, voor één symbolische euro.”

2. Carl Huybrechts

Langs Beerschotkant begint het verhaal bij Carl Huybrechts op een zomerse barbecue met twee vrienden. Clubdokters Eddy Spans en Chris Goossens zuchtten dat manager Eric Verhoeven de gas- en waterrekening uit eigen zak moest betalen opdat de spelers konden douchen. Huybrechts: “Op korte termijn had Beerschot vijftien miljoen frank nodig om te overleven. Ik bedacht een sociaal en sportief plan en troonde de twee mee naar het kantoor van Christian Van Thillo ( uitgever van HLN en De Morgen, nvdr) in Kobbegem met de vraag of hij het project kon ondersteunen. Hij wou wel maar was ook net benaderd door Louis de Vries en Jos Verhaegen. Misschien, suggereerde Van Thillo, was Verhaegen wel geïnteresseerd in ons project. Onderweg terug belde ik Jos, die vroeg: ‘Wanneer kunnen jullie komen, en kan je een mandaat namens Beerschot meebrengen?’ Dat kregen we, als de naam Beerschot behouden bleef, paars een clubkleur bleef en men bereid was om op het Kiel te voetballen. Om acht uur deed Jos Verhaegen in Brasschaat op zijn pantoffels open en zegde in de deuropening: ‘Voor mij mag de club Beerschot heten, ik wil in het paars en op het Kiel spelen.’ We waren dus al rond voor we binnen waren, en hebben vervolgens tot middernacht gepraat.”

Na twee jaar zag Carl Huybrechts de pijnpunten van het project. “Alles kostte veel geld, de inkomsten waren niet navenant. Tientallen keren zijn we naar de grote bedrijven in de haven gereden. Die sponsoringtour in het eerste jaar bracht veel minder op dan Louis en ik hadden ingecalculeerd.

Louis de Vries was niet de kwade genius, gelooft Carl Huybrechts. “Louis de Vries is zo eerlijk als goud, welke verhalen over hem ook de ronde doen. Louis heeft aan Germinal Beerschot geen geld verdiend. Hij is een multigetalenteerd man, maar soms een beetje te veel sinterklaas, behalve voor zichzelf. Het klopt dat Louis het groots zag, maar hij was niet de enige. Ook Christian Van Thillo die op een dag meende dat hij voor 100 miljoen frank sponsoring zou kunnen binnenhalen, stootte op de harde realiteit dat sponsors niet bereid waren te betalen. Dat stoorde de mensen van Ekeren, die groot waren geworden door elke frank twee keer om te draaien en nu plots geconfronteerd werden met een bestuursorganigram dat meer kostte dan de hele loonlast van Germinal Ekeren samen. Dat organigram was professioneel uitgetekend, maar financieel stond het op lemen voeten. Het kostte zo veel dat er al snel noodplannen op tafel moesten komen om de gaten in de dijk te dichten. Dat heeft op het menselijke vlak niet meer te helen wonden geslagen, waardoor Louis de Vries en Jos Verhaegen – die ik beiden nog altijd hoog inschat – nooit meer kunnen samenwerken. Dat is jammer.”

De tweede fout, vindt Carl Huybrechts, is dat er in het begin sportief meer in zat dan eruitkwam. “Los van de verkeerde financiële inschattingen ben ik overtuigd dat, als die getalenteerde groep van dat eerste jaar het dubbele gewerkt had, Germinal Beerschot vanaf jaar één bij de top drie speelt. In Antwerpen moet het cool zijn om naar het voetbal te gaan. In de top vier is hier een potentieel van 20.000 man, ook voor Germinal Beerschot-Dender.”

