Samen met Paul Van Himst en Wilfried Van Moer vervolledigt Rik Coppens ongetwijfeld het podium van de beste Belgische voetballers uit de twintigste eeuw. Maar in tegenstelling tot dat duo, dat een stevig palmares heeft, zowel individueel als met hun clubs en de nationale ploeg, heeft Rikkie nooit wat gewonnen. Op één trofee na: de Gouden Schoen, waarvan hij in 1954 de allereerste laureaat werd. Maar net zoals ene Roger Claessen van Standard dat jaren later deed, kon de aanvaller van Beerschot het publiek doen opveren. Niet alleen door zijn flitsen van klasse, maar ook door zijn guitenstreken.

Zo was hij degene die de ‘penalty in twee tijden’ uitvoerde, een een-tweetje met André Piters, op 5 juni 1957 in een WK-kwalificatiematch tegen IJsland (8-3) op de Heizel. Ooit zag hij een zeldzame keer een penalty gestopt, waarna hij op de keeper afstapte om die te feliciteren. De keeper aanvaardde de uitgestoken hand, maar de lepe Coppens profiteerde daarvan om de bal, die op de andere hand van de doelman lag, eraf te koppen en in het lege doel te trappen. Later, als trainer, behield hij altijd iets van een showman. Op Anderlecht trapte hij ooit de bal over de hoofdtribune het stadion uit omdat de arbiter een twijfelachtige fout had gefloten tegen Beerschot.

Coppens viel niet alleen op tussen de lijnen van het voetbalveld. Als koning van het Antwerpse nachtleven keerde hij eens samen met zijn boezemvriend Bob Maertens in de vroege uurtjes terug van een kroegentocht. Beide kompanen voelden nog een hongertje opkomen en vroegen aan een cafébaas om een broodje te smeren. Hij moest er maar alles op leggen wat hij nog had. Volgens de legende noemde Coppens het broodje een martino, naar Bob Maertens, waarmee hij dus het peterschap van die beroemde naam mag claimen.

Voor een ander uitje heeft Rikkie een auto nodig en hij besluit dan maar die van zijn vader te ‘lenen’. Wanneer ze na een avondje stappen weer bij de auto komen, merken ze een stevige deuk in de carrosserie op. Halsoverkop zetten ze een garagist uit zijn bed, die voor het ochtendgloren de schade herstelt. Wanneer Coppens’ vader ’s morgens de auto buiten wil rijden, roept hij zijn vrouw: “Zie, daar snap ik nu geen snars van. Ik ben gisteren tegen een muurtje gereden en nu is daar niks meer van te zien. Hoe kan dat nu!”

Een laatste gerucht wil dat de kleur van Coppens’ auto vaak assorti was met die van zijn talloze veroveringen. En dus keek niemand ervan op dat hij op een dag te zien was aan het stuur van een roze auto. Het was de enige met die kleur in heel Antwerpen, misschien wel in het hele land.

DOOR BRUNO GOVERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content