‘Het is leuk om speciaal te zijn’

© BELGAIMAGE - JAMES ARTHUR

Zijn naam is Engels, zijn looks Indonesisch, zijn accent Vlaams en in de jeugd kwam hij voor de nationale ploegen van Nederland uit. In de persoon van Sandy Walsh komen een hoop culturen samen. ‘Vroeger werd ik erom gepest, nu vinden mensen het leuk dat ik anders ben.’

In koffiebar annex minisupermarkt Moor & Moor nipt Sandy Walsh (23) van zijn cappuccino. Elke dag komt hij hier even, in de hipstertent in het centrum van Gent, op twintig meter afstand van zijn appartement. ‘Mijn vriendin Luna en ik doen hier een koffietje of we halen wat kleine boodschappen zoals kaas en brood’, zegt de speler van Zulte Waregem. ‘Hier is alles vegan of biologisch. Met de verandering van het klimaat proberen we op die manier iets goeds te doen.’

Iets goeds doen: dat thema zal vaker terugkomen in het gesprek. Zijn grootvader bracht hem die levensles al vroeg bij. ‘Hij zei eens tegen me: ‘Als je elke dag iets goed doet voor een ander, ben je een goed mens.’ Dat is typisch Indonesisch, het land van mijn grootouders. Toen ik daar op reis was, zag ik hoe mensen op mij reageerden. Hoe geweldig ze waren, hoe lief en zorgzaam. De mensen daar zijn heel nederig, ze doen alles voor een ander.’

Zijn grootvader is er niet meer, maar via zijn kleinzoon leeft zijn levensles voort. ‘Het zit ‘m in de kleine dingen. Een ander voorlaten bij de kassa die maar een paar boodschappen heeft, bijvoorbeeld. Of onlangs, toen de lift stuk was, heb ik de zakken van een oudere vrouw naar boven helpen dragen. Die momenten doen zich elke dag voor en je gaat er gemakkelijk aan voorbij, maar ze kosten geen enkele moeite. Het laat mij inzien dat het simpel is om iets voor een ander te betekenen.’

Dat is Walsh zijn religie. ‘Ik ben niet gelovig, maar de cultuur die eromheen hangt interesseert mij wel heel erg. Hoe het christendom, jodendom en de islam denken, houdt me bezig. Ze hebben allemaal een eigen denkwijze en die hangt samen met een hele cultuur. In Istanbul was ik daar echt door geraakt. We bezochten verschillende moskeeën en maakten van dichtbij mee hoe die mensen daar leven. Een deel van mijn familie en vrienden is moslim en met de ramadan, bijvoorbeeld, vraag ik hen hoe dat werkt; wat wel en niet mag, en waarom. De fascinatie voor religies is er, maar ik kan niet zomaar in een geloof stappen. Ik ga niet zeggen: ‘Zo, vanaf vandaag ben ik moslim.”

Sandy Walsh drinkt een koffietje in het centrum van Gent. 'Ik zie mijn rol breder dan het voetbal.'
Sandy Walsh drinkt een koffietje in het centrum van Gent. ‘Ik zie mijn rol breder dan het voetbal.’© BELGAIMAGE – JAMES ARTHUR

Roots

De Indonesische roots van Walsh blijken maar een klein deel van het geheel te zijn die in zijn persoon samenkomen. Zijn grootouders vertrokken vanuit Indonesië naar Europa, waar ze lange tijd in Italië en Zwitserland woonden. In dat laatste land is de moeder van Walsh geboren, waarna de familie al snel naar Nederland vertrok. Zijn vader is een Brit met een Ierse moeder en een Engelse vader. Walsh begint te lachen. ‘Ik vind het eigenlijk ook een geweldig verhaal; al die lijnen in de geschiedenis van mijn ouders. Mijn vader is Iers-Engels en mijn moeder een Indonesisch-Zwitserse, die eerst Italiaans sprak thuis, maar een Nederlands paspoort heeft omdat ze daar is opgegroeid.’

