Twee jaar voetbalde de Tsjechische centrale verdediger David Rozehnal voor Club en in die tijd won hij een titel, een beker en twee supercups. Daarna speelde hij nog voor PSG, Newcastle, Lazio, Hamburg en Lille. Maar Brugge zal voor hem altijd speciaal blijven.

Het is in de perszaal van het oefencentrum van Lille OSC in het landelijke Camphin-en-Pévèle, op een kilometer of twintig van Rijsel, dat we David Rozehnal treffen. Eén keer zal de rust er verstoord worden, wanneer een van zijn ploegmaats er luid zingend doorheen trekt. “Dat is Rio Mavuba, onze aanvoerder. Hij is gek.”

Rozehnal was 23 toen hij in 2003 in Brugge aankwam. De titelviering met Club op een zonnige zondagnamiddag in de lente van 2005 na een gelijkspel thuis tegen concurrent Anderlecht noemt hij zijn eerste big feeling: “Het eerste wat ik mij daarvan herinner, is de smile van Rune Lange: hij opende een fles champagne en goot die over mij uit. (lacht) Daarna komen de taferelen in de kleedkamer en het etentje in de stad. Ik weet nog dat ik daar een hele tijd met Marc Degryse sprak en een foto nam van hem, zijn vrouw en mijn vrouw – toen nog mijn vriendin. Later is de hele bende verspreid geraakt in het stadscentrum. Het was een uur of twee toen wij thuis waren, denk ik.

“Het gevoel kampioen te zijn is fantastisch. Voordien was ik wel al met de U21 van Tsjechië Europees kampioen geworden, maar dat was in Zwitserland en niet te vergelijken met wat er toen in Brugge gebeurde. Wat mij vooral bijblijft, is de sfeer die van de tribunes neerdaalde. In de Tsjechische competitie betekent een vol stadion maximaal 10.000 toeschouwers, in Brugge waren dat er bijna drie keer zoveel. We verloren dat seizoen natuurlijk ook wedstrijden, speelden ook shit games, maar de supporters bleven altijd achter ons staan. Ik hield van de sfeer die ze creëerden en van hun onvoorwaardelijke steun. Dat is het vooral wat uit die tijd in mijn hoofd en mijn hart is gebleven. Nadien won ik met PSG in het Stade de France voor 80.000 man de beker van Frankrijk tegen Marseille, met Lazio won ik in het Stadio Olimpico voor 70.000 man de beker van Italië tegen Fiorentina en in mijn eerste seizoen bij Lille wonnen we de dubbel. Onvergetelijke ervaringen. Maar Brugge zal altijd speciaal blijven. Het was de grootste en de belangrijkste stap in mijn professionele carrière. Ik kwam van nergens, zeg maar, van een onbekende Tsjechische middenmoter. Niemand kende mij en niemand sprak mijn taal. We waren vreemdelingen in Brugge, maar we voelden ons snel thuis. Dankzij vriendelijke mensen in de stad en rond de club die ons echt wilden helpen. Dat vergeten mijn vrouw en ik nooit meer. Aankomen in Parijs of in Rome is toch iets anders. Bovendien beleefde ik er een heel succesvolle periode: een beker, een titel, twee supercups, winst op AC Milan in de Champions League onder meer ook. Het zijn een hele hoop herinneringen waarvan ik hoop dat ze nooit weggaan. We vonden er vrienden die vrienden zijn gebleven. In de eerste plaats Paul Courant, die zelfs op mijn huwelijk aanwezig was.”

Teamspirit

Het toenmalige succes van Club Brugge schrijft hij toe aan de groepssfeer. “Er was een goeie mix van Belgische en buitenlandse spelers. Nastja Ceh, Marek Spilar, Tommy Butina, Rune Lange, Sergiy Serebrennikov, Ivan Gvozdenovic… Natuurlijk, overal is er wel eens een probleem. Maar er was een goeie teamspirit, er werd gedurende het seizoen goed gewerkt en we waren gefocust op het winnen van de titel. Als spelers hetzelfde voelen en naar elkaar luisteren, dan is er zelfs geen coach nodig.

