In de afgelopen drie en een half jaar heeft Spanje slechts één keer verloren. De enige vraag in Zuid-Afrika is straks dus: wie kan dit Spanje van een wereldtitel houden? Bondscoach Vicente del Bosque kent het antwoord al: ‘Wij zijn zelf onze ergste vijand.’

De Spanjaarden hebben ons voetballes gegeven. Dat was de algemene teneur in de Franse sportpers na het vriendschappelijke bezoekje van La Selección aan Frankrijk een goede drie maanden geleden. Op 3 maart 2010 gingen Les Bleus in het Stade de France de boot in met een droge 0-2, doelpunten van Sergio Ramos en de onvermijdelijke David Villa. Het was al 42 jaar geleden dat Spanje nog eens in Frankrijk had kunnen winnen. De Franse ex-international Bixente Lizarazu, die nu zijn eigen voetbalprogramma op RTL heeft en analist voor TF1 is, vatte het als volgt samen: “De Spanjaarden zijn individueel beter, maar ook collectief. In de tweede helft brachten ze zes nieuwe spelers in zonder dat hun spel daaronder leed.” Ook de Spaanse pers ging mee in de euforie. ‘Olé’ kopten de sportkranten Marca en As. Commentatoren overal te lande openden weer gretig het blik met superlatieven. Eén man pulkte echter ietwat geïrriteerd aan zijn snor: bondscoach Vicente del Bosque. “Ik heb vandaag ook slechte dingen gezien. We moeten blijven werken om die foutjes er nog uit te slijpen”, was zijn rationele analyse. In de kleedkamer was hij naar verluidt harder voor de spelers. Hij vond dat ze de bal te veel bijhielden op de eigen helft. En ook het voortdurende horizontale gebrei werkte op zijn systeem. Volgens Juan Antonio Gutiérrez, hoofdredacteur van As, is dat het verschil met de vorige bondscoach, Luis Aragonés. “De spelstijl van de nationale ploeg is nog dezelfde als die onder Aragonés: tiqui-taca, de bal rondtikken tot er een gaatje komt. Maar van Del Bosque mag er af en toe ook wel eens een lange bal verstuurd worden. Zijn stijl is directer.” In Parijs duwde de bondscoach zijn selectie staalharde cijfers onder de neus: Frankrijk had negen keer op doel geschoten, Spanje slechts zes keer. Spanje verloor 86 keer de bal, Frankrijk 84. En ten slotte was La Roja er in de hele wedstrijd slechts vier keer in geslaagd om vanop de flank een voorzet te versturen. Verontrustend?

Opgestoken vingertje

Bijna twee maanden later, eind april, hing Del Bosque weer aan de alarmbel. “Ik hoorde onlangs een commentator op de radio zeggen: ‘Het zou normaal zijn dat Spanje het WK wint.’ Man, ik zou zeggen dat het normaal is dat we niet winnen. We moeten ons voorbereiden op de moeilijkheden die ongetwijfeld nog zullen komen. Wij zijn zelf onze ergste vijand.”

In se heeft de bondscoach geen ongelijk. Want wat heeft Spanje tot nog toe op een WK gepresteerd? Niets om over naar huis te schrijven. Ze stonden nog nooit op het podium. Hun beste prestatie is die van het WK 1950, toen ze vierde werden. Sindsdien raakten ze nooit verder dan de kwartfinales. Daarmee doen ze het dus niet beter dan pakweg … België, vierde in 1986. En wie schakelden de nietige Belgen op dat WK’86 in de kwartfinales uit? Juist: Spanje. Het was het team van de haast onklopbare doelman Andoni Zubizarreta, de charismatische José Antonio Camacho, de beenharde Andoni Goikoetxea, de fluwelen Michel, de efficiënte targetspits Julio Salinas en ‘de gier’ Emilio Butragueño. In de achtste finale had datzelfde Spanje nog kipkap gemaakt van Denemarken: 5-1. Toen bleek dat in de kwartfinale België wachtte en niet de gevreesde Sovjet-Unie, waanden de Spanjolen zich al in de halve finale. Liep dat even anders: de strafschop door het midden van Leo Van der Elst staat in het collectieve Belgische voetbalgeheugen gegrift (tip: tik ‘Wereldkampioenschap voetbal Mexico 86 Spanje België 1-1’ in op YouTube, met commentaar van Rik De Saedeleer). De Spanjaarden bleven verweesd achter. Een en ander doet denken aan het WK 2002 in Japan en Zuid-Korea. Toen kreeg La Selección in de kwartfinale niet Italië tegenover zich, maar Zuid-Korea, een Aziatisch varkentje dat de Spanjaarden wel even zouden wassen. 0-0 werd het, en wéér waren de strafschoppen er te veel aan. Spanje droop ontgoocheld af.

