Bertrand Laquait, vorig seizoen een van de beste doelmannen uit onze competitie, werd door Sporting Charleroi uitgeleend aan Huelva. Daar is de Fransman slechts de nummer twee.

Er zijn steden die lijden onder de reputatie van hun buren. Huelva is er zo eentje. Wanneer we over Andalusië praten, dan denken we meteen aan de schoonheid van Sevilla, Granada of Córdoba. We hebben het over de grootheidswaanzin van Marbella, de smaak van de wijnen uit Jerez de la Frontera, het vreemde statuut van Gibraltar of de witte huizen van Ronda, maar nooit over het economische belang van Huelva. Huelva groeide bijzonder snel. Het standbeeld van Columbus, die destijds inscheepte in het naburige Palos de la Frontera, kijkt nu uit over een kuststrook die bezaaid is met gas- en petroleumfabrieken. De rook die deze fabrieken uitstoten, vormt de enige wolken aan een immer azuurblauwe hemel.

Sinds eind augustus heeft daar een specimen uit het noorden zijn nest gemaakt. Bertrand Laquait, een van de beste doelmannen uit onze vaderlandse competitie, besliste om daar een nieuw hoofdstuk van zijn carrière te schrijven. Zo verliet de 29-jarige Laquait, afkomstig uit de Auvergne en gevormd bij Nancy, een stad met een zwaar mijnverleden om naar een bloeiende industriestad te gaan.

Door uit de Borinage weg te gaan nam Laquait nochtans een risico. Hij verliet het behaaglijke comfort van een club waar hij een leider geworden was, voor de onzekerheid van een pas gepromoveerde club. Recreativo Huelva heeft immers niet het palmares dat je zou verwachten van een club die al zo lang bestaat. Het werd in 1889 gesticht door Engelse arbeiders uit de kopermijnen van de Rio-Tinto. Recre, zoals de club liefkozend wordt genoemd, mag dan wel de oudste Spaanse club zijn, dat is ook meteen het enige wapenfeit waarop het prat kan gaan. De decano of de oude wist zich niet één keer te plaatsen voor de finale van de Copa del Rey, de Spaanse beker, en vertoefde amper twee seizoenen in de Primera División. Telkens volgde meteen weer de degradatie.

Laquait vertelt : “De voorzitter heeft ons gezegd dat we geschiedenis konden schrijven als de eerste generatie die zich zou kunnen handhaven. We krijgen geen winstpremies, maar één premie die afhangt van dat doel. Als we ons redden, krijgen we een vette envelop die verdeeld zal worden tussen de spelers, de staf, de materiaalmeester, de terreinverzorger, iedereen.”

Wat voor aanvang van de competitie utopisch leek, zou nochtans werkelijkheid kunnen worden. Recre was de revelatie van het seizoensbegin. Nadien volgde er een terugval maar de ploeg bivakkeert nog steeds in de middenmoot. Zodat Huelva op een wolk leeft. In de stad lopen alle kinderen trots rond in het albiazulle clubshirt. In de winkels is de voorraad uitverkocht. Het sprookje kende een dikke maand geleden een hoogtepunt in de wedstrijd tegen Betis. Het was de eerste derby van het seizoen en de spelers van coach Marcelino García Toral sleepten in de laatste minuten hun derde overwinning uit de brand. “Je voelt de clubliefde in de hele stad. Er zijn 18.000 abonnees voor een stadion van amper 20.000 plaatsen. We spelen dus altijd voor een vol huis. Om de promotie te bekronen liet de voorzitter een trainingscentrum met drie nieuwe terreinen aanleggen”, getuigt de voormalige doelman van Charleroi, die ondertussen verhuisde naar een pittoresk badplaatsje net buiten Huelva.

Een keer uitgeleend …

Was je niet wat terughoudend om voor een club te gaan spelen die net de stap naar eerste had gezet ?

Bertrand Laquait : “Neen, helemaal niet. Ik ben ook naar Charleroi gegaan toen het die club niet voor de wind ging. Bovendien waren enkele onderhandelingen niet al te best verlopen, zoals met Marseille en Standard. Ik had me al voorbereid op een extra seizoen bij Charleroi toen deze transfer uit de lucht viel. Ik ben nu 29 en dus was ik het aan mezelf verplicht om mijn kansen te wagen in het sterkste kampioenschap ter wereld. Nochtans lag het niet voor de hand dat ik er ooit naartoe zou gaan. Drie maanden eerder had ik het er nog over met Sébastien Chabaud en zei ik hem dat, als er één land was waar ik nooit wou gaan spelen, dat het dan wel Spanje was. Mijn Iers velletje is niet zo dol op de hitte daar ! Maar het is een ongemak waar je snel aan went (lacht).

