Het dorp der mirakelen

© BELGAIMAGE

Traditieclub Lokeren bereikte in zijn vijftigjarig bestaan de kwartfinales van de UEFA Cup, werd vicekampioen en won twee keer de beker van België. Nu komt het voortbestaan van de club door financiële problemen in het gedrang. Een terugblik.

Aimé Anthuenis (76) is geboren in Lokeren. Hij groeide er op in een tijd dat de derby tussen Racing en Standaard in de lagere reeksen soms 5000 man trok en maakte in 1970 in de vierde klasse als Racingspeler de fusie tussen de twee Lokerse voetbalclubs mee. ‘Beide ploegen moesten toen ieder jaar zoeken om financieel rond te komen’, zegt hij. ‘De fusie werd een succes omdat er verstandige en kapitaalkrachtige mensen bij betrokken waren. In de eerste plaats Etienne Rogiers, een zakenman zonder kinderen die ontzettend ambitieus was en enorm veel in het voetbal investeerde. Via zijn business in Polen slaagde hij er zelfs in Wlodek Lubanski naar Lokeren te halen. Ook belangrijk: de stad werkte mee aan de fusie en stelde een neutraal veld ter beschikking, een terrein dat tot dan alleen gebruikt werd om een paar keer per jaar de politie tegen de brandweer te laten voetballen én om koersen voor windhonden te laten plaatsvinden. Dat was het huidige Daknamstadion. Er stond in die tijd ook al een kleine tribune, waar nu de hoofdtribune staat.’

Nu nog doet Daknam mij emotioneel meer dan het veld van eender welke topclub.’ Henk Mariman

Vier jaar later, in 1974, speelde Sporting Lokeren al in de eerste klasse. In 1977 bracht het in de UEFA Cup zelfs FC Barcelona op de rand van de uitschakeling, in 1981 werd het vicekampioen en in 1982 Europees kwartfinalist. ‘De eerste coach in eerste was de Tsjech Ladislav Novak en er zouden later via die connectie nog meer Tsjechen volgen, zoals Jan Koller‘, aldus Anthuenis. ‘Lokeren had toen onder leiding van manager Aloïs Derycker een enorme scouting in binnen- en buitenland. Ze vonden jongens als de Schot James Bett en de IJslander Arnor Gudjohnsen. Dat waren topjaren met een elftal van Europees niveau. Lubanski was de Johan Cruijff van het Oostblok. Hij kon alleen gehaald worden omdat hij in een interland met Engeland zwaar geblesseerd was geraakt aan de knie en meer dan een jaar out was geweest. Ook Grzegorz Lato was een topspeler. En Preben Elkjær Larsen was hét jonge talent in Europa, maar verkommerde in Keulen onder Hennes Weisweiler. Er waren toen ook heel goeie Belgen, zoals Raymond Mommens, Eddy Snelders, René Verheyen en Bob Dalving. Het was een tijd dat er zelfs internationals op de bank zaten. Ik denk aan Roger Henrotay en Guy Dardenne.

In 1976 werd Lokeren in de UEFA Cup maar nipt uitgeschakeld door FC Barcelona. Johan Cruijff maakte de beslissende goal.
In 1976 werd Lokeren in de UEFA Cup maar nipt uitgeschakeld door FC Barcelona. Johan Cruijff maakte de beslissende goal.© BELGAIMAGE

