Met 51 overwinningen en een vierde plaats in het Pro Tourklassement reed Davitamon-Lotto een berenjaar. Ploegmanager Marc Sergeant blikt terug en vooruit.

Terwijl een druilregen de groene gordel rond Brussel in kille nevelen hult, nestelt Marc Sergeant zich behaaglijk in een modern zitmeubel. De living van zijn steil tegen een heuvel geplakte villa in Dworp biedt een panoramisch uitzicht op de Bruine Put, een van de scherprechters in de Brabantse Pijl. De ploegmanager van Davitamon-Lotto trouwde een dikke maand geleden met Christel, vertrekt aanstonds op huwelijksreis naar de States en kan terugblikken op een meer dan geslaagd wielerseizoen. Eind oktober gaf de teller 51 overwinningen aan. Daaronder één Pro Tourwedstrijd (Gent-Wevelgem), ritten in de Tour, Dauphiné Libéré, Ronde van Zwitserland, Giro en Ronde van Duitsland, het Belgisch en het Nederlands kampioenschap ( Serge Baguet en Leon Van Bon) en een sterk klassement voor Cadel Evans en Wim Van Huffel, die respectievelijk achtste in de Tour en elfde in de Giro eindigden.

Marc Sergeant is een tevreden man. Na twee moeizame seizoenen als beginnend ploegmanager bij Lotto-Domo, ging het schaken hem het afgelopen jaar steeds beter af. Wie niet voldeed, mocht vertrekken, gevestigde waarden kregen grenzeloos vertrouwen, enkele verloren gewaande talenten werden opgevist en mochten zonder druk zichzelf hervinden. Het resultaat was een evenwichtig team, sterk in de breedte, met een collectieve mentaliteit om u tegen te zeggen.

Marc Sergeant : “Er zit een heel goede teamgeest in, en dat was van in het begin van het seizoen zo omdat we daar erg op gelet hebben bij de samenstelling. We hebben geen mannen genomen van wie we op voorhand dachten dat ze problemen zouden geven. De enige uitzondering was misschien Cadel Evans. Daar hadden we wat vraagtekens bij omdat hij altijd zwaar onder vuur lag bij T-Mobile. Hij was een moeilijke, een zagevent. Dat hielden we goed onder controle en Evans maakte een grote evolutie door dit seizoen.”

Hoe doe je dat, een goede ploeg samenstellen ?

“We hebben jongens genomen die met elkaar kunnen opschieten én die één taal spreken : Nederlands of Engels. Communicatie is heel belangrijk in een ploeg. Verder moet je een paar mannen als Christophe Brandt en Mario Aerts in de ploeg hebben : die passen zich aan, niks is teveel of te zwaar of te heet of te koud. Zij trekken de rest mee. Want iedereen maakt wel eens een zware dag door, zeker in de Tour. Beginnen ze op elkaar te vloeken : ‘Godverdomme, waar zat je ? Ik heb je de hele dag niet gezien. ‘ En dan die andere ( op verontwaardigde toon) : ‘Maar ik kon niet ! Je weet toch dat ik kapot zit. ‘

“In de Tour combineerden we ervaring met jongeren, zoals Johan Van Summeren. Als je binnen je ploeg een jongerenbeleid voert, moet je die gasten ook laten zien dat iemand van 24 jaar zijn waarde heeft in de Tour. Johan verbaasde zichzelf en vele anderen en hij is er veel sterker uitgekomen. Na de Tour was hij heel erg moe, maar telkens als hij me ziet, zegt hij : ‘Je gaat me dat toch niet aandoen, van mij niet mee te pakken naar de Tour ?’ ( lacht)”

Robbie McEwen zou ook hard veranderd zijn en veel meer opkomen voor zijn ploegmaats dan vroeger.

“Dat is waar. McEwen was vroeger een einzelgänger, ook in de sprint. Dan reed er een ploegmaat vooraan, maar koos hij toch een ander wiel. Na twee keer zeggen je ploegmaats : ‘Jongen, los het maar op, ik waag mijn leven niet meer voor jou als je mijn wiel toch niet pakt. ‘ Daar speelden we op in door renners te nemen waar Robbie vertrouwen in heeft. In de laatste Tour was dat bijvoorbeeld Fred Rodriguez.