3. Wouter Vandenhaute

Aanvankelijk zou Woestijnvisbaas Wouter Vandenhaute algemeen manager worden van de nieuwe club. In de nazomer van 1998 contacteerde Louis de Vries hem. Vandenhaute: “Op dat moment waren wij nog maar één jaar met Woestijnvis bezig, ik zat in de fase van mijn leven waarin ik nadacht over wat ik nog wilde gaan doen. Het project trok me aan omdat er een visie achter zat. Ik had al jaren een goed contact met Jos Verhaegen omdat ik als sportjournalist al eens naar een training ging kijken. Als ik naar Germinal ging, stootte ik op Verhaegen. Er ontstond een soort wederzijdse sympathie. Toen De Vries me zei dat hij een mandaat van Jos Verhaegen had om met mij te praten, heb ik een fout gemaakt: ik had ook met Jos moeten praten.

“Naarmate de gesprekken vorderden, voelde ik dat niet iedereen op dezelfde golflengte zat. Ik voelde het verschil tussen de voorzichtige, bescheiden aanpak van de mensen van Ekeren en die van de echte Antwerpenaren rond De Vries. Louis zat vol goeie ideeën maar gaandeweg merkte ik dat veel dingen in het project nog onduidelijk waren. Ik heb nog gezegd: ‘Louis, ik vrees dat het Ekeren op den Beerschot wordt, en daar heb ik geen zin in.’ Dat is het uiteindelijk ook geworden. Toch meende ik dat ik met een mandaat iedereen op één lijn kon krijgen. Ik kréég dat mandaat, maar toen bekend werd dat ik de nieuwe algemeen manager zou worden, suste Jos zijn achterban in Ekeren met de melding ‘dat dat allemaal nog niet rond was.’ Dat was voor mij het signaal om eruit te stappen. Als ik al moest starten vanuit een onzekere positie, hoefde het niet voor mij. Van mijn reactie naar Jos, die ik in een interview deed, had ik achteraf spijt, dat was in een moment van ontgoocheling uitgesproken. Een jaar later hebben we dat als grote mensen uitgepraat.

“Ik blijf erbij: wat de mensen van Ekeren hebben gerealiseerd, van dorpsploeg naar Europees voetballende club, is heel straf. Alleen denk ik dat er meer nodig is om een grote club in Antwerpen uit te bouwen. De zwaargewichten uit de Antwerpse industrie hadden altijd wel vage interesse, maar als puntje bij paaltje kwam, bleven ze wél aan de kant staan.

“De voetbalsituatie in Antwerpen is nog niet veranderd tegenover vijftien jaar geleden: toen had je Ekeren en Antwerp, nu GBA en Antwerp. De mensen die in beide clubs de leiding hebben, zijn nog dezelfden als toen. Het Europese avontuur van Antwerp op Wembley is al vijftien jaar geleden. Dat was trouwens een toevalstreffer. In feite zijn het twee clubs die al meer dan twintig jaar geen deel meer uitmaken van de top van het Belgische voetbal.

“Uiteindelijk ben ik blij dat ik het niet gedaan heb, maar leedvermaak heb ik niet. Ik blijf geloven in een groot voetbalproject in Antwerpen. Mijn grootouders woonden in Wilrijk. Elke keer als er een topmatch was in Antwerpen, zat ik dat weekend met mijn vader bij mijn grootouders en gingen we naar Antwerp of Beerschot. Als er morgen een echt project komt, zit er met het gezonde chauvinisme in Antwerpen om de twee weken 40.000 man in dat nieuwe stadion.”

4. Martien Vreijsen

Helemaal uit beeld verdwenen sinds maart 2000 is de eerste sportief directeur, Martien Vreijsen, daarvoor aan de slag bij NAC Breda. Een man die veel geld uitgaf en zelf ro-yaal betaald werd, is een veelgehoorde reactie als zijn naam valt. Vreijsen, die via Louis de Vries bij het project kwam, maar gaandeweg afstand nam van De Vries, runt tegenwoordig vanuit Breda sportmarketingbureau ISDN. Hij vindt het samenbrengen van Germinal Ekeren en Beerschot nog steeds een goeie zet. “Daar is een topclub van te maken. In een stad als Antwerpen zijn fantastische dingen te doen. Ik denk dat het mis is gegaan omdat mensen zichzelf belangrijker vonden dan de club. De ego’s zijn te groot geweest, zowel aan Belgische als aan Nederlandse kant. Anders was Germinal Beerschot nu de absolute nummer één in België. Ajax heeft het ook verkeerd begeleid, omdat er toen in eigen huis een stoelendans aan de gang was. Ik hoorde dat ex-voorzitter Michael van Praag het jammer vindt dat Ajax zich teruggetrokken heeft. Maar ze waren het gekibbel beu.