‘Halverwege de jaren 80 werd het moeilijker, omdat Rogiers het niet meer kon blijven betalen. Sportief werd het minder en er kwam minder volk kijken. Toen ik in 1985 hoofdtrainer werd, nam ik een pak UEFA-juniores naar de eerste ploeg mee. Danny D’Hondt, Patrick Van Veirdeghem, Patrick Naudts, Angelo Nijskens, de broers Mbuyu. Met een jonge ploeg haalden we zelfs Europees voetbal. We waren toen verplicht om de tweede en de derde klasse heel goed te kennen, om daar betaalbare goeie spelers te kunnen halen, zoals Patrick en Bruno Versavel, en die dan eventueel met winst te verkopen. Vóór de komst van Roger Lambrecht was er elk jaar 20 miljoen Belgische frank ( een half miljoen euro, nvdr) te kort. Neemt hij begin de jaren 90 de club niet over, dan was die toen al een vogel voor de kat geweest. Er was nood aan een kapitaalkrachtige man zoals Rogiers destijds. Lambrecht investeerde en stak nooit weg dat hij zijn deel terugnam wanneer er een grote uitgaande transfer gedaan kon worden. Nadat Lokeren zich tien jaar geleden pas op de laatste speeldag kon redden en Lambrecht in tranen was, investeerde hij zwaar om dat risico te vermijden. Met een op Belgische niveau weer sterke ploeg werd twee keer de beker gewonnen. Maar intussen is die weer helemaal afgeroomd. Wat nu gebeurt, is het gevolg van wat al jaren aan de gang is. Te weinig geld en te weinig goeie spelers.’

Aimé Anthuenis
Aimé Anthuenis© BELGAIMAGE

GEEN POEHA

Ook Stany Rogiers (70) speelde voor Racing en Sporting Lokeren. Tussen 1975 en 2001 was hij op Daknam hoofdkinesist en revalidatietrainer. ‘Met een kinesist waren wij eind jaren 70 trendsetters’, zegt hij. ‘Daarvoor werd er alleen maar gesproken over soigneurs, of over ‘de man met de spons’. Ik had toen nagenoeg een rechtstreekse lijn met professor Marc Martens, een man die in zijn vak top was in Europa. Ooit ben ik op 11 november bij hem thuis op controle gegaan met Preben Elkjær Larsen! Ik beleefde er geweldige momenten. Er werden supertransfers gedaan en het provinciale clubje Lokeren profileerde zich als een fantastisch voetballende ploeg. Zo ontstond de benaming ‘het dorp der mirakelen’. Ik voelde er mij altijd goed. Er was nog echte kameraadschap en ook veel respect voor het gouden trio dat het beleid uitstippelde: voorzitter en mecenas Etienne Rogiers, manager Aloïs Derycker en ondervoorzitter Gaston Keppens. De club kon bouwen op vaste steunpilaren als Fiel Laureys, Willy Peeters en Louis Horemans. Mannen die de ziel van de club kenden. Honkvastheid, nestwarmte, solidariteit. Geen poeha. Er werd genoten en er mocht gefeest worden. De Lokerse Feesten bestaan niet voor niets, hé!’

Stany Rogiers
Stany Rogiers© BELGAIMAGE

Henk Mariman (49) woonde in Daknam, een deelgemeente van Lokeren. Hij was supporter van Sporting, speelde er in de jeugd en werd er jeugdcoach. ‘Als jong manneke reed ik met mijn fietsje langs de oude spoorweg tot aan het stadion’, vertelt hij. ‘In tien minuten stond ik er. Wanneer ik van school kwam, stopte ik aan het oefenveld om naar de training van de eerste ploeg te kijken. De generatie waar ik het kortst bij stond, was degene die in 1986/87 Europees voetbal afdwong. Bob Hoogenboom, René van der Gijp, Stephen Keshi en Didier en Dimitri Mbuyu. De Fin Kari Ukkonen was mijn idool. Wanneer hij werd ingespeeld, kon hij met zijn spelinzicht en zijn vaardige linker de bal meteen neerleggen waar hij wou. Ik ging toen zelfs mee met de bus naar uitwedstrijden. Intussen ben ik zowat overal geweest, maar nu nog doet Daknam mij emotioneel meer dan het veld van eender welke gerenommeerde club.