“Voor de Tour waren Robbie en ik het niet altijd eens over wie er mee mocht, maar na zijn derde overwinning ( waar de ploeg heel alleen een kloof van meer dan tien minuten dichtreed, nvdr) stond hij echt met de tranen in zijn ogen : ‘Dat heeft nog nooit iemand voor mij gedaan. ‘ Hij was daar echt van gepakt. Die overwinning gaf een heel speciaal gevoel binnen de ploeg. Ze zijn daar sterker uit gekomen, het vertrouwen in McEwen is nu grenzeloos.”

Cadel Evans is een moeilijke jongen, zeg je. Hoe pak je hem aan ?

“In de Tour waren er momenten waarop Evans vond dat ze allemaal voor hem moesten rijden, maar ze niet konden. De dag dat McEwen zijn derde rit won, hebben de jongens elkaar helemaal kapotgereden. De volgende etappe eindigde na een bergje, met aankomst beneden. Het peloton scheurt, alle klassementsrijders zijn mee, behalve Evans. Het ging maar om 25 seconden, maar Evans was kwaad omdat er niemand bij hem was. Toen heb ik hem meteen apart genomen op mijn kamer : ‘Als je nu één woord durft zeggen over het feit dat die mannen niet genoeg gereden hebben, dan gaan we serieus ruzie maken. Ze hebben al duizend kilometer op kop gereden in deze Tour, als ze vandaag niet kunnen, is het dáárom. Maar ik garandeer je dat ze morgen wel voor jou op kop rijden. ‘ Toen ze dat ook daadwerkelijk deden, was hij natuurlijk heel content. Gelukkig heeft hij bij mij op de kamer zijn gal gespuwd, en niet waar iedereen bij was. Voor hetzelfde geld zijn de poppen aan het dansen.”

Hoe kon je Evans overtuigen om voor Davitamon-Lotto te komen rijden ? Hij paste op het eerste zicht niet echt in de ploeg.

“Er was veel werk aan om hem naar hier te halen. Duizend vragen heeft hij gesteld. Waarom dit ? Waarom dat ? Over vanalles. Hij moest mijn voorgeschiedenis weten, hoe Omega Pharma sponsor geworden was, wat dat bedrijf precies verkocht… Dan zat hij zo’n beetje te knikken. Úren heb ik daarin gestoken.”

Een controlefreak dus ?

“Soms. Daar hebben mensen het wel eens moeilijk mee, want hij durft onverwacht met hoge eisen komen. Als de Tour eraan komt, begint hij nerveus te worden en dan moet iedereen ineens springen voor dingen die hij drie weken ervoor eigenlijk al op punt had moeten stellen. Hij wil bijvoorbeeld absoluut andere pedalen op zijn fiets en daar worden de mecaniciens weer nerveus van en dan is je naam als moeilijk ventje natuurlijk snel gemaakt. Ik heb de rest van de ploeg daar van in het begin voor gewaarschuwd : ‘Als we iets extra voor hem kunnen doen, dan doen we dat ook. ‘ Evans bezorgde ons uiteindelijk toch mooie resultaten in wedstrijden waar wij normaal niet meespelen.

“Ik denk en hoop dat er nog progressie in Evans zit. Hoeveel ? Ik denk dat hij top vijf kan rijden in de Tour. Er valt er volgend jaar sowieso al eentje tussenuit. De komende Tour zal wel erg moeilijk te controleren zijn zonder Armstrong. Ik zie CSC die rol wel overnemen, veeleer dan T-Mobile. Ullrich is onvoorspelbaar. Zijn problemen zijn altijd dezelfde : te dik, te laat. Daar heb ik weinig medelijden mee. Voor mijn part mag Basso de Tour winnen. Hij werkt aan zijn zwakke punten. Hij kon ook niet zo heel goed tijdrijden, maar nu werkte hij daar enorm aan : tweehonderd kilometer op zijn tijdritfiets rijden in de winter. We hebben dat uitgeknipt om aan Van Huffel te laten zien.”