“Ik kwam in Antwerpen terecht in een ruzie tussen de mensen van Ekeren en de nieuwe mensen. Het was al een halftijdse job om dat goed te matchen. Ik hoorde op de vergaderingen meteen dat iedereen met zijn eigen belang bezig was. Met de oude groep van Ekeren kon ik ontzettend goed overweg. Dat was dodelijk voor mijn relatie met het kamp van Bob Van Jole. Jos Verhaegen en ik zaten helemaal op één lijn. Als het kon, zou ik morgen weer met hem in een club stappen, want Jos doet geen gekke dingen, die houdt de hand op de knip. Jos is geen dictator, hij is te vinden voor goeie ideeën, maar accepteert die niet van iemand die voor zichzelf werkt. Ik ging ’s middags niet zwaar lunchen op kosten van de club, zoals vele anderen. Ik had gewoon mijn boterhammen mee. Dat kon Jos wel appreciëren.

“Jos is in zijn opzet afgeremd door het infiltreren van mensen die graag met een Porsche rondrijden, die het Ajaxkamp tegen Jos opzetten. Ik werd doodziek van het gekonkel van mensen als Van Jole, maar ik beperkte me tot mijn taak: de randvoorwaarden creëren om het eerste team te laten functioneren.

“Tegen mij zegde Maarten Oldenhof (op dat moment algemeen directeur bij Ajax, nvdr): ‘Martien, vanaf nu ben jij onze ogen en oren in Antwerpen, maak er op het technische vlak iets moois van met Simon ( Tahamata, nvdr).’ Ik vroeg me wel eens af: moest ik hem niet eerlijk vertellen wat er in Antwerpen aan de hand was? Je moet niet vanaf de eerste thuismatch champagne schenken om een week later Ajax al te vragen de rekening te betalen. Vaak belde Maarten me op: ‘Wat is daar aan de hand, ze komen wéér te kort?’

“Dat we toen met geld hebben gegooid, klopt niet. Met een klein budget hebben we iets moois neergezet. Kijk maar naar al de spelers die uit de jeugdacademie zijn gekomen.”

Dat hij te veel geld uitgaf voor drie duurbetaalde Joegoslaven ( Svetlicic, Marinovic en Mutavdzic) wuift Vreijsen weg: “Hoeveel euro op de contracten stond, weet ik van geen enkele speler. Daar zorgden Louis de Vries en Bob Van Jole voor. Ik ben de drie wel gaan bekijken met Louis. Ik geef toe dat ik onder de indruk was van Mutavdzic. Marinovic was een gewone speler, maar kostte niets. Omdat Mike Verstraeten naar Anderlecht ging, hadden we op die positie iets nodig. Ik heb ook fouten gemaakt. Zo had ik Geert Brusselers niet mogen halen. Bij NAC was dat een nuttige speler, maar hij bracht niet wat van hem verwacht werd.

“Na één jaar vroeg Ajax me of ik algemeen directeur wilde worden. Maar ik had geen zin om me in dat wespennest te steken.”