Henk Mariman
Henk Mariman© BELGAIMAGE

‘Ik vond vooral de periode leuk toen er nog een beperking was op het aantal buitenlandse spelers. Dan was het uitkijken: welke drie buitenlanders trekken ze aan? De tijd van de Tsjechen Jan Koller, Roman Vonasek en Václav Budka was ook een geweldige periode. Ook de promotie naar eerste met de Nederlanders Remco Torken en Marcel Peeper was voor mij een hoogtepunt. Sporting had toen meer identiteit dan in de latere jaren met die overvloed aan buitenlandse spelers. Het is wel lovenswaardig dat een club met zo’n beperkt hinterland in de eerste klasse is kunnen blijven overleven en ook nog eens zulke resultaten behaalde. Het leuke is dat je er als supporter iedereen kent. Sporting is voor mij een familieclubje, heel open, toegankelijk en sympathiek.’

Dimitri Mbuyu
Dimitri Mbuyu© BELGAIMAGE

Dimitri Mbuyu (55) speelde van 1983 tot 1987 in de spits bij Sporting en was vorig jaar ook kort technisch directeur. Hij en zijn broer groeiden op in Lokeren en doorliepen er alle jeugdreeksen. ‘Van zodra we konden lopen, waren we al supporter’, lacht hij. ‘Ik mocht er fantastische tijden beleven en werd dankzij de club zelfs Belgisch international. Dat zijn nostalgische herinneringen. Sporting was een sympathieke volksclub, een traditieclub die de voetballiefhebbers charmeerde. Met wat er nu gebeurt, voelen we ons niet goed. Vorige week kwam ik in de supermarkt Lubanski tegen en ook zijn humeur lijdt eronder. Het is en blijft de club van ons hart, die wil je niet uit je leven zien verdwijnen.’

Alle deuren stonden er altijd open, zowel die van het secretariaat als die van de sportief directeur of de voorzitter.’ Herman De Landtsheer

KORTE LIJNEN

Boubacar Copa (40) is een van de vele Afrikanen die voor de Waaslandse club speelden. Van 2007 tot 2017 was hij er doelman. ‘Lokeren werd voor mij familie’, aldus de Ivoriaan, die in 2015 met zijn land na het nemen van strafschoppen de finale van de Afrika Cup won. ‘Ik keer er graag terug en de ontvangst is altijd even hartelijk. In tijden van succes knuffelde ik er veel mensen en bij mijn afscheid huilde ik. Ik voelde dat bij supporters en clubmedewerkers alles uit het hart kwam en dan weet je wat zo’n klik bij een emotioneel en enthousiast persoon als ik veroorzaakt. Het grote geld viel er niet te rapen, maar er was altijd een grote betrokkenheid van iedereen en een natuurlijke drang naar meer. Dat is wat ook wat mij dreef. Ik bood veel hulp en kreeg er ook veel.’

Boubacar Copa
Boubacar Copa© BELGAIMAGE

Jan Van Troos (57) werkt sinds 2007 als scout voor Sporting en beleefde er zijn mooiste momenten met Peter Maes als hoofdcoach en Willy Reynders als sportief directeur. ‘Peter is een man van eenvoudige maar duidelijke communicatie en dat typeert Lokeren als club volledig’, vindt hij. ‘Korte lijnen, duidelijkheid, niet veel poespas, directe actie, karaktersterkte. Zo slaagden we erin met een kleinschalig project toch grootse prestaties neer te zetten, om twee keer de beker te winnen, play-off 1 te spelen en Europees voetbal af te dwingen. Peter was daarbij een energiebron langs de zijlijn die spelers constant naar een hoger niveau stuwde. Lokeren zal voor mij altijd de charmante club blijven waar met beperkte middelen maximaal werd gepresteerd, waar alles in een gemoedelijke en vriendschappelijke sfeer gebeurde, waar inzet en werkkracht erg werden geapprecieerd en waar succes met een mooi feestje gevierd werd.’