Van Huffel vindt dat hij geen hartslagmeters en trainingsschema’s nodig heeft. Hij fietst liever op gevoel.

“( Glimlacht. ) Hij is er goed mee bezig nu, maar hij komt inderdaad uit die oude school. Je mag niet blind zijn voor vooruitgang. Je niveau van nul naar ergens brengen, is vaak makkelijker dan dat laatste stukje erbij te krijgen. Vorig jaar ging Van Huffel als nobele onbekende naar de Giro, dit jaar wordt er veel meer van hem verwacht en dat beseft hij. Hij wil zich wapenen door er alles voor te doen. Het jaar van de bevestiging is altijd moeilijk.”

Hoe ver reikt zijn potentieel ?

“Vorig jaar wisten we dat hij bergop kon, maar we wisten niet precies in welke mate. Tijdens de Giro zie ik hem op een bepaald moment om tien uur ’s avonds nog rondlopen. Hij was een wandelingetje gaan doen, hij kon toch niet slapen, want hij was niet moe. Hij zag er net zo fit uit als de eerste dag. Ik dacht : dat belooft. En die laatste week heeft hij iedereen verbaasd. Hij ging maar niet kapot. Eigenlijk stond hij op het programma voor Zwitserland, maar we hebben vrij snel beslist om hem in de Dauphiné te laten starten. Daar zaten maar tien dagen tussen en zo kon hij zijn conditie aanhouden. Het was eigenlijk niet naar zijn goesting, maar hij won wel bijna die rit op de Ventoux.

“Van Huffel wil dit seizoen absoluut terug naar de Giro omdat het parcours opnieuw enorm zwaar is. Die steile bergen, die onmogelijke paadjes door het grint, daar is hij verlekkerd op. Van ons mag hij van de Giro zijn hoofddoel maken, en in de Tour kan hij zich bij Evans zetten. Ook dan is er voor hem veel mogelijk, want op kop rijden in de bergen is iets heel anders dan op het vlakke. Daar zitten ze allemaal te fluiten in je wiel, maar in de bergen ziet iedereen af. Wie weet kan hij ergens een rit winnen of even de bolletjestrui dragen en dan is België te klein.”

Een andere verrassing van formaat het afgelopen seizoen was de overwinning van Nico Mattan in Gent-Wevelgem.

Nico heeft zichzelf weer een beetje hervonden. Bij Bodysol zou hij de jongeren opleiden, maar dat is er niet echt uitgekomen omdat hij zelf nog te veel ambitie heeft. In Parijs-Nice werd hij vijfde in de proloog, maar hij was enorm ontgoocheld. Toen wist ik : er zit nog altijd veel vuur in. Ik vond het fantastisch dat hij beloond werd in Gent-Wevelgem, voor zijn eigen deur dan nog. Hij heeft ons ‘gered’. We hadden al veel gewonnen, maar nog geen Pro Tourkoers. Dat is heel belangrijk voor de rust in de ploeg.

Van Petegem was trouwens óók goed. Vorige week zag ik toevallig beelden van de Ronde van Vlaanderen terug en hij was de enige die Boonen kon volgen op de Bosberg. Neem die super Boonen weg en Van Petegem wint misschien de Ronde. En dan zegt iedereen weer van : ‘Wauw, hij doet het toch weer. ‘ Al rijdt hij nadien geen platte prijs meer.”

Dat is natuurlijk het risico van de manier waarop Van Petegem zijn seizoen indeelt : bij hem is het alles of niks.

“Enkel Boonen reed in zijn weg, eerst in de E3-Prijs, daarna ook in de Ronde van Vlaanderen. Zoiets doet pijn : Boonen zien aanvallen en vaststellen dat je moet passen. We moeten erkennen dat Boonen supergoed was, een gans jaar lang. Voor Van Petegem was dat niet makkelijk : op zijn eigen terrein werd hij plots geconfronteerd met iemand die op dat moment simpelweg een stukje sneller reed.”

Kan hij nog optornen tegen het jeugdige geweld van Tom Boonen ?