5. Jeroen Slop (Ajax)

Op één juli 2003 verkocht Ajax Germinal Beerschot voor een symbolische euro weer aan de vroegere hoofdaandeelhouders, Jos en Albert Verhaegen en René Snelders. Dat Ajax daar nu spijt van heeft, klopt niet, zegt financieel directeur Jeroen Slop vanuit Amsterdam. “Men ziet al die goeie jonge Belgische spelers bij Ajax die nog van Germinal Beerschot komen, maar of daar qua saldo voor ons, Ajax, een plus of min uit komt, zal de tijd leren. Spijt dat we niet meer in Antwerpen zijn, heeft Ajax niet. Wij merkten gewoon dat we vanop afstand de zaak niet op orde konden houden. Onze directeur Arie van Eijden heeft dat eens mooi uitgedrukt: ‘Als je er zelf niet bij bent, wordt je haar niet gewassen.’ Het werd zakelijk een veel te zwaar verhaal, het kostte gewoon te veel geld. Dat Ajax er tussen 15 en 20 miljoen euro heeft ingestopt? Het was veel meer. We wilden ervan af. De sfeer en het geruzie binnenskamers hebben er niet toe bijgedragen om ons standpunt te herzien.”

Ajax belandde bij het project via Louis de Vries. “Het ging er ons om onze jeugdopleiding in het buitenland op te zetten, in landen waar het voetbal nog niet tot grote exploitatiebedragen leidde. In Italië, Duitsland en Spanje konden wij dat niet, in België, Zuid-Afrika en Ghana wél.

“Ons beginplan, een kwaliteitsinjectie in de jeugdopleiding stoppen, is helemaal goed gegaan, maar om het draagbaar te houden moesten de inkomsten van de club omhoog. Dat is nooit gelukt. Wij hadden nooit de intentie om de bedragen die we nu betaald hebben – meer dan 20 miljoen euro – te investeren.

“Uiteindelijk namen we een investeringsbeslissing op basis van een interessant project en de plannen die er lagen om deze club met de hulp van sponsors die de indruk wekten dat zij zouden investeren, uit te bouwen. Dat aantrekkelijke bedrijfsplan is helaas nooit bewaarheid geworden. Het project had wel kunnen werken als de overheid en de grote sponsoren hadden bijgedragen tot het succes. Dat is niet gebeurd. Toen bleek dat alle betrokkenen op verschillende sporen zaten, hebben we ons aandelenpakket van 30 naar 70 procent opgetrokken om de verliezen aan te zuiveren, maar ook toen we baas werden, konden we het niet keren.”

Het laatste anderhalf jaar was Slop zelf één dag per week in Antwerpen om de schade te beperken. Uiteindelijk ging de club terug naar de mensen van Ekeren. Er waren meer gegadigden dan de huidige hoofdaandeelhouders en Roger Lambrecht, zegt Slop: “De anderen waren te afwachtend.” Kan het dat ze, Roger Lam-brecht incluis, geen zin hadden om naast de overnameprijs nog eens 30 miljoen frank (750.000 euro) te betalen aan de mensen van Ekeren? Slop: “Als iemand de oud-aandeelhouders wilde uitkopen, kan het dat die daar een bepaalde som voor vroegen, dat is algemeen gangbaar in het zakenleven.”

6. Louis de Vries

In juni 2000 stapte initiatiefnemer Louis de Vries ontgoocheld en ziek uit het project. Vanuit Spanje wil hij eenmalig terugblikken op zijn rol toen.

De Vries ging in 1998 met een mandaat van Jos Verhaegen voor Ekeren op zoek naar een buitenlandse partner. “Omdat de situatie bij Germinal Ekeren uitzichtloos was en Jos wilde afbouwen. Ik ben eerst gaan praten met Arsenal en Tottenham, maar zij waren bang dat de UEFA hen zou verbieden aan de Europacup deel te nemen als ze aandelen in een andere club namen. Dankzij de inbreng van Ajax hebben de mensen van Ekeren veel geld gekregen voor hun oude club, terwijl ze toch leidinggevend bleven.”