Jan Van Troos
Jan Van Troos© BELGAIMAGE

Freddy Heirman (71) was van 2007 tot 2010 en van januari tot november 2019 assistent. Hij fungeerde ook tweemaal als interim-coach. ‘Er heerste altijd een gemoedelijke werksfeer’, zegt hij. ‘Ik voelde er mij altijd thuis. Ze willen er jongens die de mouwen opstropen, vedetten worden er in de kleedkamer niet geduld. Ik maakte er onder meer de IJslandse connectie mee, met Runar Kristinsson en Arnar Gretarsson, mannen die de anderen op sleeptouw namen en nederig en bescheiden bleven. Een Lokerenaar is fier en heeft veel over voor het voetbal. Er is ook altijd een grote groep vrijwilligers in de club geweest. Getrouwen zoals Hilda en Beirke voor het eten en het materiaal, ploegafgevaardigde Willy Peeters en secretaris Louis Horemans maakten alles mee, van de opgang vanuit bevordering tot en met het echte topniveau. Oud-bestuurslid Fiel Laureys was Mister Lokeren. Het is best dat hij dit leed niet meer moet meemaken.’

Freddy Heirman
Freddy Heirman© BELGAIMAGE

Herman De Landtsheer (61) was er van 2007 tot 2012 videoanalist. ‘Je kon er als medewerker bijzonder ongedwongen werken, dicht bij de fans, meer in de sfeer van een provinciaal team dan van een topploeg met een moordende druk. Vooral de korte lijnen maakten het verschil. Alle deuren stonden er altijd open, zowel die van het secretariaat als die van de sportief directeur en de voorzitter. Ik denk vooral ook met een goed gevoel terug aan de charme die uitging van de mensen die daar dagelijks kosteloos de spelers en de technische staf in de watten legden. Sommigen maakten er al twintig tot dertig jaar deel uit van het meubilair en verdienen eigenlijk een standbeeld. Ook de uitstekende jeugdwerking zorgde voor de continuïteit. Voor mij is aanvoerder Killian Overmeire het boegbeeld van de club. Lokeren is voor mij zeker ook het beeld van de dansende afgevaardigde Willy Peeters. Een krasse tachtiger die zijn hart en ziel in de club stak en zijn vreugde zowel in de kleedkamer als voor de spionkop uitte met grappige danspasjes.’

Herman De Landtsheer
Herman De Landtsheer© BELGAIMAGE

GROOT VERDRIET

De IJslander Arnar Vidarsson (41) speelde negen jaar voor Lokeren, was er aanvoerder, huwde met een Lokerse en woont nog altijd in de Durmestad. ‘Sporting is een familiale club waar iedereen elkaar kent’, zegt hij. ‘Het DNA is: een trouwe supporterskern die je in het hart sluit als je er op het veld honderd procent voor gaat én een jeugdopleiding die al meer profspelers voortbracht dan de meeste andere profclubs.’

