Pierre Bilic

Vedran Runje leeft in vrede met zichzelf. En dat moet ook Standard doen, vindt hij. ‘Het doel is bereikt.’

Nee, sant in eigen land is hij niet. Op zijn teller staan vijf seizoenen in het Belgische voetbal en drie keer kozen zijn collega’s Vedran Runje tot Keeper van het Jaar, tot het nummer één van de nummers één. Maar tot in Kroatië strekt de roem van de keeper van Standard niet. Vergeten in zijn vaderland. “Wanneer ik naar Kroatië terugkeer, krijg ik soms de indruk dat niemand me kent. In mijn land vragen ze me soms of ik nog voetbal. Het is alsof ik niet besta in Kroatië. In het begin deed dat pijn, maar nu raakt dat me niet meer. Iedereen is vrij om te denken en te zeggen wat hij wil. Ikzelf leef in vrede met mezelf. Ik probeer mijn ambities te realiseren en als ik ze realiseer heb ik het met mijn eigen zweet verdiend. Ik ben niemand iets schuldig. En ik kan iedereen recht in de ogen kijken.”

Hij heeft geen zin om een verklaring te zoeken voor dit gebrek aan waardering. “Nogmaals, ik zit er niet meer mee. Ze doen maar, ik probeer dat niet meer te begrijpen. Ik lig er niet wakker van dat sommigen geen erkenning willen opbrengen voor mijn verdiensten, hetzij bij Marseille hetzij bij Standard. Ik geloof niet dat mijn derde titel van Keeper van het Jaar één regeltje heeft gekregen in de Kroatische pers. Dat is hun probleem. Ikzelf ga niet over de grond kruipen opdat ze over mij zouden spreken of schrijven. Wat ik te zeggen heb, zeg ik met prestaties op het veld.”

Natuurlijk was Vedran Runje een volslagen onbekende toen hij Kroatië in 1998 verliet. “Ik was niemand in die periode”, geeft hij toe en hij haakt er in één adem zijn dankbaarheid tegenover Lucien D’Onofrio aan vast. “Hoe onbekend ik ook was, toch koos Standard voor mij om de opvolging van een monument als Gilbert Bodart te verzekeren. Dat ze voor zo’n opdracht een jonge doelman binnenhaalden, daarmee heeft de club risico’s genomen. Ik ben trots dat ik dat vertrouwen niet heb beschaamd. Ik heb in België een reputatie gevestigd, maar in Kroatië niet.”

Op dat ogenblik, in 1998 dus, had Runje in Kroatië amper een toekomst. “Ik werd gevormd bij Junak Sinj, een kleine club. Nadien was ik bij Hajduk Split doorlopend tweede of zelfs derde doelman. Het gebrek aan vertrouwen in mij was als het ware tastbaar. Pas wanneer de eerste keeper schrik had om op het veld te komen, mocht ik meespelen. Ik werd uitgeleend aan Trogir, keerde vervolgens terug naar Split. Toen Standard belangstelling voor me toonde, heb ik geen seconde getwijfeld. Ik wachtte al zo lang tot er ergens een deur voor me openging. Met het voorstel van Standard raakte mijn loopbaan gelanceerd. De transfer naar Luik heeft heel mijn leven veranderd. Zonder Standard zou ik misschien niets betekenen.”

11 is niet 10 + 1

Natuurlijk heeft Tomislav Ivic een handje geholpen, beseft Vedran Runje. “Ivic was toen trainer bij Standard en vertelde tegen Lucien D’Onofrio over mij. Ik wist dat ik een enorm risico nam. En zij wisten dat ze een enorm risico namen. Onvermijdelijk zouden ze me vergelijken met Gilbert Bodart. Ik wilde slagen. Nog meer voor de mensen van Standard, die me deze kans gaven, dan voor mezelf. Want bij een mislukking zouden vooral zij niet van kritiek gespaard blijven. Nu, ik ben hoe dan ook iemand die niet vlug aan zichzelf denkt. Een doelman moet zich vooral geen Robinson Crusoë, alleen op zijn eiland, wanen. Hoe specifiek zijn taken ook zijn, een keeper is gewoon een van de elf spelers van de ploeg. Voetbal wordt met elf gespeeld. Niet met tien plus een doelman. Die mentaliteit heeft me soms energie gekost. Meer dan wanneer ik alleen aan mezelf had gedacht. Maar zo steek ik nu eenmaal niet in elkaar. En met de jaren heb ik vanzelfsprekend ook geleerd om wat afstand te nemen bij het bekijken van de zaken.”

Over de begeleiding bij Standard hoefde Runje niet te mopperen. “Ik had het geluk dat ik kon samenwerken met Jean Nicolay en zijn zoon. Zij hebben mijn talent en mijn temperament in goede banen geleid. Het klikte perfect tussen ons. Op het einde van het seizoen 1998/99 was het duidelijk dat voor Standard een nieuwe periode was aangebroken. Ik was blij dat ik aan die wederopstanding had kunnen bijdragen. Bovendien verkozen de voetballers me tot Keeper van het Jaar. Dat was de kers op de taart. Ik wist toen zeker dat ik er goed aan had gedaan om Hajduk Split te verlaten.”

