‘Ik heb afgezien.’ We zitten nog niet neer of Pierre Denier heeft zijn hart al op tafel gelegd. Het is het hart van een emotionele man, schoon in al zijn eenvoud, die voor één keer fier is op zichzelf. Na een slopend seizoenseinde bezorgde hij ‘zijn’ RC Genk alsnog de Cofidis Cup. Opluchting!

P ierre Denier: “Als jong manneke gingen we op schoolreis naar het Atomium. Ik weet nog dat ik dacht, terwijl we onze boterhammekes aan het opeten waren: dat stadion, dat ís toch iets, hé. En nu sta ik daar een ploeg te coachen die de bekerfinale wint. Niet te geloven eigenlijk.

“Overal waar ik kwam, werd er gezegd: als er iemand is voor wie we hopen dat Genk de finale wint, dan is het Pierre. Ik zat onlangs op Mechelen te scouten, tussen hun supporters. Zelfs die waren zo fel met mij, dat ik dacht: niet normaal. Ze zouden mij bij wijze van spreken die beker hebben gegund.

“Mijn vrouw zei: je haalt hem niet. Ze dacht: er zal wel weer iets tussenkomen. Ik heb nooit veel geluk gehad. Vroeger veel tegen de degradatie moeten vechten met Winterslag en de beginjaren van Genk nadien verliepen ook al stroef. Keihard werken, weinig resultaat. Daarom, als ik mezelf iets nog wenste, was het die beker te winnen. Ik gun mezelf niet veel, maar dát wel.

“Dit is een hoogtepunt in mijn carrière, ja. Als speler heb ik nooit voor een trofee gespeeld. Wel eens vijfde geworden met Winterslag en Europees voetbal gehaald. Dit was mijn laatste kans als hoofdtrainer om nog zoiets te beleven. Want de club zal misschien denken: we laten Pierre best niet meer overnemen, want van plaats vier naar acht …”

Slapeloze nachten

“Ik ben niet geschikt als hoofdtrainer. Daarom heb ik het nooit gedaan. Dit was de vijfde keer dat ik overnam. De moeilijkste keer ook. De ploeg draaide niet alleen niet, de druk was ook groter dan ooit tevoren door de enorme investeringen. Als je dan afglijdt naar plaats acht, doet dat me verschrikkelijk pijn.

“Ik ga mijn 36e jaar in deze club in, ik ben ermee vergroeid. Als het niet loopt, voel ik me verantwoordelijk en schuldig. Zo erg dat het mij dag en nacht in beslag neemt. Ik heb veel slapeloze nachten gehad de laatste weken, zeker na die drie nederlagen op rij. Het was afzien, verschrikkelijk. Zeker toen die bekerfinale daar nog eens bij kwam. Ondanks alles waren we maar negentig minuten verwijderd van Europees voetbal. Er zat heel veel druk op de ketel.

“Ik ga moeilijk om met druk. Daarom ook heb ik nooit de stap naar hoofdtrainer gezet. Ik voel dat het ten koste van mijn gezondheid gaat. Als je maar drie uur per nacht meer slaapt omdat je om halfdrie wakker wordt en ligt te piekeren tot ’s morgens vroeg omdat het voetbal maar niet weggaat, dan kun je wel zeggen dat het niet zo gezond is. Ik kon het geen minuut van me afzetten. Veel langer moest dit niet meer duren, dat voelde ik.

“Ik ben iemand die geniet van de kleine dingen van het leven. Ik heb er weken geen aandacht voor gehad. Ik vergat te leven. Het voetbal slorpte mij twintig uur per dag op en dat wíl ik eigenlijk niet. Ik ben heel gedreven in mijn werk als assistent, doe zelfs meer dan nodig is, maar in mijn vrije tijd wil ik kunnen genieten van simpele dingen.

“Als assistent heb ik trainers ten onder zien gaan aan de stress. Luka Peruzovic, Jos Heyligen … Ik heb tegen mezelf gezegd: dat wil ik niet. Ik heb lang geprobeerd om Ronny(Van Geneugden, nvdr) op zijn beslissing te laten terugkomen, maar ook voor hem was het te veel geworden.

“Ik heb altijd een goede band gehad met mijn hoofdtrainers. Er is er geen enkele die kan zeggen: die Pierre, die heeft mij tegengewerkt. Hein(Vanhaezebrouck, nvdr) ging, naar het schijnt, ook snel akkoord dat ik bleef. Dus zal het wel rondgaan dat ik betrouwbaar ben. Dat is belangrijk, want ik ken de mensen van het bestuur natuurlijk al vrij lang. Ik ben hier een beetje een tussenpersoon. Dat is wel eens moeilijk.

