Hij is dit seizoen helemaal doorgebroken bij Racing Genk en volgens velen loopt er tegenwoordige geen betere linksback op de Belgische voetbalvelden. Sébastien Pocognoli droomt van Lens en van Peking.

In de ogen van veel waarnemers is hij de beste linksachter van het Belgische kampioenschap. Twaalf maanden geleden kende nochtans niemand Sébastien Pocognoli. Méér zelfs, hijzelf werd toen door twijfel aangevreten en het scheelde geen haar of hij had Racing Genk de rug toegedraaid.

Velen vinden Sébastien Pocognoli een wat mysterieuze jongen. Hij gedraagt zich niet uitbundig, hij zegt weinig. Het introverte type. Maar mét een gespierd karakter : hij weet wat hij wil. “Ze hebben me al zoveel bijnamen gegeven. Poco, Poki, Pokémon zelfs. Ik heb liever dat ze me gewoon Sébastien noemen.”

Sébastien, een jaar geleden zag je het niet meer zitten.

Sébastien Pocognoli : “Totaal niet, ik zat toen echt in een zwart gat. We spreken nu over eind 2005. Ik kreeg weinig speelkansen en ik verdiende er ook geen, want ik was nog niet klaar. Maar als je jong bent, begrijp je dat niet. Ik werd gewaar dat veel mensen in mij geloofden en ik stond te trappelen van ongeduld om mijn talent op het veld te tonen. Het duurde naar mijn zin veel te lang vooraleer ik een kans kreeg. Ik stond op het punt om Racing Genk te verlaten. Ik belde naar Jos Vaessen en bracht onze voorzitter op de hoogte van mijn voornemen. Ik had zin om in Nederland te voetballen, omdat jongeren daar gemakkelijker aan de bak komen. Dat een Nederlandse topclub als AZ, met een gereputeerde coach als Louis van Gaal, belangstelling had getoond, sterkte me in mijn overtuiging.

“Dan blesseerden Indridi Sigurdsson en Tom Soetaers zich tijdens de winterstage in Turkije. De linkerflank van de ploeg lag daardoor op apegapen, er bleven alleen nog Gonzague Vandooren en ikzelf over. Ik nam deel aan twee vriendschappelijke wedstrijden : tegen Spartak Moskou als linksachter en tegen Trabzonspor links op het middenveld. In die tweede match maakte ik twee doelpunten. Bij de eerste wedstrijd van de competitie na de winterstop – tegen Charleroi – was ik er opnieuw bij en gaf ik een assist. En vervolgens scoorde ik tegen Westerlo toen ik nog maar twintig seconden op het veld stond. Ik was gelanceerd. Op het einde van het seizoen eindigde ik als derde in het supportersklassement van de verdienstelijkste speler. Alleen Steven Defour en Bob Peeters gingen me in dat referendum vooraf.”

Beter blijven dan verbranden

Die winterstage in Turkije was de eerste kentering in je nog jonge carrière. Een tweede keerpunt deed zich vorige zomer voor. Toen besloot je om bij Genk te blijven hoewel het je niet aan aanbiedingen ontbrak.

“Het klopt, veel clubs toonden toen belangstelling voor mij. AZ klopte opnieuw aan, maar ook enkele goede clubs uit Frankrijk, waaronder Lens. Feyenoord had ook interesse : het was Philippe Léonard of ik. Waarom ik dan bij Racing Genk ben gebleven ? Gewoon, het feit dat ik bij Genk speelde. Dat de trainer me zijn vertrouwen schonk. Dat ik als negentienjarige gast bij een Belgische topclub voetbalde.

“Ik gaf me er ook rekenschap van dat ik niet zomaar van de ene dag op de andere kon opstappen bij Racing Genk. Er stond amper een vijftiental wedstrijden in de eerste klasse op mijn teller. Ik vond dat ik ook eerlijk moest blijven tegenover de club die me had opgeleid. Door zo vroeg al te verhuizen, riskeerde ik bovendien misschien ook om me vlug te verbranden.