“Zo’n trofee”, vervolgt Runje, “doet je je grenzen verleggen. Na zo’n bekroning heb je geen andere keuze meer dan op je elan verder te gaan. Voor het seizoen 1999/2000 werd ik in het referendum voorafgegaan door een dijk van een keeper : Filip De Wilde. Ik beschouwde die tweede plaats als een bevestiging. Het deed deugd om te ervaren dat de colle-ga’s mijn werk en mijn karakter naar waarde schatten. Het jaar nadien won ik het referendum voor de tweede keer. Ik zeg niet dat ik daardoor een contract bij Marseille kon ondertekenen, maar het heeft zeker meegespeeld. Zo’n referendum trekt de aandacht. Clubs halen gemakkelijker een doelman met een titel binnen.”

Bij Olympique Marseille voelde Runje zich meer een ambassadeur van het Belgische dan van het Kroatische voetbal, zegt hij. Vorig seizoen keerde hij terug naar Standard. “Dat was de tweede keer dat Standard me zijn vertrouwen gaf. Ik moest wel eerst op zoek naar mezelf. Dat jaar werd Silvio Proto Keeper van het Jaar. Logisch, na het schitterende seizoen dat hij bij La Louvière had beleefd. Ik was al blij dat ik weer meespeelde in het referendum. En nu doet mijn derde titel me veel plezier. Ik heb er opnieuw hard voor gewerkt : vorig jaar met Christian Piot en dit seizoen met Claudy Dardenne.”

De scheidsrechter zwartgemaakt

Drie keer Keeper van het Jaar, Vedran Runje zou die drie individuele bekroningen zonder een zweem van aarzeling inruilen voor één landstitel met Standard. De Rouches kwamen er dit seizoen dicht bij. Veel waarnemers menen dat Standard zich in de titelstrijd zelf de das heeft omgedaan. “Niet akkoord”, zegt Runje. “Er is één factor die men vergeet : de arbitrage. Standard heeft niet het recht op dezelfde arbitrage als de andere ploegen. Ik weet niet waaraan we dat onrecht hebben verdiend, maar het is een feit. Je merkt het aan de details. Maar in het voetbal geven net details vaak de doorslag. Een vrijschop die ons wordt geweigerd, maar die de tegenstander bij eenzelfde overtreding wél krijgt. Ik zeg niet dat de scheidsrechters ons zoeken of ons saboteren, maar soms lijkt het er wel op. Het is altijd Standard dat de rekening moet betalen. Er zit een mediagenieke kant aan het verhaal. Wie tegen Standard uitvliegt, mag zeker zijn van een dosis beroemdheid. Een tocht van 23 jaar door de woestijn : daar hangt een geurtje aan, dat is niet normaal. Alle buitenlandse voetballers die bij Standard speelden, zullen u vertellen dat er met twee maten en twee gewichten wordt gewerkt. De scheidsrechters fluiten tegen Standard. Nee, ik zie de dingen niet zwart-wit. Zoveel grote voetballers en grote trainers zijn hier mislukt. Ik stel me daar vragen over.”

De schorsing van Sérgio Conceição speelde ook een rol. Runje : “Sérgio betekende veel voor het team. Hij nam de ploeg op sleeptouw in de heenronde. Wie verdiende de Gouden Schoen meer dan hij? Conceição pompte een ziel in de ploeg. Dan maakte hij dat ongelukkige gebaar. Jammer. Met hem erbij was de afloop van het titeldebat anders uitgedraaid. Maar daarmee kan je niet alles verklaren. Standard heeft wedstrijden gewonnen zonder Sérgio. Naar de blessure van Igor de Camargo wijzen is eveneens overdreven. We zijn zonder Igor herfstkampioen geworden.”

Het betere voetbal

Vedran Runje wil de balans echter vooral koppelen aan de ambities die voor het seizoen werden vastgelegd. “Bij het begin van het seizoen was de doelstelling : kwalificatie voor de Champions League. Goed, de mogelijkheid om de landstitel te behalen, is tot op het laatst aanwezig gebleven en velen focussen nu in hun evaluatie op die gemankeerde titel. Maar vooraf luidde de opdracht : weer op het hoogste Europese niveau raken. Welnu, dat doel is bereikt, we hebben onze ambitie waargemaakt.”

De doelman van Standard pleit voor tevredenheid. “Maandenlang heeft Standard het beste voetbal uit de eerste klasse gebracht. Wat we lieten zien, was zoveel beter dan het voetbal van Anderlecht en Club Brugge. Jammer genoeg verloor Standard thuis te veel punten tegen kleine ploegen. Dat kost ons de titel. In moeilijke momenten sloeg deze ploeg te vaak het middenveld over. Ik heb daar zelf mee schuld aan, bij het ontzetten zocht ik zonder ophouden de diepte op. Ik zag geen andere oplossingen. Maar als ik het potentieel van Standard op alle niveaus zie, dan dringt zich slechts één conclusie op : deze club is op de goede weg.”

“Toegegeven,” besluit Runje, “onze aanvallers kenden op het einde van het seizoen problemen. Toen scoorden we moeilijk. De defensie daarentegen heeft het hele seizoen standgehouden. Dat is het resultaat van collectief geleverd werk. Men vergelijkt deze verdediging van Standard met de beste verdedigingen uit de geschiedenis van de club. Als compliment kan dat tellen. Terwijl er achterin permanent spelerswissels werden doorgevoerd : Ivica Dragutinovic vertrok, Mathieu Beda bevestigde, Jorge Costa werd aangetrokken. Toch kraakte de defensie op geen moment. De ervaring van Eric Deflandre, de vista van Jorge Costa, het grote strijdershart van Philippe Léonard, de kracht van Ogushi Onyewu, de jeugd van Mohammed Sarr : dit is de beste defensie waarmee ik in mijn carrière heb gespeeld.”

PIERRE BILIC

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content