Op zijn 27ste heeft de doelman van Standard eindelijk een basisplaats te pakken.

Het is geen sinecure om de nieuwe doelman te zijn in het traditierijke rijtje van sterke Luikse doelmannen. En het is evenmin makkelijk om titularis te worden bij een eersteklasser die al verschillende jaren uit de schaduw probeert te treden. En de druk ondergaan die inherent is aan de gemiste seizoensstart van de Rouches is ook al geen makkelijke klus. Nochtans zijn dat allemaal factoren waarmee Olivier Renard rekening moet houden, want sinds het begin van deze competitie is de man uit Charleroi onder de Luikse lat de opvolger van de naar Turkije vertrokken Vedran Runje. Standard leek lang op Stipe Pletikosa te mikken om hem op te volgen, maar uiteindelijk kreeg Renard toch zijn kans. Omdat zijn prestaties minutieus worden geanalyseerd en omdat over elk van zijn tussenkomsten wordt gepraat, ondervindt hij aan den lijve dat eerste doelman zijn bij Standard niet het eerste het beste is.

Het was niet evident dat je een basisplaats zou krijgen. Tijdens het tussenseizoen was er zelfs even sprake van dat je zou weggaan …

“Ik wilde blijven, maar tegelijk besefte ik maar al te goed dat het op mijn 27ste erg belangrijk was om speelkansen te krijgen. Het was voor mij duidelijk dat ik zou vertrekken als Runje bleef. Ik was nog altijd eigendom van Udinese en Standard vond het te duur om de optie te lichten. Ik had wellicht weer kunnen worden uitgeleend aan een andere Italiaanse club, zoals eerder aan Modena, maar dat wilde ik niet meer. Als jonge speler is dat geen slechte oplossing, maar als je al wat ouder bent, is de kans groot dat je binnen de kortste keren plaats moet maken voor een jongere uit het eigen opleidingscentrum. Udinese dacht dat ik een potje blufpoker speelde toen ik zei dat ik wilde terugkeren, zodat ze me nog twee jaar salaris moesten betalen. Het kan volgens mij dan ook geen toeval zijn dat de Italiaanse club twee dagen vóór de hervatting van de competitie een akkoord bereikte met Standard.”

Alles hing af van het vertrek van Runje. Kon je het niet goed met hem vinden ?

“Toch wel, maar zolang hij hier was, had ik geen enkele kans om titularis te worden. Voor de fans was hij een god. Zelfs na vijf slechte matchen was hij in de zesde partij zeker van zijn plaats. Optornen tegen iemand die als de beste doelman in de Belgische competitie wordt beschouwd, is absoluut niet makkelijk.”

Maar van zodra hij weg was, was er sprake van Pletikosa. Dat komt toch op hetzelfde neer …

“Niet helemaal. We zouden dan op voet van gelijkheid zijn vertrokken, al ben ik me er wel van bewust dat ik dan de underdog zou zijn geweest. Maar anderzijds weet men hier ook dat het voor een doelman niet evident is om te slagen. Een plaatsje veroveren in de rij van sterke keepers op Sclessin is geen sinecure en Runje opvolgen evenmin. In de periode dat hij naar Marseille was, hebben zowel Filip Sunsjara als Khalid Fouhami de nodige problemen ondervonden. En zelfs Vedran had het, toen hij twee jaar geleden terugkwam, even niet gemakkelijk. Ook hij kreeg de nodige kritiek.”

Is dat het gewicht van het verleden ?

“Ja. Als doelman van Standard moet je een monument zijn.”

Hoe reageerde je toen je zag dat er toch niet meteen een andere grote naam kwam ?

“Aan de voorbereiding beginnen als eerste of tweede doelman maakte een wereld van verschil uit. Ik weet nu dat ik het vertrouwen krijg van Johan Boskamp en keeperstrainer Claudy Dardenne. Ze vragen ook mijn mening over stilstaande fasen. Vroeger mocht Vedran alles regelen.”

Efficiënt

Ben je genoeg gewapend om het hoofd te bieden aan de onvermijdelijke vergelijkingen met Runje ?

“Ik trek me daar niets van aan. We zijn twee doelmannen met een heel verschillende stijl. Kijk maar naar de manier waarop hij dook en uitkwam. In Frankrijk hebben ze vaak gelachen met zijn techniek, maar voor een doelman komt het erop aan efficiënt te zijn en dat is hij. Bij het uitkomen is hij heel sterk in ééntegenéénsituaties. Weinig doelmannen gooien zich met zoveel overgave in het duel.”

Je bent er dus klaar voor ?

“Als het slecht gaat, is het de gewoonte om de verdediging en de doelman met de vinger te wijzen. Na de eerste twee duels heb ik al heel wat kritiek moeten slikken. Soms is dat overdreven. Na de wedstrijd tegen Charleroi, waarin ik naar mijn gevoel toch deed wat ik moest doen, heb ik nog twijfels gehoord over enkele van mijn tussenkomsten. Ik zal niet ontkennen dat ik soms aarzel, maar dat betekent nog niet dat men mij alle schuld moet geven. Zelfs als ik een elfmetertrap binnenkrijg, die binnengaat via de binnenkant van de paal, zou men me nog durven verwijten naar rechts gedoken te zijn in plaats van naar links.”

Maar je moet toch toegeven dat je op Lokeren niet onberispelijk speelde ?