“Ik heb niet de kwaliteiten om hoofdtrainer te blijven. Er zijn er betere dan ik, trainers die het tactisch sneller zien. Daar ben ik eerlijk in. Ingrijpen in een wedstrijd is moeilijk. Als hoofdcoach moet je voortdurend zware beslissingen nemen, ook in de wedstrijd. Toptrainers zien het pats direct. Ik niet, hoewel ik een paar weken geleden gelukwensen kreeg omdat ik tactisch goed had ingegrepen. Dus misschien denken anderen er anders over, maar ik loop er niet mee te koop.

“Misschien ben ik wel te negatief. In het voetbal dan, want in het gewone leven ben ik de meest positieve man die er rondloopt. Ze zeggen dikwijls: naast Pierre mag een bom ontploffen, die bougeert niet (lacht). Zo is het. Maar in het voetbal kan ik bijna niet genieten. Als iedereen zei: Pierre, goed gespeeld, dan somde ik direct op wat in mijn ogen niet goed was geweest.

“Ik zeg altijd: ik probeer zo hard mijn best te doen dat ze mij volgende week ook nog nodig hebben. Met die ingesteldheid stapte ik ook als speler het veld op: ik probeerde zo goed te spelen dat de trainer mij wel moest blijven opstellen.”

De brave assistent

“Vroeger zei men wel eens: ze mogen aan iedereen raken, maar niet aan Pierre (lachje). Ik word hier door iedereen aanvaard.

“Als speler stond ik ook al kort bij de supporters. Gewonnen of verloren, ik ging ze altijd groeten. Ik heb heel veel respect voor de gewone supporter, want als die niet meer komt … Mijn pa was ook zo. Die kreeg een kaart voor de hoofdtribune in Winterslag, maar ging achter de goal staan, tussen de gewone mensen. Laatst hadden we een businessavond op de club. Dan blijf ik ook niet aan één tafel zitten, maar ga ik bij twintig of dertig tafels efkes babbelen. Ik kén ook veel mensen hier.

“Ik heb de verantwoordelijkheid gehad over zware contractspelers, maar heb zelf maar een simpel loontje. Ik ben heel normaal betaald, je moest eens weten (glimlacht). En toch ben ik content, want ik heb een prachtige job die mij zekerheid geeft. Jos Daerden is hier eens moeten opstappen als assistent, terwijl ik mocht blijven. Ze hadden ook Pierre weg kunnen sturen, maar nee, ik mocht blijven. Dus dat compenseert een beetje. En ik werk heel hard voor mijn centen, dat mag ik wel zeggen.

“Ik heb het dikwijls moeilijk met de mentaliteit en de stijl van sommige voetballers. Ik zit anders in mekaar. Daarom staat een ploeg als KV Mechelen mij enorm aan. Minder kwaliteit, maar veel enthousiasme en gretigheid. Ik heb het moeilijk met een groep als de onze die meer kwaliteit heeft, maar niet gretig genoeg is. Die af en toe gemakzuchtig is. Dat zeg ik ook. Als assistent probeer ik diplomatisch te zijn, maar als hoofdtrainer, vind ik, moet je zeggen waar het op staat. Ik ben altijd duidelijk. Kordaat. Als het goed is, zeg ik het, maar als het niet goed is óók.

“Het beeld van de brave assistent is er, dat weet ik. Ik ben braaf, maar eerlijk. In het gewone leven sta ik bekend als een zacht iemand. Ik heb nog nooit in mijn leven met iemand ruzie gehad. En toch laat ik niet over mij heen lopen. Ik ben geen tiran en je zult mij nooit zien schreeuwen, maar ik zeg wel kordaat waar het op staat. De groep heeft dat aanvaard. Er zijn er die wel wat hebben geprobeerd, maar zij wisten snel dat zoiets niet lukt bij mij.

“Ik heb veel opgestoken van Sef Vergoossen. Sef was een kei in discipline en toch schreeuwde hij nooit. Ik ben blij dat hij terug is.”

Veel geld verloren

“Ik ben enorm gehecht aan mijn familie. Wij waren met zeven kinderen thuis: zes broers en een zus. Het is toeval, maar we wonen nog alle zeven in een straal van vierhonderd meter van elkaar. Vroeger kreeg je nog bouwgrond van je ouders. Wij kregen vijf bouwplaatsen, twee zijn er een beetje verder moeten gaan wonen. Normaal komen we regelmatig samen, maar sommigen heb ik nu al zes weken niet gezien. Dat is spijtig.