Waarom is de transfer naar Standard afgesprongen ? Er was sprake van financiële eisen die Standard niet wou inwilligen …

“Ja, dat klopt. In Charleroi had ik naast mijn loon het voordeel dat ik drie jaar lang maar achttien procent belastingen moest betalen. Op het einde van de maand kreeg ik een bepaald bedrag op mijn rekening en ik verwachtte bij Standard toch minstens evenveel te krijgen. Ik ging ervan uit dat, als de club me echt wou, ze me toch geen gelijkwaardig of zelfs minderwaardig contract zouden aanbieden dan ik bij Charleroi had. De Luikse bestuurders begonnen dan over clubliefde. Dachten ze misschien dat ik geen clubliefde had voor de Carolo’s ! Misschien dat zoiets pakt bij een Belgische speler, maar ik ben Fransman en daarenboven speelde ik bij de aartsvijand.”

Ze boden je dus een slechter contract aan dan je had bij Charleroi ?

“Uiteindelijk wilden ze hetzelfde geven, maar dan wel alleen als Standard 65 punten zou halen.”

Is Huelva de club waarvan je droomde ?

“Als ik Charleroi zou verlaten, dan wilde ik wel naar een club waar ik een stap vooruit kon zetten. Ik denk dat dat wel opgaat voor de Primera División(lacht). Bij Charleroi zou ik ter plaatse blijven trappelen zijn en dat staat in feite gelijk aan achteruitgaan.”

Geen nederlaag

Je bent slechts uitgeleend. Als het misloopt, dan sta je opnieuw in Charleroi …

“Sommigen zeggen dat eens je bent uitgeleend, je nooit meer terugkeert, en daar kan ik best inkomen. Maar ik zou een terugkeer niet als een nederlaag beschouwen.”

Zo zou iedereen het nochtans zien …

“Ik niet. Ik weet dat een terugkeer naar Charleroi zou betekenen dat ik het niet tot titularis of leidersfiguur heb geschopt bij Huelva. Maar zelfs als ik geen enkele wedstrijd in de Primera División zou spelen en altijd op de bank zou blijven, vind ik niet dat ik gefaald heb. Ik zie niets negatiefs in mijn huidig statuut van reservedoelman. Vier jaar geleden had ik mijn handschoenen bijna aan de wilgen gehangen omdat geen enkele club in mij geïnteresseerd was en nu ben ik invaller in de beste competitie ter wereld. Ik ben nooit zo dicht bij mijn ultieme doel geweest : doorbreken in de Primera División. De enige echte mislukking zou zijn als de trainer me vertelt dat ik het niveau niet aankan. Uiteraard wil het niet zeggen dat ik me neerleg bij mijn bankzitterstatuut. Mijn doel is een basisplaats verwerven en tegen het einde van het seizoen neem ik misschien geen genoegen meer met een zitje op de bank.”

Verwachtte je tweede doelman te zijn ?

“Ik ben hier twee maanden na de huidige nummer één, López Vallejo, aangekomen. Dat ik de taal niet spreek, is een bijkomende handicap. Hij is aan het seizoen begonnen en hij heeft zich bewezen, maar ik weet dat ik in de loop van het seizoen wel eens mijn kans zal krijgen. Dan zal ik kunnen tonen wat ik kan en zal ik ook goed moeten zijn.”

Dat zal niet eenvoudig zijn, want in Marca’s rangschikking van de allerbeste doelmannen prijkt López Vallejo op de vierde plaats …

“Als je dan toch tweede keus bent, is het beter dat de nummer één een goeie is, want als die al slecht is, dan ben je zelf wel heel slecht. Het is niet gemakkelijk om een rol als invaller te aanvaarden, maar het betekent gewoon dat ik nog harder moet werken.”

Van leidersfiguur tot nobody …

“… is een verademing, want in Charleroi moest ik me overal mee bezighouden. Een leider heeft bepaalde verantwoordelijkheden, die ik overigens zonder morren op mij nam. Zo erg vond ik dat ook niet : het zijn uiteindelijk de goede sportieve prestaties die maken dat je belangrijk wordt. Mijn status bij Charleroi had ik te danken aan de resultaten, aan mijn prestaties en aan mijn karakter.”