Met zijn hond op de zetel. 'Als kindje sprak ik eerst Frans. Dat hoor je nog op al mijn babyfilms.'
Met zijn hond op de zetel. ‘Als kindje sprak ik eerst Frans. Dat hoor je nog op al mijn babyfilms.’© BELGAIMAGE – JAMES ARTHUR

Beiden wonen nu in België, het land waar hun kinderen zijn geboren en opgegroeid. Daar was de ontmoeting van pa en ma Walsh nooit een uitvoerig besproken thema aan de keukentafel. ‘Maar ik kwam op een leeftijd waarop je aan meisjes en relaties begint te denken en ik vroeg aan mijn vader hoe hij mijn moeder had leren kennen. Hij vertelde dat hij als professioneel squasher met het nationale team in Amsterdam was, waar ze een toernooi speelden. In een supermarkt stond hij aan de kassa en was iets vergeten in te pakken, of zo, waarop mijn moeder hem erop attendeerde. Zo kwamen ze in contact en zijn ze beginnen daten.’ Weer die lach. ‘Mooi verhaal, hè?’

Zijn vader keerde terug naar Engeland, maar de relatie met zijn Nederlandse vriendin bleef bestaan. Niet veel later raakte pa Walsh zwaar geblesseerd; zijn professionele squashcarrière was daarmee ten einde. ‘Hij had de ambitie om een squashclub te openen, samen met mijn moeder. Ze probeerden het eerst in Amsterdam, maar dat bleek niet mogelijk. Vervolgens kreeg mijn moeder werk aangeboden in Oostende, ze werkt als persattaché voor de cinemawereld en is op elk filmfestival aanwezig. Nu doet ze dat vooral voor internationale films uit Azië en Afrika, waarvoor ze perscontacten in Europa legt.’

Walsh werd in Brussel geboren, maar niet veel later vonden zijn ouders in Lorient alsnog een squashclub en het gezin vertrok naar het zuiden van Bretagne. ‘Als kindje sprak ik zodoende eerst Frans, dat hoor je nog op al mijn babyfilms. Dat is best grappig, want thuis spraken we met zijn vieren Engels en met mijn moeder Nederlands. Het Frans leerde ik in de crèche en uit mijn omgeving.’

Vier jaar later keerden ze terug naar Brussel, waar de familie eerst in het centrum woonde om later in Overijse en Hoeilaart neer te strijken. Ook hier runden pa en ma Walsh een squashclub. ‘Maar dat liep niet zo goed waarop mijn vader bij de Engelse ambassade is gaan werken. Omdat wij hier opgroeiden en een leven opbouwden zijn ze nooit meer willen weggaan.’

Belg bij Oranje

Walsh en zijn zusje hebben net als hun moeder de Nederlandse nationaliteit. ‘Mijn moeder zei: omdat je de naam van je vader zult krijgen, ontvang je de nationaliteit van mij.’ Zodoende kwam hij als voetballer uit voor de jeugdelftallen van Oranje. Ook België polste hem, maar dan moest hij zijn paspoort inruilen. De keuze voor Nederland was dan ook een praktische.

Daar kwam hij de kleedkamer binnen als ‘de Belg’: de titel die hij ook al snel kreeg opgespeld tussen jongens als Nathan Aké (Bournemouth), Rick Karsdorp (AS Roma) en Tonny Vilhena (Feyenoord). ‘Ik ben officieel niet Belgisch, maar in de praktijk zit dat misschien wel het meest in mij. Ik spreek Vlaams en ben hier opgegroeid. Ik heb de Belgische mentaliteit: dat rustige, afwachtende en de bescheidenheid. Die kleedkamer in Nederland…’ Hij grijnst. ‘Die was ineens totaal anders dan ik gewend was.