Daar liep het verkeerd tussen Verhaegen en De Vries: “In plaats van mee te werken, hadden ze een houding van: ‘Laat De Vries maar zijn plan trekken.’ Zo trad Jos al vroeg uit het transfercomité want ‘zo in groep kon hij toch niet werken.’ Waar hun bedrijven en toeleveraars vroeger altijd reclameborden en seats afnamen, kon er voor de nieuwe club niets af. Alles werd bekritiseerd: het imago, de te luide muziek, het videoscherm (‘Waar geeft De Vries ons geld aan uit?’, terwijl ik dat via mijn relaties gratis had gekregen). Vanaf de eerste wedstrijden werden onze spelers beschimpt. Er was kritiek op de ’te dure jeugdacademie’, waar ik jeugdtrainers een degelijke vergoeding gaf; de spelerssalarissen waren te hoog. Maar alles was wél bruto en officieel, niet op zijn oud-Belgisch. Bovendien verkochten we al meteen meer abonnementen dan er ooit kaarten voor een Europese wedstrijd van Germinal waren gesleten, die tegen Celtic uitgezonderd.

“Toen Jos Verhaegen Wouter Vandenhaute niet wilde als algemeen directeur, vond ik niemand anders, daarom besloot ik het zelf te doen. Ik dacht dat ik die klus wel kon klaren maar ik heb me te veel opgesteld als voetbaldier en vanaf het begin te weinig rekening gehouden met het politieke aspect van zo’n club. Toch ben ik nog steeds trots op wat we hebben neergezet: de mediacampagne, sportieve uitbouwen en resultaten, de schitterende ambiance en de thuisresultaten, de jeugdacademie, het respect voor de supporters (geen hekken rond het veld, een videoscherm) en de clubiconen ( Lozano en Coppens op de eretribune).”

Wat zou hij anders doen als alles te herdoen was? “Als ik alles had geweten, was ik er waarschijnlijk niet aan begonnen. Niet alleen maakte ik de fout een bloeiend managementkantoor op te geven voor een uitdaging die meer met passie werd aangegaan dan vanuit financiële overwegingen. Ik heb veel geld laten vallen, mijn gezin verwaarloosd en mijn gezondheid aangetast. Bovendien bleken veel partners in dit verhaal hun eigen agenda te hebben en niet bepaald onbaatzuchtig te zijn. Ik heb stadsbestuurders geloofd die meer beloofden dan ze gaven en bestuurders van belangrijke bedrijven die op gedane toezeggingen terugkwamen.”

Het was niet onbelangrijk dat bij Ajax Maarten Oldenhof als algemeen directeur moest opstappen (na het uitlekken van een relatie met een bestuurslid van Feyenoord). “Hij werd eerst opgevolgd door Frank Kales, die al snel onder vuur kwam, later door Arie van Eijden, die zo veel problemen moest oplossen dat hij zo snel mogelijk van het hele buitenlandverhaal af wilde.”

Het eerste budget stelde hij zelf op, samen met Eric Verhoeven. Het werd goedgekeurd door de raad van bestuur. “Het was inderdaad gebaseerd op meer inkomsten, op basis van het oorspronkelijke stadionverhaal en de toezeggingen van sponsors. Maar het startkapitaal was beperkt, er was niets: geen kantoren, personeel, nog geen potlood. Het was onmogelijk een professionele club uit het niets neer te zetten zonder te investeren. Christian Van Thillo, die meende zo’n 100 miljoen frank te kunnen binnenhalen, kan niets worden verweten. Toen bepaalde bedrijven hun beloftes niet naleefden, kocht hij zelf aandelen en regelde de introductie bij de latere hoofdsponsor De Post.”