Geen afscheid

Viel het je zwaar om Charleroi te verlaten ?

“Toch wel. Ik ben geen afscheid gaan nemen omdat ik geen droevige gezichten wou zien, maar ik was ontroerd door alle blijken van sympathie. Iedereen was blij in mijn plaats en trots op wat ik gepresteerd had. Ze vonden dat ik het verdiende. Ik bewaar goede herinneringen aan Charleroi. In het begin werd elke overwinning gevierd als het behalen van de wereldbeker. Drie jaar geleden was dat. Nu hebben de spelers begrepen dat ze elk weekend moeten winnen. Het is ook dankzij de club en de verschillende trainers met wie ik heb mogen samenwerken, dat ik mijn huidig niveau bereikt heb.”

Waren ze allemaal even belangrijk voor jou ?

Dante Brogno bood me een contract aan en liet me meteen spelen, ook al had ik een seizoen lang niet meer tussen de palen gestaan. Robert Waseige had een grote psychologische impact. Jammer genoeg sloeg dat maar bij vier of vijf spelers aan. De anderen snapten niet wat hij bedoelde. De kritiek op een trainer met zo’n prestige en ervaring was helemaal niet correct. Laat ik het zo stellen : toen ik in België arriveerde, was Waseige een van de weinige namen die ik kende. Als hij sprak, zette ik ogen en oren wijd open.”

Mentor

En dan was er Jacky Mathijssen …

“Hij is min of meer mijn mentor. Het is fantastisch voor Charleroi dat ze over zo’n trainer kunnen beschikken. Wij lijken erg op mekaar. We hebben nooit veel gepraat, maar we zaten meteen op dezelfde golflengte en dan heb je niet veel woorden nodig. Hij had al gauw begrepen waarom ik vertrok, zonder dat ik het hem hoefde uit te leggen.”

Je hart zal blijkbaar altijd voor Charleroi blijven kloppen ?

“Ik ben geraakt door de liefde die de mensen hun streek hier toedragen. Mijn kinderen zijn er geboren, dat betekent toch wat. Ik heb er vrienden als Frank Defays of Sébastien Chabaud achtergelaten. Ik realiseerde me niet dat ik hier zo geliefd was. Ik zal de streek ook missen. Dat kan niet anders wanneer je ergens vier jaar doorbrengt. Ik had gemakkelijk voor de rest van mijn carrière in Charleroi kunnen blijven, als ik deze kans niet gekregen had. Nu vertegenwoordig ik Sporting Charleroi én België in Spanje.”

Is er in Spanje een nieuwe wereld voor je opengegaan ?

“Ja, op alle niveaus. Mijn eerste wedstrijd was tegen Villarreal, de ploeg die ik twee maanden daarvoor nog op tv had gezien in de halve finales van de Champions League. Toen ik hier aankwam, wist ik niet wat ik zag : zoveel volk. Overal duiken hier camera’s op : wanneer je bij verplaatsingen uit het vliegtuig stapt, wanneer je op de bus stapt, wanneer je incheckt in het hotel, wanneer je dat weer verlaat. Overal ! Ons dagschema ligt tot op de minuut vast en er wordt over onze voeding gewaakt. Ze berekenen het aantal calorieën en het aantal broodjes per bord. Onze schoenen worden opgeblonken en onze slipjes worden geleverd door de club. Voor de wedstrijd tegen Betis kwam er zelfs een priester in de kleedkamer om ons te zegenen. Blijkbaar heeft dat nog gewerkt ook. Neen, ernstig, het is alsof je op een andere planeet leeft. Hetzelfde met de trainingen : de stretchingsessies duren vaak meer dan twee uur. Ik behoor tot de spelerskern van een club uit de Primera División en ik mag deze competitie van binnenuit meemaken. Waarom zou ik dan niet gelukkig zijn ! Ik zou gewoon wat meer speelminuten willen. Na een wedstrijd ben ik wel tevreden, maar toch knaagt het af en toe. Anderzijds bewijst dat wel dat ik nog ambitie en goesting heb. Ik heb de keuze : ofwel neem ik genoegen met het strand, het zwembad en de fijne restaurantjes waar je er hier massa’s van hebt, ofwel werk ik. Ik heb nog genoeg wilskracht om voor dat laatste te kiezen.”

STéPHANE VANDE VELDE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content