Waar krijgt de eigen jeugd de meeste kansen, welke clubs zien hun spelers elders aan de bak komen en wie levert de meeste Rode Duivels? Alle cijfers op een rijtje.

De Belgische competitie is een steppingstoneleague”, stelt sporteconoom Trudo Dejonghe. “Met andere woorden: we dienen om jeugd op te leiden, kansen te geven en met een meerwaarde door te verkopen.” Alleen, gebeurt dat ook? Bij slechts twee eersteklassers staan meer dan twee zelf opgeleide spelers geregeld in de basis.

Vroeg doorschuiven

Bij bekerwinnaar Sporting Lokeren kwam tot dusver de meeste eigen jeugd in actie. Drie spelers kwamen ruim boven de 270 minuten, of een vijfde van de speeltijd, uit: kapitein Killian Overmeire, kersverse Rode Duivel Laurens De Bock en Nill De Pauw. Ook Jore Trompet, Ruben Ketels, Cedric Mingiedi en Alexander Corryn hangen dicht bij het eerste elftal en er staan er nog een paar in de wachtrij. Het is ooit anders geweest, weten de fans in het Waasland. Sportief directeur Willy Reynders: “Enkele jaren geleden hebben we voor een duidelijke koerswijziging gekozen. De jeugdwerking moest een van de pijlers worden van het nieuwe Lokeren. Als ik kijk naar onze jeugdinternationals in elke leeftijdscategorie, vind ik het spectaculair wat hier op korte tijd gerealiseerd is.”

Eerder was u aan de slag bij KRC Genk. Wat heeft u daar opgepikt?

Willy Reynders: “Dat je de echte supertalenten tijd moet laten winnen. Als ze het in hun leeftijdscategorie te gemakkelijk hebben, schuif ze dan door, zodat ze nieuwe uitdagingen krijgen. Jongens die op hun 15e of 16e al bij de beloften spelen, zijn tegenwoordig geen uitzondering meer.”

Hoe ver trekken jullie spelertjes aan?

“We houden het vrij kort in de buurt: vooral Oost-Vlaanderen, met nog een randje Antwerpen. Het verschil met vroeger is dat steeds meer jongeren voor ons kiezen. Vroeger kwamen ze vooral uit Brugge heel vroeg alle talenten wegplukken. Mensen stapten daar vaak blind in mee, nu denken ze al eens vaker op lange termijn. En dan zien zowel de ouders als de spelertjes zelf dat er in Lokeren meer kansen liggen.”

Lastigst blijft die laatste stap van de beloften naar de eerste ploeg.

“Dat is zo, maar als je ze er niet in zet, weet je het nooit natuurlijk. Wat me wel stoort, is het grote aantal interlands dat onze jeugdinternationals moeten afleggen, net als ze in aanmerking komen voor die eerste ploeg. Vaak met een overladen programma en extra belasting tot gevolg. Vooral het belang van vriendschappelijke matchen ergens in Wit-Rusland of Oekraïne ontgaat me volledig. Of het zou als plezierreisje voor de bobo’s moeten zijn.”

Gaat u uw transferbeleid ook meer africhten op uw jeugdwerking?

“Bedoeling is elk jaar door te selecteren en vers bloed te laten doorstromen. We willen naar een constante bezetting van tien jongens uit de eigen kweek in onze A-kern. Dan moet er natuurlijk wel plaats zijn. Daarom moeten we erop toezien dat we geen ‘nutteloze’ buitenlanders meer aantrekken. Het probleem is dat het aanbod zo groot is: je krijgt elke week spelers van uit Japan tot Zuid-Amerika aangeboden. Daar zullen we nog duidelijker keuzes in moeten maken. Alleen van iemand als Ayanda Patosi voelde je snel: die kan iets wat onze jongeren niet kunnen.”

Elke eersteklasser moet verplicht acht in België opgeleide spelers in de kern tellen. Ludwig Sneyers van de Pro League wil een stap verder gaan: hij wil acht homegrown spelers op het scheidsrechtersblad. Stemmen jullie voor?

“Voor ons mag dat er zeker doorkomen. Hoe sneller, hoe liever. Alleen denk ik niet dat de grote clubs dat laten passeren.”

Gepaste trots

In de eindstand (zie kader) eindigt KRC Genk op het hoogste schavotje. Weinig verrassend voor de Limburgers, die al lang gelden als de pioniers op dat vlak. “Als we de Rode Duivels zien schitteren, mogen onze jeugdcoaches trots zijn”, zegt Roland Breugelmans, hoofd jeugdopleidingen bij KRC Genk. “Courtois, De Bruyne, Defour en nog een aantal anderen hebben we hier letterlijk en figuurlijk groot zien worden.”

Naast techniek leggen jullie de focus op discipline. Fluoschoenen komen er bij jullie niet in, om een voorbeeld te geven.