“Mijn familie en mijn omgeving raadden me aan om te blijven. Mijn manager Kismet Eris eveneens. Als hij alleen aan het geld had gedacht, zou hij zeker op een transfer hebben aangestuurd. Maar hij dacht eerst aan mijn persoonlijke belangen. Mijn trouw tegenover Genk is beloond geworden. Ik kreeg een zeer mooi contract. En ik word in Genk gewaardeerd : van de trainer over de terreinverzorger tot de supporters en de bestuursleden.”

In zekere zin heb je andere jonge voetballers een les gegeven. Op aanstichten van hun managers vertrekken ze vaak veel te vroeg.

“Langs de ene kant is het goed om ongeduldig te zijn. Dat wijst erop dat je in jezelf gelooft en dat je gemotiveerd bent. Van de andere kant wijst het erop dat je je niet altijd van de realiteit bewust bent. Ongeduld veroorzaakt soms slechte keuzes.”

Heeft Hugo Broos veel met jou gepraat in die periode van grote twijfels ?

“Iedereen weet dat hij geen grote babbelaar is. We hebben misschien een keer of drie per jaar met elkaar gesproken en telkens maar gedurende enkele minuten. Maar die in totaal tien minuten waren wel voldoende om me te overtuigen. Hugo Broos vatte de toestand heel helder samen. Hij somde een aantal punten op waarop ik volgens hem nog moest verbeteren. Daarmee gaf hij me een doel. Andere trainers praten gedurende uren, maar draaien eigenlijk alleen maar rond de pot en op het eind steken ze een dolk in je rug.

“Ik kan alleen maar erkennen dat Broos zeer eerlijk tegenover mij is geweest, al moet ik ook toegeven dat ik het niet onmiddellijk eens was met zijn zienswijze. Ik zag Steven Defour spelen, ik zag Marvin Ogunjimi spelen, Jordan Remacle speelde. En ik speelde niet, terwijl ik wel als eerste van hen mijn debuut in de eerste klasse had gevierd, namelijk toen ik zestien jaar was. Het was frustrerend.”

Maar je bent nog voor verbetering vatbaar.

“Vanzelfsprekend. Ik boek elke match vooruitgang. Ik maak fouten en van fouten leer je het meest. Ik zal bij Genk blijven tot de dag dat ik geen progressie meer maak. De manier waarop ik evolueer, zal beslissen over hoe lang ik bij Racing Genk blijf voetballen. Daarna zou het goed zijn, mocht ik naar een degelijke buitenlandse subtopper kunnen. Een club met gezonde ambities, niet met excessieve ambities.

“Een club als Lens zou ideaal zijn. Lens is een beetje het Racing Genk van Frankrijk : een goed gestructureerde club met een goede sfeer en een ploeg die vaak bovenaan geklasseerd staat. Het zou schitterend zijn, mocht ik daar mijn carrière kunnen vervolgen.

“Maar eerst moet ik de gebreken uit mijn spel wegvijlen. Ik moet bijvoorbeeld mijn positiespel nog verbeteren, want dat is verre van perfect. Zonder twijfel een gevolg van het feit dat ik als aanvaller werd gevormd. Ik moet me ook forceren om tot het einde geconcentreerd te blijven, maar op het einde van een match zit je een beetje in het rood en dan is het niet gemakkelijk om die concentratie te blijven opbrengen. En ik moet ook nog leren mijn inspanningen beter te doseren. Op het einde van de heenronde voelde ik me wat vermoeid, dat wil ik niet verbergen. Het schijnt dat die vermoeidheid heel normaal is voor een jongere van mijn leeftijd. Het is een tijdelijke vermoeidheid, maar ze zal me nog overvallen.”

De sfeer was volledig verrot

Kan Genk dit seizoen kampioen worden ?

“Ja, maar Anderlecht, Club Brugge en Standard kunnen net zo goed de titel behalen. Genk heeft geen uitgebreide spelerskern zoals Anderlecht. Het zijn altijd dezelfden die spelen. En we hebben ook minder kwaliteit, we moeten compenseren met automatismen en karakter. De titel behalen zou fantastisch zijn. Maar stel dat we als tweede of derde eindigen : ik denk niet dat je dan van een mislukt seizoen kan spreken.”

Zeker niet als je ziet hoe catastrofaal de voorbereiding op het seizoen voor Genk is verlopen.