Hij is er na zijn spelerscarrière scout, beloftetrainer, assistent-trainer en interim-hoofdtrainer geweest. Bovendien zitten zijn zoontjes er in de jeugdopleiding. Hij komt dus nog heel veel op Daknam en leeft heel sterk mee met wat er tegenwoordig in de club gebeurt. ‘Het doet pijn te zien hoe Sporting in vier, vijf jaar tijd in de vernieling is gegaan. In de periode dat het goed ging, dat de transfers lukten en er twee bekers werden gewonnen, werd er vergeten om de infrastructuur te moderniseren. Ik begrijp wel dat meneer Lambrecht daar op zijn leeftijd het nut niet van inzag, maar het is wel de basis van de club. Bouwen aan de toekomst doe je via de fundering. Toen het mis ging met de transfers en spelers duurder werden, werd het moeilijk. Dat moet je dat kunnen opvangen met je jeugdwerking en je supporters. Vooral na de verkoop van de club aan Louis de Vries in juni 2019 is het heel snel verkeerd gegaan. Al kwam na de trainerswissel begin vorig jaar al het ene bericht na het andere dat de eigen jeugdspelers weer naar de B-kern moesten en dat ze niet goed genoeg waren en zo. Dat was heel schadelijk. In de A-kern van een club als Sporting zouden eigenlijk altijd 6 à 8 van de 24 spelers jongens uit de eigen jeugd moeten zijn. Die je dan omringt met iets beter betaalde profs. Maar wat er de laatste tijd gebeurt, begrijpen de mensen niet. Ze horen dat er geld te kort is, maar horen tegelijk verhalen over nieuwe spelers die 700.000 euro verdienen en over openstaande rekeningen van tekengeld van 150.000 en 250.000 euro voor nieuwe spelers. Ze weten ook dat er vorige zomer met Ortwin De Wolf aan Eupen en Dylan Mbayo aan Gent twee spelers uit de jeugdwerking werden verkocht voor naar verluidt zo’n 2 miljoen euro en vragen zich af: is dat om het tekengeld te kunnen betalen van spelers van boven de 30 jaar? Het is duidelijk dat er iets niet klopt in het businessplan. Ik kan je zeggen: de emotie die ik hier zie bij jeugdspelers, bij hun ouders en bij de jeugdtrainers, dat is precies alsof er iemand gestorven is. Het is één groot verdriet.’

De gloriejaren

De allerbeste jaren van Sporting Lokeren waren eind jaren 70, begin jaren 80, toen het in zeven seizoenen zes keer in de top vijf eindigde.

In 1976 bracht de provincieclub in de UEFA Cup zelfs het FC Barcelona van Johan Cruijff en Johan Neeskens op de rand van de uitschakeling. In de heenwedstrijd in Camp Nou bleef het 78 minuten 0-0, maar toen scoorde eerst Cruijff zelf en één minuut voor tijd werd het ook nog 2-0. Die stand stond in de terugwedstrijd op Daknam al na 25 minuten op het scorebord, na doelpunten van René Verheyen en Bob Dalving, maar in de tweede helft maakte Cruijff de treffer van de kwalificatie.

Vier jaar later werd Sporting Lokeren vicekampioen, na Anderlecht. In datzelfde seizoen 1980/81 werd ook de bekerfinale bereikt, maar die werd verloren van Standard. In de UEFA Cup werden achtereenvolgens Dinamo Moskou, Dundee United en Real Sociedad uitgeschakeld. Het Europees avontuur eindigde in de kwartfinales tegen de latere finalist AZ. Het was de tijd van de legendarische voorlinie Grzegorz Lato, Preben Elkjær Larsen en Wlodek Lubanski.

‘Samen speelden we bijna 300 interlands’, zegt Lubanski, die nog altijd in Lokeren woont. ‘Preben was onvoorspelbaar en snel, Grzegorz was een werker op rechts, ook snel en met een goeie voorzet, en ik probeerde met mijn techniek en spelinzicht voor de beste oplossingen te zorgen. Het was een fantastische tijd, de sfeer in het stadion was geweldig en we trokken ook veel mensen van buiten Lokeren aan. Ik herinner mij nog de eerste keer dat we wonnen van Anderlecht. Voor de beker kwamen we tegen Standard eens 0-3 achter maar wonnen we nog met 5-3. Tegen Barcelona toonden we dat we in Europa met de besten konden wedijveren. Voorzitter Etienne Rogiers was heel ambitieus en versterkte toen elk jaar de ploeg. Op een bepaald moment vroeg hij mij of ik ervoor kon zorgen dat Lato naar Lokeren zou komen, op dat moment een absolute topspeler in Europa. En dat lukte dus. Intussen zijn het heel andere tijden. Wie nog maar een klein beetje boven de middelmaat uitsteekt, wordt meteen verkocht. Zo kun je natuurlijk nooit iets opbouwen.’

Arnar Vidarsson
Arnar Vidarsson© BELGAIMAGE
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content