Het klopt dat Ajax binnen een paar maanden al 2,5 miljoen euro moest bijpassen. “Niet alleen om die drie Joegoslaven te halen. Met dat geld is toen een hele ploeg aangetrokken, waaronder Andrei Demkine (kostprijs negentien miljoen frank), die Jos Verhaegen absoluut wou. De drie Joegoslaven kostten samen 55 miljoen frank, inclusief een deel van hun jaarsalaris als handgeld. Marinovic, aanvoerder van Rode Ster, kostte zeven miljoen frank. De andere twee kwamen via Ranko Stojic: Mutavdzic, die in opdracht van Jos Verhaegen was gescout door Rik Van Goethem, en Svetlicic. Tijdens de onderhandelingen bood Stojic mij en Vreijsen geld aan voor het tot stand brengen van de transfers. Hij was uiterst verwonderd over onze weigering en over het feit dat we die spelers toch namen. Ik heb later horen zeggen dat hij tegen Erik Gerets zijn verbazing heeft geuit over de gang van zaken.”

Dat hij op commissie werkte en een groot deel van de admi-nistratieve staf op zijn loonlijst had, was niet zijn keus. “Omdat de club geen staf had, bepaalde een contract met de nv GBA dat ik, in ruil voor 20 procent op de inkomsten (behalve de normale ticket- en abonnementenverkoop) naast mezelf acht man personeel zou leveren, waaronder twee secretaresses. Ik wist dat het eerste jaar verlieslatend zou zijn, maar ook dat die investering na twee of drie jaar zou renderen. Dat kwam er niet van: om een ruimere inbreng van Ajax mogelijk te maken, werd het tweede jaar dat contract al omgezet in parate arbeidsovereenkomsten tussen die werknemers en de nv GBA. Ook ik kreeg zo een meerjarige overeenkomst met vast salaris. Toen ik in 2000, ziek van alle tegenwerking, spontaan dat contract verbrak, heb ik geen opzegvergoeding gevraagd. Mijn vroegere medewerkers/makelaars Balla en Stefani heb ik amper laten werken voor Germinal Beerschot omdat ik de schijn wou vermijden aan de club te verdienen. Nochtans stond in mijn contract dat ik alle transfers mocht doen en commissie kon aanrekenen. Nooit gedaan.

“Ik weet dat alle betrokkenen, behalve ikzelf, aan Germinal Beerschot hebben verdiend: de Ekerenclan, die veel geld had gekregen voor hun oude club en daarna ook nog eens de aandelen van Ajax terugkreeg. Chapeau!

“Mijn medewerkers kregen hun beloofde loon, behalve Carl Huybrechts, die op een gegeven moment spontaan afstand heeft gedaan van wat hem was toegezegd, hoewel hij een geweldige rol had gespeeld in het ontstaan en de uitstraling van de nieuwe club.

“Ajax kreeg voor zijn inbreng uiteindelijk met de producten van onze jeugdschool ( Van Damme, Vermaelen, Vertonghen, De Mul, Aborah) een veelvoud van zijn investering terug.

“Uiteindelijk vind ik dat verhaal over geldverspilling maar een farce. Als je nagaat dat alleen ik Moumou Dagano wou kopen, nadat ik hem op een vrijdagavond één helft zag spelen tijdens de reservewedstrijd Gent-Moeskroen. Uiteindelijk was ‘men’ enkel bereid om de helft van de transferrechten te kopen voor anderhalf miljoen frank. Hij is daarna wél voor één miljoen euro verkocht aan RC Genk, waarbij Germinal Beerschot dan ook ‘maar’ de helft van de winst kreeg. Wie heeft er dan geld verspild?”

7. Steven Van Beethoven

In ‘Café Ivan’ in de Brederostraat vertelt Steven Van Beethoven, veiligheidsadviseur op het Kiel en een van de weinigen die sinds de opslorping ononderbroken aan de slag is, hoe hij in mei 1998 Jacques Pellens opvolgde als laatste clubmanager van het zieltogende Beerschot. Hoe hij naar de Aldi ging voor het goedkoopste waspoeder, in de winter de vingers van zijn handschoenen afknipte om te kunnen typen in zijn kantoor waar geen verwarming meer was, hoe de hele groep na een van de laatste overwinningen in Café De Change uitbundig vierde tot de ontnuchtering volgde: wie zou de winstpremie betalen?