“Ik heb een broer die café houdt. Daar komt geregeld familie over de vloer. Ik ben iemand die de boel bij mekaar houdt. Af en toe houden we een feest en dan zeg ik: kom allemaal eten! Of we doen een mis voor mijn ouders en ik zorg voor de koffietafel. Paar keer per jaar. Dat is uniek, je hebt dat niet veel met zulke grote families. Iemand heeft een nieuw kippenhok, of er wordt ergens een boompje geplant: de minste aanleiding is genoeg om te feesten. Onze buurt staat daarvoor bekend.

“De wijde wereld trekt me niet, ik kan niet weg uit mijn dorp. Ik ben honkvast, op alle gebied. Dat ik al zo lang bij Genk zit, is daar een bewijs van. Over enkele weken zijn mijn vrouw en ik dertig jaar getrouwd. En één van mijn broers heeft 45 jaar in hetzelfde bedrijf gewerkt. Wij zijn een familie die houdt wat ze heeft. Die geen risico’s neemt.

“Na mijn spelerscarrière kon ik speler-trainer worden bij clubs waar ik niet vijf, maar tíén keer meer kon verdienen dan bij Genk. Ik heb het niet gedaan. Ik ben hier in 1992 als assistent begonnen voor 45.000 frank netto per maand, terwijl een clubke in de derde klasse in Nederland mij bijna een miljoen frank jaarsalaris wilde betalen als speler-trainer. En toch voor die 45.000 per maand gekozen.

“Gebrek aan ambitie? Nee, wel een gebrek aan zelfvertrouwen. Bij Winterslag kreeg ik ook aanbiedingen om elders te gaan voetballen, maar telkens dacht ik: misschien kom ik daar niet in de ploeg. Raar, hé? Ik kon ook niet onderhandelen. Hooguit hield ik één avond het been stijf, maar op de volgende afspraak zei ik direct: maak het maar in orde. Ik heb veel geld verloren, dat zeg ik eerlijk.

“Sommigen zeggen: hij is naïef. Misschien. Ik trek het mij niet aan, maar het is een verkeerd beeld. Soms vind ik dat wel spijtig. Maar goed, je leert het ook te relativeren.”

Verliefd op bakkersdochter

“Ik heb een fantastische vrouw. Iedereen zegt het: gelijk Pierre en Wies, zo is er maar één koppel. Het geheim? Ik weet het niet. Ik ben er wel blij om.

“Het gekke is dat ze niet zo van voetbal houdt. Toen ik nog speelde, kwam ze soms pas vijf minuten voor het einde van de match om nadien met de spelersgroep mee op stap te gaan. Toen ik werd gehuldigd voor mijn 650e match voor Winterslag, hadden ze Wies daar graag bij betrokken. Maar ze was er niet, ze was nog onderweg. Die match, tegen het grote KV Mechelen nog met Piet den Boer en zo, is toen vijf minuten later begonnen. De scheidsrechter wilde wel even wachten, want Wies was er bijna. (lacht)

“In onze laatste bekerfinale tegen Standard stond het 2-1, maar zij vond er niet te veel aan. Dus is ze wat gaan wandelen op de parking van de Heizel. Vijftigduizend man in dat stadion, maar Wies gaat wandelen! Ze heeft twee keer lawaai gehoord en op de 80e minuut is ze weer naar binnen gegaan. Het stond 4-1 voor ons. (lacht)

“Als ik een feestje geef, houd ik altijd een toespraak. Dan vertel ik over mijn leven. Voor ons 25 jaar getrouwd zijn en nadien toen we samen 100 jaar werden, Wies en ik, had ik ook Jos Vaessen en de club uitgenodigd. Daar heb ik verteld hoe ik mijn vrouw heb leren kennen. Zij was de dochter van de bakker van het dorp. Ik was dertien, veertien jaar en moest van mijn moeder vijftig pistolets gaan halen. Ik bracht er maar vijfentwintig mee, want dan kon ik ’s namiddags nog eens terug. Zo zag ik Wies twee keer. Iedereen lachen in de zaal!

“Een paar jaar later kwamen ze mij halen. Wies verjaarde en ik was uitgenodigd. Zo is het begonnen. Het was de periode dat ik van Molenbeersel naar Winterslag ging, in 1974.”