“Ik blijf geloven in het potentieel van Van Petegem in koersen als de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Als hij zijn dag heeft en alles zit mee, dan wint hij een topklassieker. Ik wéét dat Peter nog altijd de ambitie heeft om dat te doen en dat hij dat meer dan ooit ook wil laten zien. Ik wist ook dat hij goed zou zijn op het WK, want hij was er al maanden mee bezig. In Parijs-Brussel zag ik daar de bevestiging van toen hij de sprint aantrok voor McEwen. Ik had er met José ( De Cauwer, nvdr) al over gesproken, die zei : ‘Moet ik hem selecteren ? Hij rijdt geen resultaat.’ Ik heb hem toen verzekerd : ‘Hij zal goed zijn.’ José heeft vervolgens zijn ploeg rond Boonen en Van Petegem gebouwd. Van Peter weet ik ook honderd procent zeker dat hij niet meer aan zichzelf denkt als hij met zijn sprinter aan de streep komt.”

Van Petegem heeft in het najaar wel een ferme opdoffer gekregen toen je Baguet liet vertrekken.

“Hij zal er nog wel mee zitten, maar op een bepaald moment moet je afscheid nemen. Baguet koos er uiteindelijk zelf voor om te vertrekken. Oké, wij hebben hem, net als Quick-Step, beetje bij beetje een beter voorstel gedaan in plaats van meteen een groter bedrag aan te bieden. Daarom is hij weggegaan, dat is de markt die speelt. Onlangs hebben we ook Ardilla verloren ( die ondanks een lopend contract naar Rabobank vertrok, nvdr). Daar kan je niks aan doen : als je maar zoveel geld hebt, moet je het daarmee doen.”

Baguet was volgens Van Petegem heel belangrijk voor de ploeg en dat werd te weinig erkend.

“Daar ben ik het voor een deel mee eens. Zijn ervaring was belangrijk voor de ploeg, maar we hebben nog anderen die dat kunnen. Mario Aerts voelt zoiets ook goed aan. ( Zucht. ) Scheiden doet lijden.”

Peter Van Petegem was niet bepaald wild van het bonussysteem waar Baguet zo kwaad over was. Hij vindt dat bij een overwinning ieder lid van de ploeg van die dag een gelijk deel van de koek moet krijgen.

“Dat is het oude systeem, maar daarom niet altijd eerlijk, want je beloont altijd dezelfde renners. Wie bijvoorbeeld vaak met McEwen rijdt, verdient veel, maar een ander deel van de ploeg zou nooit beloond worden. Terwijl ze nu ook iets krijgen als ze een rit winnen in de Ruta del Sol. In het oude systeem bestaat dat niet, daar worden alleen premies gegeven voor de topkoersen. Vergeet ook niet dat de renners bij ons een goed basisloon hebben, het gaat om een surplus.”

Nog volgens Van Petegem : ‘Je moet eens komen kijken als het betaaldag is. Precies een bende kleine kinderen. ‘

“Dat is vreselijk, ja. Ik hoor ook wel eens : amai, het was niet veel deze keer. Terwijl het simpel is : je wordt beloond als je je opdracht hebt uitgevoerd. Bij Lotto-Domo was het budget voor bonussen destijds nul, ook toen Van Petegem de Ronde van Vlaanderen won. Nada. ( Fijntjes. ) Ik weet wel waarover ik spreek, hoor. Als ik zeg dat Baguet vorig jaar aan de jackpot getrokken heeft, dan meen ik dat ook. Dat is vergelijkbaar met het loon waar een normaal mens een jaar moet voor gaan werken. Hoeveel schat jij dat een normaal mens in een jaar verdient ?”

Iets van een vijfentwintigduizend euro bruto ?

“Er komen er bij ons in de ploeg veel in aanmerking die meer verdiend hebben dan dat. Bonus, hé, bovenop hun loon. Relativeer al die ongenoegentjes dus maar. Als ik twaalfduizend euro krijg en jij tienduizend, dan vraag jij waarom ik tweeduizend euro meer heb. Dat soort discussies krijg je altijd, maar intussen heb jij wel tienduizend euro bonus gehad. Wat ik toch vrij veel geld vind. Je kan toch niet blijven zagen omdat je geld gekregen hebt ?”