Het mag dus niet verwonderen dat Del Bosque geen moment onbenut laat om de Spanjaarden te hoeden voor euforie. Zelfs in de uitschakeling van Barcelona in de halve finale van de Champions League tegen Inter zag hij een les voor het nationale elftal: “Dat kan net zo goed met ons gebeuren. Een technisch superieur team dat de wedstrijd domineert, maar toch niet wint … Deze waarschuwing komt op het juiste ogenblik.”

Het onophoudelijk opgestoken vingertje van de bondscoach lijkt zijn vruchten af te werpen. David Villa, Spaans topschutter in de WK-kwalificatiewedstrijden met zeven doelpunten, in een interview met As: “Als we denken dat we wereldkampioen zullen worden, zullen we het juist niet worden. We horen bij de favorieten, dat wel. Maar als we iets geleerd hebben op het Europees kampioenschap, is het dat je het wedstrijd per wedstrijd moet bekijken. We kunnen de tweede wedstrijd niet winnen zonder de eerste gespeeld te hebben.”

Opvallend: Villa maakte ook haast met het afronden van zijn transfer van Valencia naar Barcelona. Toen de spits tijdens de kwartfinale van de Confederations Cup in juni 2009 tegen de Verenigde Staten kans na kans de nek omwrong, werd achteraf gesuggereerd dat hij te veel met een transfer in zijn hoofd zat. Real Madrid, Chelsea en Barcelona maakten hem toen haast dagelijks het hof. Del Bosque heeft geen zin meer in transferperikelen rond een van zijn spelers net voor en zeker niet tijdens het WK. Daarom heeft Cesc Fàbregas de gesprekken met Barcelona ook even on hold gezet.

Spanje kloppen

De cijfers die La Selección kan voorleggen (zie kaderstuk), zijn duizelingwekkend. Niet voor niets sloot Spanje 2008 en 2009 af als nummer één op de FIFA-ranking. Spanje degradeert de tegenstander steevast tot toeschouwer: meer dan kijken hoe de bal heen en weer gaat, is voor de opponent vaak niet weggelegd. Het is als een tennismatch volgen. Een mooi voorbeeld daarvan is het eerste doelpunt van Xabi Alonso tegen Argentinië – mét Lionel Messi en Carlos Tévez – tijdens een oefenwedstrijd in november vorig jaar (2-1-winst voor Spanje). In vijftien seconden verandert de bal zeven keer van voet om uiteindelijk bij David Silva in het strafschopgebied terecht te komen. Diens schot wordt gepareerd, waarna Xabi Alonso binnenschuift. Het bewijs dat een doelpunt ook mooi kan zijn door wat eraan voorafgaat. Nochtans lieten de jongens van Maradona ook zien hoe je de Europese kampioen pijn kunt doen. Door lange ballen in de rug van Sergio Ramos en Joan Capdevila te droppen. De twee backs voelen zich namelijk comfortabeler in de aanval dan in de verdediging. Om die lange ballen te versturen, moet je de bal wel eerst hebben natuurlijk. Tegen Spanje, ook een meester in het in slaap wiegen van de tegenstander, geen evidentie.

Van een echt antigif tegen het Spaanse tiqui-taca is nog geen sprake. Ros Cayetano volgt de nationale ploeg voor El País: “Spanje is gewoon de best voetballende ploeg van het moment: het beheerst de bal en de ruimte op het veld als geen ander. Het huidige Spanje is het Brazilië van 1970 of het Frankrijk met Platini.”