Konijntje koken

“Er verandert weinig in mijn leven. En juist daarom is het zo boeiend. Door wat ik nu heb meegemaakt, ben ik wekenlang vergeten te leven. Daar houd ik niet van. Ik ben blij dat het allemaal achter de rug is, dat zeg ik eerlijk. Het is een schone rotjob. (lacht)

“Ik ben een natuurmens. Heb ik een beetje vrije tijd, trek ik het bos in. Ik heb ook een stukje grond met hertjes, eenden en kippen. Ik moet daar iedere dag eens naartoe kunnen lopen. Op een vrije dag misschien wel tien keer. Maar de laatste tijd veel te weinig.

“’s Zomers leef ik buiten. Bij de buren op het terras of zij bij mij. Ik heb een vijvertje, daar gaan we dan zitten. En babbelen, tot 12 uur ’s nachts. Dat is voor mij leven. Ik kook ook graag. Af en toe maak ik een konijn klaar en dan komen ze allemaal eten. Dat is waar ik van houd. En terwijl ik aan het koken ben, zit Wies in de tuin, want zij kookt niet graag. Dus draaien we de rollen om. Misschien dat ze me daarom zo graag heeft. (lacht)

“Ik ben de gelukkigste man op aarde, alleen de laatste maanden niet. Er is niets wat ik mis, ik heb alles gekregen wat ik wou. Ik wou voetballer worden: ik ben het geworden. Later wilde ik de bakkersdochter: ik heb ze gekregen. Ik wou twee kinderen: gekregen. Ik wou een meisje en een jongen: gekregen. Dan wou ik profvoetballer worden: ik ben het geworden. En ik wilde assistent zijn omdat ik dan misschien altijd in dezelfde club kon blijven: ook dat is gelukt.

“Mijn ouders zijn 86 en 84 mogen worden, die hebben een prachtig leven gehad. Mijn ma bleef als laatste over en was dement op het einde. We spraken af dat ieder kind een dag en een nacht op haar zou passen. Ik had de donderdag. Zo hebben we ma thuis kunnen verzorgen tot ze stierf. Waar maak je dat nog mee? Nee, ik ben echt gelukkig.”

Remmen voor een merel

“Ik blaas niet hoog van de toren, altijd nederig. Blijf nederig: dat zeg ik ook tegen iedereen met wie ik werk. Ik kom uit een mijnwerkersgezin, mijn pa was mijnwerker in Eisden en Zwartberg. De familie Denier is een familie van werkers. Daarom ook heb ik moeite met spelers die er de kantjes af lopen.

“Veel mensen zeggen, en nu ga ik misschien stoefen: Pierre, zoals gij is er maar ene. Het schoonste voor mij is dat iedereen mij graag heeft. Ik zou het erg vinden als ik één vijand had. Misschien ben ik ook daarom geen goede trainer: een trainer moet soms hard zijn. Ik heb een kameraad die altijd zei: Pierre, jij bent geen goede trainer, want jij zou er dertien willen opstellen. (lachje)

“Ik heb een klein hartje, ja. Je kunt niet zeggen dat ik een olifantshuid heb, echt niet. Hier van- binnen is het nooit rustig. Ik ben een heel gevoelig type, holala. Vorige week reed ik naar het stadion en onderweg in het bos komt er een merel voor mijn auto gevlogen. Pats! Kapot. Dan heb ik daar zo’n spijt van. Ik kon hem niet meer ontwijken. Ruit vol veren. En ook al zijn er genoeg van, toch denk ik: godverdoeme, waarom niet harder geremd?

“En ongerust … Als mijn kinderen te laat thuis komen of mijn vrouw moet naar de dokter, oei, oei, oei. Dan zit ik zó in Heppeneert aan het kapelletje en duwik een kaarsop. Nee, ik ben héél gevoelig. Iedereen weet dat. Ik heb afgezien en mijn familie en buren zien dat dan aan mij. Mijn dochter zat constant haar nagels af te bijten. Nu ja, ik ook. Pa, zegt ze, slaap je wel goed? En dan probeer ik dat te verdoezelen.

“Maar goed, ondanks alles denk ik toch dat ik gedreven ben. Anders doe je niet wat ik allemaal doe. Vorige week nog vroeg iemand op de club me of ik een training kon geven aan ADHD-kinderen. Eigenlijk had ik er geen tijd voor, maar ik heb het toch gedaan. Zo ben ik.” S

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content