“Toen ik in juli vertrok naar het EK voor min-19-jarigen in Polen was de sfeer op de club uitmuntend. Toen ik terugkeerde, vroeg ik me af waar ik nu in terechtgekomen was. Het was een verschil van dag en nacht. De sfeer was volledig verrot. Het was nog erger dan het seizoen voordien. De resultaten waren slecht, we vonden de goede formule niet. Er was paniek aan boord. Maar dan zijn we goed aan de competitie gestart en de puzzel klopte ineens. Nu is de sfeer beter dan ooit. We zien elkaar na de wedstrijden, we gaan samen uit. Daaraan zie je maar : het zijn de resultaten die de sfeer bepalen.”

Waarom geen Rode Duivel ?

Er zijn mensen die luid roepen dat je in de nationale ploeg hoort. Hoe reageer je daarop ?

“Ik blijf daar sereen bij. Eigenlijk bevind ik me tegenover de nationale ploeg in dezelfde situatie als vorig jaar tegenover Racing Genk. Diep in mezelf ben ik ervan overtuigd dat ik over het nodige potentieel beschik. Maar het is allicht beter dat ik niet ongeduldig word.

“Net als iedereen stel ik vast dat Thomas Vermaelen geen echte linksachter is, dat Philippe Léonard bij Feyenoord niet speelt, dat Peter Van Der Heyden geblesseerd is/was en dat Olivier Deschacht niet in de gratie van de bondscoach staat. Allemaal vaststellingen die mijn ongeduld aanwakkeren. Ik zeg tegen mezelf : als Anthony Vanden Borre en Steven Defour al op zeventienjarige leeftijd werden geselecteerd, waarom zou de negentienjarige Pocognoli dan geen Rode Duivel kunnen worden ? Een gewone preselectie zou me al plezier doen, ik zou het als een teken van aanmoediging interpreteren.”

Denk je dat René Vandereycken Racing Genk boycot ?

“Dat weet ik niet, alleen René Vandereycken kan op die vraag antwoorden. Persoonlijk denk ik dat er, behalve Kevin Vandenbergh, nog andere spelers van Genk een selectie voor de nationale ploeg verdienen. Tegen Anderlecht hebben we met negen Belgische spelers gewonnen met 1-4. Ik heb het dan niet noodzakelijk over mezelf.”

In afwachting van een eventuele selectie voor de nationale ploeg is er in juni het EK voor min-21-jarigen in Nederland. Kijk je daarnaar uit ?

“Ik droom vooral van de Olympische Spelen. In Nederland bij de eerste vier eindigen en dan naar Peking kunnen gaan, dat zou buitengewoon zijn. Het wordt moeilijk, maar je weet nooit. We hebben een goede groep, met voor elke positie twee potentiële titularissen. Zelf ben ik ook niet zeker van mijn plaats op de linksback. Landry Mulemo is een te duchten concurrent. Hij speelt al twee jaar mee en hij heeft nooit teleurgesteld, dus begrijp ik Jean-François de Sart perfect wanneer hij zegt dat hij Landry niet zomaar wil laten vallen. Ik ben nog nieuw in de groep, ik zat voordien in de selectie van de min-19-jarigen. Landry was geschorst voor de terugmatch in Bulgarije en zo kreeg ik mijn kans. Kennelijk heb ik die kans gegrepen, want ik was ook titularis voor de vriendschappelijke interland tegen Marokko. Aan mij nu om te bevestigen.”

Ben je er een voorstander van dat A-internationals naar de beloften worden overgeheveld ?

“Ik denk dat Thomas Vermaelen en Steven Defour dat goed zouden doen. Zowel wat betreft hun functioneren op het veld, als wat betreft hun geestdrift. Voor Vincent Kompany en Anthony Vanden Borre ben ik sceptischer. Niet dat ze minder kwaliteiten zouden hebben. Wel omdat ze al zo met de nationale A-ploeg zijn vergroeid, dat ze zich misschien niet meer bij de beloften betrokken voelen.

“Bij de beloften spelen we bovendien met echte vleugelspelers. We hanteren een andere speelstijl dan de A-ploeg. Ik denk dat De Sart eerst de groep zal raadplegen alvorens een positie in te nemen. Dat is zijn gewoonte, hij spreekt veel met zijn spelers. Op het relationele vlak is hij een formidabele coach.”

DANIEL DEVOs

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content