Om Spanje te kloppen heb je dus een dosis geluk, een briljante keeper en een paar jongens met een extra set longen vandoen (denk maar aan de met de 1-0 gewonnen thuiswedstrijd van Club Brugge tegen Valencia in de Europa League). Een klein jaar geleden, op 24 juni 2009, was dat in het Vrij-staatstadion in het Zuid-Afrikaanse Bloemfontein niet anders. Toen gaven de Verenigde Staten de Spanjaarden partij in de halve finale van de Confederations Cup, het traditionele opwarmertje voor het WK. De Amerikanen wonnen met 0-2. Het was de enige verliespartij van Spanje in de afgelopen drie en een half jaar. Bij het eerste doelpunt liet – niet toevallig – Capdevila zich simpel in de luren leggen door de toen 18-jarige Jozy Altidore. Casillas kon het niet zo gevaarlijke schot van de zwarte jongeling maar half pareren en de bal dwarrelde via de paal binnen. Het tweede doelpunt werd door – evenmin toevallig – Sergio Ramos op een schoteltje aangeboden aan Clint Dempsey. Dat waren meteen ook de enige twee keren dat de Verenigde Staten in die wedstrijd een schot binnen het doelkader losten. Spanje trapte maar liefst 29 keer op doel, waarvan 8 binnen het kader, maar doelman Tim Howard had een begenadigde dag. Bovendien dwongen de Spanjaarden 17 hoekschoppen af, de Amerikanen slechts 3. Daar moet geen tekeningetje bij. Del Bosque was er achteraf ook als de kippen bij om de nederlaag als een accident de parcours te omschrijven.

Verschillende vaatjes

Het lijkt dus gerechtvaardigd om te stellen dat Spanje straks wereldkampioen wordt in Zuid-Afrika. Toch kan Juan Antonio Gutiérrez wel een reden bedenken waarom dat niet zo zou zijn: “Het grootste probleem van Spanje is dat het voor veel van zijn spelers een erg lang seizoen geweest is. Spelers als Xavi en Villa kregen af te rekenen met vervelende kwaaltjes, en Torres, Iniesta en Fàbregas zullen maar net teruggekeerd zijn uit blessure op het moment dat het WK voor Spanje begint ( op 16 juni, nvdr).” Torres, de held van het EK dankzij zijn doelpunt in de finale tegen Duitsland, heeft nog een ander probleem: hij kon in geen enkele van de tien WK-kwalificatiewedstrijden scoren. Een bevreemdende vaststelling als je weet dat hij bij Liverpool afgelopen seizoen in 22 competitiewedstrijden toch 18 keer de bal in de korf legde. Zijn meniscusblessure houdt Spanje al weken in de ban, meer nog dan de scheur in de kuit van Fàbregas en de spierscheur in de bil van Iniesta. De vraag is of Torres al vanaf de eerste wedstrijd tegen Zwitserland zijn explosieve zelf zal zijn. Mocht hij alsnog niet speelklaar raken, hoeft dat geen ramp te zijn. Ook op het EK toonde Spanje al dat het uit verschillende vaatjes kan tappen. Doordat Villa in de finale tegen Duitsland geschorst was, stapte Aragonés af van zijn geliefkoosde 4-4-2 en schakelde over naar een 4-5-1. Het middenveld werd versterkt met Fàbregas. Met succes. “De afgelopen jaren hebben we afwisselend 4-5-1, 4-4-2 en 4-3-3 gespeeld en hebben we bewezen dat we al die systemen aankunnen. Dat is een voordeel voor de trainer”, ziet ook Villa.

Aan de premie die de voetbalbond voorziet per speler als Spanje wereldkampioen wordt, zal het niet liggen. Die bedraagt 550.000 euro per kop. Als u zelf ook veel wil verdienen aan het WK, gokt u best niet op Spanje. Een week voor de openingsmatch staat La Roja bij de bookmakers 5 tegen 1 genoteerd, net voor Brazilië (6 tegen 1), Engeland (7 tegen 1) en Argentinië (8 tegen 1). Del Bosque zal het niet graag lezen.

door steve van herpe – beelden reporters

Het huidige Spanje is het Brazilië van 1970 of het Frankrijk met Platini.Ros Cayetano

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content