Sandy Walsh met zijn vriendin Luna Stevens: 'Zij heeft precies dezelfde interesses als ik.'
Sandy Walsh met zijn vriendin Luna Stevens: ‘Zij heeft precies dezelfde interesses als ik.’© BELGAIMAGE – JAMES ARTHUR

‘De meeste jongens kenden elkaar al; van bij hun club of Oranje. Ik kwam als een eenling binnen, de jongen uit België: rustig en stil. Zij voelden zich op hun gemak, hadden een grote mond en riepen tijdens de training op elkaar. Ik was enorm onder de indruk.’

Op de terugweg sprak hij zijn verbazing uit naar zijn moeder. Maar zij haalde haar schouders op. ‘Dat is normaal in Nederland, zei ze. En dat ik dat moest accepteren. ‘Leer ermee omgaan of niet.’ Dat heb ik uiteindelijk ook gedaan.’ Bovendien is de voetbalwet simpel. ‘De beste manier om geaccepteerd te worden, is het te laten zien op het veld. Als dat niet het geval zou zijn geweest, zouden mijn accent en afkomst zijn opgevallen. Nu verdwenen die al gauw naar de achtergrond.’

Toch bleef het cultuurverschil tussen Nederland en België voor Walsh merkbaar. ‘Naarmate ik in oudere teams kwam, werd het verschil van mentaliteit steeds meer zichtbaar voor mij; jongens zijn ouder en durven meer. Ik heb daar veel van geleerd. Die grote mond, bijvoorbeeld, heb ik een beetje meegenomen naar de Belgische velden. Daar schrokken ze hier eerst van, maar uiteindelijk werd het geapprecieerd. Vooral omdat ik vaak de kapitein was, dan paste het dat ik mijn mond opentrok. Dankzij mijn keuze voor Nederland heb ik daar stappen in gezet die in België misschien nooit mogelijk waren geweest.’

Chineesje

Een beetje anders is hij altijd geweest. Ook op de basisschool had hij al gemerkt dat mensen die opvallen er worden uitgepikt. ‘Ik zag het interview met Dion Cools in dit blad. Hij is een goede vriend van me en ik las dat hij ‘Chineesje’ werd genoemd omdat zijn moeder uit Maleisië komt. Dat was bij mij precies hetzelfde. Nu kan ik antwoorden dat ik Indonesisch ben, maar vroeger hield ik gewoon mijn mond.

‘Ik voelde altijd dat ik als anders werd bestempeld. Als je ouder bent besef je dat dat helemaal niet erg is: speciaal zijn is juist leuk. Dat vinden de mensen in mijn omgeving nu ook. Maar als kind wil je graag zijn zoals de rest, zodat je niet opvalt en ze jou er niet kunnen uitpikken. Gebeurt dat wel dan schrik je, vooral omdat ik mezelf niet anders voelde. Dat moet je een plaats leren geven. Het is natuurlijk niet leuk dat ze je Chinees noemen, maar ik had ook genoeg vrienden die mij bijstonden. Ik heb uiteindelijk aan de anderen kunnen zeggen dat ik het niet leuk vond dat ze me zo noemden. Toen is het ook gestopt.

‘Op die momenten merkte ik wel dat ik een bepaalde sterkte in me heb. Om op de basisschool of zoals bij het Nederlands elftal niet weg te kruipen, maar staande te blijven, zonder dat heel duidelijk te laten zien. Dat herken ik van mijn vader. Hij laat niet zo snel iets van zichzelf zien. Mijn moeder heeft dat wel heel fel. Zij heeft echt die Nederlandse mentaliteit, dat temperament. Ik ben duidelijk een mix van beiden. Ik heb dat temperament ook ergens, maar het komt pas naar voren als het nodig is. Maar een nationaliteit op mezelf plakken… Dat kan ik niet. Ik ben van alles een stukje.