“We zijn dat laatste seizoen toch nog gestart in de derde klasse, hoewel we geen frank hadden. Wie zegt dat we beter naar provinciale waren gezakt dan samen te gaan met Germinal, dwaalt. Zonder Germinal was het op het Kiel afgelopen. We zouden het volgende seizoen in de vierde klasse nooit aangevat hebben.

“Tussen die fameuze persconferentie van 21 januari 1999 en de eerste thuismatch van de nieuwe club in augustus tegen Lommel zijn er wonderen gebeurd. Maar het is allemaal veel te snel gegaan. Het eerste volgestort kapitaal op de nieuwe nv-clubrekening was niet eens voldoende om de lonen van juli te betalen. Toen al moest Ajax bijspringen. Een tweede obstakel was de interne paleisrevolutie bij Ajax. Toen de fusieclub startte, waren de bewindslui die het project mee hadden uitgetekend, weg. Hun opvolgers vroegen zich af: wat moeten we hiermee?

“Al op de eerste werkvergadering over de verbouwing van het stadion, wist ik hoe laat het was. Er waren té veel belanghebbende partijen, die allemaal hun eigen ding wilden doen. Het resultaat? We zitten met een stadion dat niet af is en dat nooit af zal raken. In het begin was hier niets, behalve wat oude stoelen van Beerschot en Germinal. De eerste zes maanden kon je niets verkopen, we konden pas beginnen na afloop van de competitie, op één juni. Als men in januari aan de slag had kunnen gaan, was het een ander verhaal geweest. Het is gewoon veel te snel gegaan. Al gauw bleek dat de verhouding tussen de partijen niet klopte. Iedereen en niemand was baas. Al heel snel werd niet meer met mekaar gesproken.”

De bekerzege op 28 mei 2005 voor 17.000 dolenthousiaste supporters was een scharniermoment, zegt Van Beethoven: “Daar hebben we voor het eerst met zijn allen een wijgevoel gecreëerd, supporters, stad, bestuur. Tot ’s anderendaags Cruz bekendmaakte dat hij naar Lierse ging. Plots was het wijgevoel weer weg en kwam het ikgevoel weer boven.”

Toch ziet hij alles nog goed komen: “In een van zijn eerste beleidsnota’s maakte burgemeester Patrick Janssens bekend dat hij topsport wil in zijn stad. In 1999 was daar geen interesse voor. Schaalvergroting betekent wel verhuizen. Met dit stadion kan de begroting niet meer omhoog. In een stad als Antwerpen bereik je 500.000 potentiële klanten alleen door je product goed te vermarkten, anders val je niet op.”

8. Guy Van den Broeck

Toen Germinal Beerschot drie jaar geleden de bekerfinale haalde, plaatste Guy Van den Broeck, toenmalig marketingverantwoordelijke, kanttekeningen bij de euforie. Het werd hem bijzonder kwalijk genomen dat hij het feestje verstoorde, maar drie jaar later blijft zijn verhaal van toen (met als titel ‘Waarom kan wat in Eindhoven, Genk en Rotterdam gebeurt niet in Antwerpen?’) overeind.

Guy Van den Broeck: “Alles draait om visie. Waar gaan we naartoe met de club? Die vraag is nooit beantwoord. Wij waren de eerste club in België met omkadering zoals kinderopvang. Op afterparty’s werd toen gefeest en geconsumeerd tot vier, vijf uur ’s morgens.

“Tien jaar is lang, maar ik zie geen evolutie. Als ik een film ga kijken, wil ik ook niet meer in een ouwe stoffige zaal zitten, ik wil naar de Metropolis. Germinal Beerschot is op de consumentenmarkt een concurrent van het Sportpaleis en Kinepolis. Op zaterdagavond vragen de mensen in Antwerpen zich af: ga ik naar Loft of naar Beerschot-Tubeke? Maar bij de club heeft men nog niet door dat men aan entertainment doet. In Engeland spendeert een bezoeker gemiddeld 68 euro aan een avondje voetbal, hier met moeite 23 euro. Daarom stoort het me zo dat men altijd terugkomt op dat uitgebreide organigram van toen. Het betalen van een commercieel topdirecteur is net zo belangrijk als goeie transfers realiseren.