Roland Breugelmans: “Neen, daar zijn we geen voorstander van. Kapsels en oorringen hetzelfde. We vinden dat jongens zich nog altijd met hun prestaties in de kijker moeten spelen, niet met andere zaken. Ik ga niet zeggen dat dat voor altijd zo zal blijven, maar nu is dat geen discussiepunt binnen de club. Vanaf de beloften krijgen sommige jongens een kledingsponsor en dan zijn ze daar wel vrij in. Van een andere orde is de nadruk die we leggen op hun schoolprestaties. Van de honderden spelertjes zijn er uiteindelijk maar drie of vier per jaar die ook echt prof worden. Ik heb jongens gezien die alles op het voetbal wilden zetten en dan maar van school af gegaan zijn. Een paar jaar later blijf je dan met lege handen achter. Daarom willen we dat elke speler een diploma haalt, naar zijn eigen mogelijkheden.”

Ook een omkadering met gediplomeerde coaches is van groot belang. Alleen kiezen die nog vaak voor het provinciale voetbal, waar meer geld te rapen valt.

“Ik denk dat het toch een roeping is. Coaches die liever kampioen spelen in tweede provinciale en 100 euro per maand meer verdienen, hebben blijkbaar andere ambities en dat is hun goed recht. Wij hebben mensen die hier hun ei kwijt kunnen en voldoening halen uit de progressie van de jongeren. Ik stel ook vast dat er weinig verloop is, we werken al jarenlang met dezelfde ploeg. Onze coaches weten dat ze zich binnen deze regio moeilijk kunnen verbeteren en ze zien ook dat we hier nog steeds stappen vooruit zetten.”

Jullie zijn de voorbije jaren meermaals langs de kassa gepasseerd met eigen jeugd.

“Alles samen gaat er jaarlijks goed een miljoen euro naar onze werking. Als je dan ziet dat we alleen al de laatste drie jaar 40 miljoen euro hebben binnengehaald met de transfers van eigen jeugdspelers,… Bij Genk beseffen we heel goed: wij leven dankzij de jeugd. We moeten nog steeds de eerste transfer doen van een niet-jeugdspeler die een meerwaarde oplevert. Sonck, Vandenbergh, João Carlos, noem maar op,… uiteindelijk was het altijd een nuloperatie.”

U zit al lang in het vak, wat vindt u de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen jaren?

“Dat het niet altijd meer de reuzen zijn die het halen. Echte voetballers, jongens met vista en techniek als Defour en De Bruyne drijven weer boven. We willen daar nog verder in gaan en blijven zoeken naar jongens die vooral heel goed kunnen voetballen. Voor doelmannen eisen we toch een zekere lengte, op alle andere posities willen we jongeren voortaan niet al op hun 16e afschrijven omdat ze lengte missen. Heel verontrustend is dan weer hoe makelaars en andere clubs spelertjes op steeds jongere leeftijd benaderen en met geld gaan zwaaien. Ik hoop dat die praktijken binnenkort een halt toegeroepen worden.”

Botsen op een muur

De gemiddelde A-kern in onze competitie telt 26,63 spelers. Daarbij zitten gemiddeld 4,81 spelers uit de eigen jeugd. Per ploeg kwam na vijftien speeldagen echter slechts anderhalve speler (1,56) aan meer dan drie volledige wedstrijden speeltijd. Dat is nog geen zes procent per kern. Blijft de vraag waarom die doorstroming er bij sommige clubs wel komt en bij andere niet.

Reynders: “Aan het geld ligt het niet, wij investeren ook geen grote bedragen. Alleen gaat het om denken op lange termijn en ik kan me voorstellen dat die tijd er vooral bij de topclubs niet is. Het resultaat is heilig en dan blijft het een risico om een jonge speler te brengen. Uiteindelijk staat of valt alles ook met de hoofdcoach, die de jongens uiteindelijk moet lanceren. Peter Maes staat achter onze filosofie, dat is van onschatbare waarde.”

Breugelmans: “Wij roepen al jaren om een competitie die de stap tussen beloften en eerste ploeg kleiner moet maken, iets op het niveau van derde klasse. Nu hebben onze spelers te weinig waardemeters. Verder stel ik vast dat er bij andere clubs óók goed en hard gewerkt wordt in de jeugd, alleen botsen ze vaak tegen een muur als ze talenten willen laten doorstromen. Bij veel eersteklassers blijft de jeugdwerking een eiland, volledig los van het eerste elftal. Voor veel van mijn collega’s is dat enorm frustrerend. Het grootste verschil met de andere clubs? Zij zeggen het, wij doen het ook.”

DOOR JENS D’HONDT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Als ik kijk naar onze jeugdinternationals in elke leeftijdscategorie, vind ik het spectaculair wat hier op korte tijd gerealiseerd is.” Willy Reynders, sportief directeur Sporting Lokeren

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content