‘Mijn vriendin zou mij omschrijven als rustig, lief en iemand die eerder aan een ander denkt dan aan zichzelf. Ik kan ermee leven als jij het beter hebt dan ik. Ik zou bijna willen zeggen dat ik het een ander meer gun dan mezelf… En dat is niet goed soms, hè? Zeker niet in het voetbal. Mijn moeder hamerde daar altijd op: dat ik de kansen moet pakken die ik krijg en niet zomaar over mij heen moet laten lopen. Dat is dan ook al fel verbeterd. Ook dankzij het Nederlands elftal. Mocht ik die ervaring niet hebben gehad, dan stond ik niet waar ik nu sta. Die mentaliteit heeft me gehard. Oranje is een goede keuze geweest.’

International van Indonesië

Het Nederlands elftal haalde Walsh uiteindelijk nooit. Inmiddels is hij bezig om zijn paspoort om te ruilen voor een Indonesische, om daar voor de nationale ploeg te kunnen uitkomen. Die behoefte ontstond na de Europese campagne van Genk in de UEFA Cup twee jaar geleden, toen het tot aan de kwartfinales reikte. ‘Die prestaties waren in Indonesië groot nieuws omdat ik Indonesische roots heb. Ook spraken ze in het sportnieuws over de mogelijkheid om voor hun land uit te komen.’

Walsh kreeg er duizenden volgers bij op Instagram; de bijna honderdduizend volgers die hij heeft komen vrijwel allemaal daarvandaan. ‘Als ik zie wat ze mij allemaal sturen… Ze willen me overtuigen om voor hun land uit te komen en ik krijg foto’s van mensen die een truitje dragen met mijn naam. In Jakarta! Je kunt zeggen: het zijn maar anonieme volgers, maar dat doet toch wat met je. Ik was daar enorm van onder de indruk.’

Hij vertaalt hun woorden en leert zo beetje bij beetje Indonesisch. Ook is er nauw contact met de dit jaar aangestelde trainer Simon McMenemy en de voetbalbond. ‘Ik zie het zo: voor een nationaal elftal uitkomen, is iets extra’s; het gaat mijn carrière niet bepalen. Het is juist andersom: een gevolg ván je carrière. En vooral een mooie ervaring. Ik wil dat meemaken. En dat gaat niet gebeuren met de landen waarvoor ik ook had kunnen kiezen: Nederland, België of Engeland. Zo realistisch moet ik zijn. Voor Indonesië spelen is een droom.’

Niet alleen op sportief vlak. ‘Ik zie mijn rol breder dan het voetbal. Ik wil een uithangbord worden voor iets groters. In Indonesië kun je als international niet meer over straat, je bent daar een idool. Dat zou ik willen inzetten voor goede doelen. Kijk naar de natuurrampen van de afgelopen tijd: al die mensen die dakloos worden of dierbaren verliezen… Ik wil daar voor sponsoren en ambassadeur worden van goede doelen.’

Wereldreiziger

Walsh kan zo bovendien een andere droom waarmaken: zo veel mogelijk van de wereld zien. ‘Ik heb heel veel behoefte aan informatie tot me nemen, dingen leren, zien, mensen ontmoeten, culturen en gewoontes meemaken. Ik geef mijn geld zoveel liever uit aan een reisje dan aan een materiële uitgave. Een ervaring is voor de eeuwigheid; die draag je altijd met je mee, terwijl een nieuwe auto na een tijdje verdwijnt.’

Elk vrij weekend gebruikt hij daarvoor. Zo zag Walsh onder meer al de Seychellen, Mexico, Dubai, Indonesië, Thailand… ‘De natuur in de Seychellen… Dat was iets ongelooflijks. Die echtheid… Het ongerepte… Niets was daar al aangeraakt door de mens. Ik ben ook vaak in Dubai geweest omdat daar familie woont, en daar weet je: alles is opgezet door de mens. Dat is niet echt, niet zoals de natuur het ooit bedoelde. In Míkonos ( Griekenland, nvdr.), Thailand, de Seychellen, Bali… Daar is het allemaal écht. En wat te denken van het leven onder water. Een compleet bestaan waar wij in het dagelijkse leven niets van zien. Dat is ongelooflijk.’