“Ik heb er inderdaad goede met minder goede zaken afgewisseld. Dat geef ik grif toe. Ik heb er geen moeite mee om met de keeperstrainer van gedachten te wisselen over mijn verantwoordelijkheden bij de acties van de tegenstander. Maar als enige schuldige aangewezen worden gaat me te ver. Een journalist schreef zelfs : ‘Hij roept naar zijn verdedigers terwijl hij alles doorlaat. Voor wie neemt hij zich wel ?’ Dat is echt te belachelijk voor woorden. Het getuigt van een gebrek aan respect. Ik kijk trouwens niet naar de cijfers in de kranten, net zomin als vroeger naar mijn cijfers op school.”

Maar je wil toch over je prestaties pra-ten …

“Natuurlijk. Op Lokeren heb ik twee keer de bal met de vuist weggeslagen. Dat waren technische fouten. Maar ik was op Daknam niet de enige van het team die dingen verkeerd deed.”

Je tussenkomsten in de lucht leken je zwakke punt …

“Een doelman die de eerste keer mist bij het uitkomen, houdt zich daarna vaak gedeisd. Hoge centers zijn niet mijn zwakke punt. Tegen Charleroi heb ik alle voorzetten vanaf de flank geplukt.”

Defensieve fouten goedmaken

Na twee nederlagen moest Standard tegen Steaua iets rechtzetten. Had je het gevoel dat dat ook voor jou gold ?

“Tegen de Roemenen hebben we alleszins met de inzet gevoetbald die zo typisch is voor Standard. Hoewel we twee rare goals binnenkregen, heb ik me persoonlijk weinig te verwijten. Bij de tweede goal gaat de bal rakelings naast drie spelers. Als één van hen hem even echt raakt, dan pak ik die bal. Jammer genoeg gebeurt dat niet, zodat de bal rechtsreeks in doel verdwijnt.”

Je kreeg nog niet veel hulp van de defensie.

“Een doelman staat er nu eenmaal om verdedigende fouten recht te zetten. Dat is zijn job. Ik wil de schuld dus niet in de schoenen schuiven van de verdedigers.”

Met de defensie van vorig jaar zou het toch makkelijker zijn geweest ?

“Ja, want dan zou ik de enige nieuwkomer zijn geweest, terwijl Eric Deflandre nu de enige is die vorig seizoen ook in de basis stond. Maar goed, ik wist dat er veel zou veranderen. Dat is altijd zo bij Standard. Communicatie is heel belangrijk in een defensie. We hebben dus wat tijd nodig om elkaar te vinden.”

Is er een gebrek aan talent bij de nieuwkomers ?

“Neen, enkel een gebrek aan communicatie en we zijn nog niet genoeg op elkaar ingespeeld. De vele nieuwkomers moeten zich nog integreren. Ik weet wat dat is. Ik heb in Italië gespeeld. Je moet een andere taal leren, gewoon worden aan een andere cultuur en een andere manier van leven. Club Brugge pakte het anders aan met gerichte transfers. Het bestuur merkte dat er op links versterking nodig was en haalde Koen Daerden. Bij hen is niet de hele kern vernieuwd, zodat wij tegenover hen enkele stappen achterstand hebben.”

Maar het is toch niet normaal dat de vicekampioen niet klaar is voor de start van het nieuwe seizoen ?

( Gegeneerd) “Dat is een vraag voor het bestuur. Ik ben maar een speler. En voor mij is de situatie nu beter. Indien iedereen was gebleven, had ik niet gespeeld. Ik ben dus eigenlijk ook een nieuwkomer !”

Sterker starten

Iedereen loofde de terugkeer van de vechtersmentaliteit tegen Steaua. Maar er waren ook nog fouten en de uitgangspositie is niet schitterend …

“Als we de 2-1 op het bord hadden kunnen houden, waren we volgens mij favoriet. Nu is het anders, maar we zijn nog niet uitgeschakeld. Standard heeft vroeger al bewezen dat moeilijk ook gaat. Tegen de Roemenen hebben we alleszins karakter getoond en de fans apprecieerden dat sterk. We moeten er vooral voor zorgen niet te slap aan onze partijen te beginnen. Het eerste kwartier slikken we bijna altijd een tegendoelpunt. Tegen Steaua waren er maar vier moeilijke ballen voor mij en twee ervan gingen tegen het net. Dat is niet normaal.”

Vorig seizoen was er kritiek op de vele lange ballen, maar Standard won wel punten. Nu wordt er meer gecombineerd, maar voorlopig zonder resultaat.

“We proberen inderdaad meer te combineren. De trainer hamert op balbezit. Maar soms moet je proberen met een lange bal de diepe spits te lanceren zodat hij alleen voor de doelman komt. Hoe dan ook, een club als Standard moet altijd in staat zijn om zelf het spel te maken.”

Denk je dat je begin september nog titularis zal zijn ?

“Ik weet het niet. Keepers kunnen nu eenmaal maar op één plaats spelen. Er is dus sowieso meer concurrentie. De komst van Rorys Espinoza heb ik niet ervaren als een gebrek aan erkenning. We waren slechts met twee doelmannen in de kern. Het is dan ook normaal dat de club er nog een derde aantrok. Als er nog iemand bijkomt, zijn we met vier voor één plaats. Dat zou alvast willen zeggen dat de club de middelen heeft om vier keepers te betalen !”

STÉPHANE VANDE VELDE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content