Oké, iets anders dan. Je werkt nu een jaar samen met Marc Coucke, die als sponsor heel erg aanwezig is binnen de ploeg. Hoe valt dat mee ?

“Heel goed. Het is een winnaar, niet iemand die grijs wil meelopen. Hij heeft graag dat de renners actief zijn in de ontsnappingen, dat we zelf een keer aanvallen als er niks gebeurt. Na die derde rit van McEwen in de Tour was de ploeg uitgeput. In het begin van de koers reed er een groep van vijftien man weg, niemand mee. Kreeg ik meteen een sms’je van Marc : ‘Waarom hebben we niemand mee ?’ Terwijl wij denken : ‘Nu is het toch supergoed geweest’, zegt hij : ‘Allez, het is nog niet gedaan.’ Net zoals in zijn bedrijf.”

De vraag is of je die manier van werken rechtstreeks in de topsport kan toepassen.

“Dan is het aan mij om de jongens te verdedigen en hem te zeggen dat het na de inspanning van gisteren fysiek gewoon niet mogelijk is om mee te zijn. Coucke is dan voor rede vatbaar, hij is ook de man die tijdens het seizoen geregeld zei : ‘Dat is toch echt niet te geloven, wat wij met ons ploegske al gepresteerd hebben. ‘ Als hij er is, motiveert hij ook actief.”

In hoeverre houdt hij zich bezig met het sportieve beleid van de ploeg ?

“Hij doet veel contractonderhandelingen, maar niet alles. Nogal wat renners werken met SEM, en dan is het gemakkelijker dat Paul De Geyter samen met ons beiden aan tafel zit om over verschillende renners tegelijk te spreken. Marc heeft ook wel een speciaal talent om een contract in elkaar te steken. Soms bemoeit hij er zich ook niet mee, zoals met Evans. Het is een goede baas.”

Je bent nu vier jaar ploegmanager. Mis je de volgwagen niet ?

“Ik beleef de wedstrijden nu anders. Je ziet veel meer van de koers als je niet in de volgwagen zit. Ik ben er ook voor Hendrik ( Redant, nvdr) en Herman ( Frison, nvdr) als ze even willen overleggen. Ik sta altijd achter hen, ze weten dat er vertrouwen is. We hebben op dat vlak een hele goede relatie. Dat is belangrijk naar de renners toe : ze moeten voelen dat er niks tussen te krijgen is.”

Walter Godefroot heeft bewust afstand genomen van zijn renners toen hij ploegleider werd. Hoe is dat bij jou ?

“Je neemt wel wat afstand, dat groeit automatisch. Je laat ook veel meer langs je sportbestuurders lopen omdat je niet over iemand heen wil springen. De echt dagelijkse contacten zijn voor de sportdirecteurs, die ieder zeven, acht renners onder zich hebben.”

Maar vriendschap kan nog wel ?

“Zeker. Daarom heb ik ook een geste gedaan voor Axel Merckx. We werken al zeven jaar samen, van bij Mapei. Tijdens de Dauphiné hoorde ik aan de telefoon dat er iets knaagde, hij wilde me iets vragen, zei hij. Ik ben meteen naar daar gevlogen, en uiteindelijk kwam het eruit : hij wilde zijn laatste jaar bij zijn jeugdvriend John Lelangue rijden. Maar als ik ‘neen’ zei, ging hij niet. Echt gelukkig was ik er niet mee, maar omdat ik hem apprecieer wilde ik er wel aan toegeven en langs Marc Coucke gaan. Die verstond dat ook.”

Kijk, dat verbaast ons van iemand die uit de keiharde zakenwereld komt.

“Hij kan ook heel verzachtend zijn. Als je niet tevreden bent over een bepaalde renner zal hij snel de verdediging op zich nemen. Op dat vlak is hij niet kortzichtig. Hij brengt ook begrip op als een renner privé-problemen heeft. Het is een mens.”

LOES GEUENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content