“Belgische spelers waren de leiders van de ploeg, maar bijna niemand was zeker van zijn plaats. Uitgezonderd misschien Timmy Simons. Gert Verheyen was een routinier en een grote persoonlijkheid, wanneer hij sprak luisterde iedereen. Philippe Clement was iemand die veel riep en schreeuwde op het veld. Maar ook types als Rune Lange zijn belangrijk om met een groep succes te creëren. Een harde werker en een goeie afwerker, maar vooral iemand die altijd goed gezind was en positief dacht. Als ik aan hem terugdenk, dan zie ik hem met een glimlach. (lacht) Met onze Nigeriaanse keeper Vincent Enyeama hebben we hier ook iemand die altijd voor een positieve spirit zorgt. Butina was ook zo. Je hebt leiders nodig, mannen die achter je staan en roepen en schreeuwen, maar nadien heb je ook mannen nodig die een aangename sfeer kunnen scheppen. Met die teamspirit zal de rest wel volgen. Natuurlijk, we waren een groep met nogal wat internationals. Ik ben bijvoorbeeld later nooit meer iemand tegengekomen die met zijn linker zo beslissend kon zijn op stilstaande fasen als Nastja Ceh.”

Hoofdtrainer was toen Trond Sollied. “Een van de meest positief ingestelde coaches die ik meemaakte”, zegt Rozehnal. “Vaak begon hij een training met een grappige opmerking of toch zeker met een opmerking waarvan je opkeek, in de kleedkamer of op het veld. Hij speelde offensief, ik hield van zijn manier van denken over voetbal en hij gaf mij kansen. In mijn voordeel en dat van andere buitenlanders was dat hij Engels sprak. Dat de Belgische spelers dat aanvaardden, zegt ook iets. Ik betwijfel of ze dat in Frankrijk zouden dulden. Bij Lazio sprak de trainer alleen Italiaans. De enige manier om hem te begrijpen, was zo snel mogelijk zelf Italiaans leren.”

Drama

Hij is 33 en vader van een zoon van zes jaar en een dochter van zes maanden. Vier seizoenen al speelt hij in Rijsel, waar hij nu in zijn laatste contractjaar zit. Af en toe komt hij vanuit Noord-Frankrijk nog eens naar Brugge gereden. “Om te wandelen in het centrum. We houden van de stad en van haar mensen, van de ijsjes en van de frieten. Het is niet ver en we kennen er onze weg. Het liefste wat we doen, is bij mooi weer iets eten op een terras op de Grote Markt. Mijn vrouw hield aan ons verblijf daar vriendinnen over.”

Het voetbal in Brugge volgt hij vanop afstand. “Ik blijf de resultaten volgen van alle clubs waar ik ooit speelde.” Het verwondert hem zeer dat Club sindsdien nooit meer landskampioen is geworden en in de voorbije acht jaar zelfs maar één keer in de top twee kon eindigen. Succes is niet vanzelfsprekend, weet hij: “Je hebt in een team goeie leiders en een goeie spirit nodig. Dat betekent niet dat alles altijd positief moet zijn. Soms heb je ook enkele battles nodig. Dan is het aan de leiders en de trainer om het probleem op te lossen. Supporters moeten achter je blijven staan. Als je verliest, is dat niet vanzelfsprekend, maar dat betaalt zich later terug. De mensen in de club moeten plezier beleven aan hun werk en op dezelfde manier denken. Ik denk dat dat de belangrijkste voorwaarden voor succes zijn.”

Herinneringen gaan op het einde van het gesprek naar Marek Spilar, een van de kampioenen van 2005, die er al niet meer is: op 7 september van vorig jaar sprong hij in Presov uit het raam van zijn appartement op de vijfde verdieping. Rozehnal en Spilar, in Tsjecho-Slowakije geboren centrale verdedigers, waren vrienden. “Hij was Slovaak, ik ben Tsjech, onze taal en onze mentaliteit zijn heel verwant aan elkaar”, zegt hij. “We speelden samen bij Sigma Olomouc voor we naar Club Brugge kwamen en nadien zagen we elkaar nog weleens in de zomer. Hij is in Tsjechië een keer bij mij thuis geweest om ter gelegenheid van de viering van mijn verjaardag een wedstrijdje met vrienden te spelen.” Waarom het drama is gebeurd, zegt hij niet te weten. “Je weet nooit wat er in je brein en in je leven kan gebeuren”, concludeert hij. “Het was een schok toen ik het plots op het internet las. In mijn herinnering leeft hij verder als een goeie kerel.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE IN RIJSEL – BEELDEN BELGAIMAGE

“Het gevoel kampioen te zijn is fantastisch.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content