Sinds hij zijn vriendin kent, nu alweer vijf jaar, is die behoefte alleen maar versterkt. ‘Mijn vriendin heeft precies dezelfde interesses. Er zijn genoeg mensen die op reis gaan naar Thailand en daar twee weken aan het strand liggen, dicht bij hun luxeresort. Wij hebben beiden de behoefte om het land in te trekken: op zoek naar plekken waar de locals leven – dicht bij die gewoontes en culturen komen. Dan zie je hoe de mensen leven, hoe hun dag er uitziet. Daar leer ik heel veel van.’

Hij noemt opnieuw de Seychellen. Het eiland ten oosten van Afrika heeft van alle reizen misschien wel de meeste indruk op Walsh gemaakt. ‘De mensen daar hebben zó weinig. Ze wonen in een hutje, koken op een vuurtje buiten… En ze zijn zó gelukkig; altijd blij, altijd in the mood. Het zijn maar kleine dingen, maar je neemt ze in je op en draagt ze voor altijd met je mee. Dat is onbetaalbaar. Omdat het me doet inzien hoe gelukkig we moeten zijn met wat wij hier hebben. Dat beseffen we soms veel te weinig.’

Salsalessen met Romina en Ramona

Sandy Walsh was zes jaar toen hij in de jeugdopleiding van Anderlecht terechtkwam, maar verruilde die op zijn zestiende voor KRC Genk. Net voor hij de overstap zou maken, ging hij op reis met zijn ouders. ‘Ik zou bij de jeugd aansluiten, maar na twee dagen in Rome kreeg ik een telefoontje van Pierre Denier, destijds assistent-trainer bij het eerste. Of ik binnen twee dagen in Genk kon zijn: ze gingen vertrekken op trainingskamp en de trainer, Frankie Vercauteren, wilde me er graag bij hebben. Genk was net kampioen geworden, in een team met Anthony Vanden Borre, Kevin De Bruyne en Thibaut Courtois! Met mijn vader vloog ik direct terug naar België, waar hij me bij Genk afzette om zelf terug op reis te vertrekken met mijn moeder en zusje.’

Net als bij Oranje (zie hoofdtekst) was de kleedkamer even wennen. ‘Ik kwam van de jeugd en zat nu tussen al die grote mannen, die kampioen van België waren geworden. Ik wist even niet hoe ik mij moest gedragen. Ik was nog een snotneus, kwam net kijken, maar geen van die jongens had sterallures. Ik las natuurlijk ook weleens wat er in de media over Anthony werd gezegd, maar sinds ik hem ken weet ik dat hij niet is zoals hij wordt neergezet. Met die beeldvorming heb ik het wel moeilijk. Anthony was voor mij en de andere jonge spelers een grote broer. Hij kwam voor ons op, ook al gingen de andere jongens tegen ons in bij discussies. Hij gaf ons van die kleine tips, hoe je je carrière kan opbouwen en uitstippelen. Hij was de gangmaker ook, maar het was sowieso een heel leuke groep. De Bruyne was altijd al die rustige, bescheiden jongen; down-to-earth. Ook iemand die echt op zichzelf is. Ook al gebeurt er nu veel rondom hem, hij en Thibaut blijven dezelfde jongens. Voor mij was Genk een geweldige ervaring.’

Mede door het gastgezin waar hij tweeënhalf jaar verbleef. ‘Ik woonde bij twee Italiaanse zussen van in de dertig: Romina en Ramona. Ik voelde me daar zó op mijn gemak. Zij waren als grote zussen voor mij; ze zeiden wat ik moest doen, maar knepen af en toe een oogje toe. En hun ouders waren mijn grootouders, ik moest hun vader ‘opa Pol’ noemen. We gingen uit eten, vierden samen Italiaanse familiefeesten en ik heb zelfs nog salsalessen met Romina en Ramona gevolgd. Jammer genoeg ben ik het verleerd, maar dankzij de Italiaanse zussen kon ik toch even salsadansen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content