“Een club moet bruisen, zeker in Antwerpen waar alles zwart-wit is. Een ambitieus verhaal volgt men hier snel. Blijft het middenmoot, heb je dan wel een groter stadion nodig? Ik had ook meer inspanningen verwacht van de stad. Wat is citymarketing anders dan stadstroeven uitspelen? De stad heeft een stadion neergezet zonder visie, met als enige verdienste dat het binnen het voorziene budget bleef.

“Waar het verkeerd liep? De eerste keer toen Wouter Vandenhaute zich met een ambitieus interview onmogelijk maakte bij Jos Verhaegen. Men heeft blijkbaar moeite met mensen die het maken via talent. Marc Degryse lokte 5000 toeschouwers naar het Kiel, maar de enige opmerking die men maakt, is: ‘Wat kost hij?’ De tweede fout waren de fricties bij Ajax. Zodra Maarten Oldenhof vertrok, liep het voor Germinal Beerschot mis.

“Het derde scharniermoment was het winnen van de beker en er achteraf niets mee doen. Vooraf hadden we een scenario doorgenomen om alle captains of industry uit de Antwerpse haven op de dag van de match op te halen, ze een diner aan te bieden en hen een plan voor te leggen om mee te stappen in een nieuwe exclusieve businessclub. Tot iemand van het bestuur zei: ‘Maar dat moeten ze wel zelf betalen, hé.’

“Dat laatste scharniermoment had het verkeerde DNA kunnen compenseren. Maar men kon zich niet inbeelden wat die bekerfinale zou losweken. Geïnteresseerde sponsors kregen na de finale niemand aan de lijn. De commerciële cel was met verlof.

“Er zijn fouten gemaakt door alle betrokkenen. In dit verhaal zijn er geen zondaars en geen heiligen. Het is gewoon een onmogelijk huwelijk geweest, dat nooit had mogen plaatsvinden. Finaal is dat de belangrijkste opmerking in dit verhaal: het DNA tussen Ekeren en Beerschot klopte niet.”

De oplossing ligt volgens Van den Broeck misschien wel in een samengaan met Antwerp: “Op voorwaarde dat men eerst met de supporters gaat praten. Die houden van hun club, maar ook van hun stad. Die willen ook Europees de boer op, in plaats van naar Virton! Een Antwerpenaar pikt geen 5-4-1, die wil 4-3-3! Als je naar de sterren reikt, verzink je niet in de modder. Misschien had een compleet nieuw stadion met 20.000 plaatsen het verschil kunnen maken. Dan had iedereen gezien: dit is iets nieuws. Men heeft niet genoeg gedurfd. Durf eens!

“Men durft niet groot denken, dat is het probleem in Antwerpen. Men heeft geen moed. Als het in een dorpsstraat in Eindhoven kan, waarom dan niet in Antwerpen? Nu moddert men maar wat aan.”

9. Jos Verhaegen

Ook clubvoorzitter Jos Verhaegen, een van de hoofdrolspelers in dit verhaal, werd gecontacteerd. “Vraag maar”, zegt hij aan de telefoon, tot hij hoort dat het gaat om een terugblik op tien jaar geleden. “Over het verleden spreek ik niet graag. Om oude koeien uit de sloot te halen en eventueel mensen te kwetsen, heb ik geen zin. Mijn naam mag vallen, ik heb daar geen problemen mee. Er zullen positieve en minder goeie punten bij zijn, maar ik wil daar liever niet op reageren. Deze club moet aan de toekomst denken.” S

Volgende week deel 2: De sportieve erfenis

door geert foutré – beeld: michel gouverneur (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content