Op bezoek bij de familie Vanaken, waar alles al een paar decennia in het teken staat van voetbal. Vital voetbalde vroeger voor onder meer Lommel en KV Mechelen, zoon Sam ruilde in januari Lommel voor Geel en Hans wil straks kampioen worden met Club, maar zondag eerst zijn tweede bekerzege pakken.

Voor de foto’s trekken we naar de tuin. Die is net opnieuw aangelegd, en niet voor het eerst. Net als voetbalstadions heeft de grasmat in huize Vanaken geleden onder het spel. Hoe kan het ook anders, met zo’n sportdynastie, al zijn beide zonen van Vital en Renild nu het huis uit. Hans woont sinds een paar maanden aan zee. Sam heeft er net een dag lagere school op zitten, in Lommel Kolonie. Enthousiast begroet hij zijn broer. ‘We zien elkaar niet zo vaak meer. Ik zie hem meer op tv dan live.’

Hoe was jullie jeugd?

HANS VANAKEN: ‘Gelukkig. Goed.’

SAM VANAKEN: ‘Fijn, ja. Niks te kort gehad, en niet alleen sportief, op alle vlakken. Sport zat er altijd in, maar ook op school moesten we ons best doen. Als we dat deden, waren onze ouders voor de rest meegaand. Er zijn ons weinig dingen verboden.’

VITAL VANAKEN: ‘Ik trainde ’s avonds veel, was wel vaak weg.’

RENILD JANS: ‘Ik moest hen voeren, maar op zich maakte dat niks uit. Voetballen deden ze toch en of ik thuis zat of naast een voetbalplein maakte niks uit. Zo’n opgave was dat niet. Ik werkte maar had op woensdagmiddag vrij, dat kon allemaal.’

SAM: ‘Het geluk was ook dat het niet ver was naar Lommel.’

RENILD: ‘En later PSV, daar moesten wij zelf niet eens naar toe, toen kwamen ze jullie met het busje halen.’

SAM: ‘Soms naar Zonhoven ook, twee keer per week, bij Roger Nilis trainen.’

RENILD: ‘En tennis, dat deden ze ook.’

SAM: ‘Meestal één keer per week. Toernooien ook, tot dat op een gegeven moment niet meer ging en je een keuze moest maken. Op een bepaald moment moet je vier keer per week trainen en in het weekend voetballen. Als je dan nog eens tennistoernooien wilt spelen en ook daarvoor moet trainen, ga je jezelf te veel opleggen. Voor mij was de keuze snel gemaakt.’

HANS: ‘Ze zeggen vaak dat er een juffrouw was die zei dat ik dat ook zou kunnen, mocht ik er me op hebben toegelegd, maar… (blaast) de kans dat ik daar zou doorbreken was toch kleiner dan in het voetbal.’

RENILD: ‘Ze was zeker van zichzelf, die trainster, zelfs ook ooit A-speelster. Laat die maar verder gaan in tennis, zei ze. Maar dat is nooit de bedoeling geweest.’

VITAL: ‘Als ze jong zijn, moeten ze van alles proeven als ze dat willen. Niet opleggen, dat niet. Op het gemak.’

MONDIGHEID

Waren het lastige jongens?

RENILD: ‘Helemaal niet. (Sam lacht) Neen, echt niet! Sam was heel hevig, altijd zeer aanwezig. Hans was rustig. Je moest je wel kwaad maken af en toe, als ze op elkaar zaten, maar lastig… Nooit. Niet in de examens, niet in de puberteit…’

SAM: ‘Niks op het gebied van drank of drugs. Nooit aan gedacht zelfs, want we mochten wel op stap als we wilden.’

Hoe was opgroeien in Lommel, tussen de bossen?

SAM: ‘Het is een rustige stad, hé. Hans heeft in Antwerpen gewoond, die had daar toch wel andere verhalen.’

HANS: ‘Eerst Antwerpen, nu de zee. Ander gedrag, ook in de winkels. Veel meer gehaast. Mensen aan zee zeggen het mij altijd: als wij naar Limburg gaan, is dat naar ons gevoel vakantie.’

SAM: ‘Voor ons is Lommel geen vakantie.’

HANS: ‘Bij mij begint dat te komen.’

Wanneer werd het voor jullie serieuzer? Vanaf PSV?

HANS: ‘Nog niet.’

SAM: ‘Dat was ook nog hobby. Maar er ging wel een wereld open. Andere sfeer, ook qua mondigheid. Daar moest je op je tanden bijten, soms keihard zijn. Daar had ik het in het begin moeilijk mee.’

RENILD: ‘Zou je nu niet zeggen, hé? Sam heeft daar veel geleerd. Verbaal. Jij bent echt als een andere jongen teruggekeerd.’

SAM: ‘Na twee jaar keerde ik terug naar Lommel en als ik dan reageerde tegen de spelers zoals ik het in Eindhoven gewoon was, keken die mij aan met een blik van: wat doe jij nu? Terwijl ik het niet meer kon laten om sommige jongens af te maken. Op het veld, hé, in de kleedkamer weet je dat bij wijze van spreken niet meer. Velen kunnen dat hier niet plaatsen. Een Belg kruipt in de grond, hier in Lommel toch.’

HANS: ‘Verbaal ben ik nooit sterk geweest. Ik ben een van die spelers die met iedereen overweg kunnen. Als ze op mij roepen, neem ik dat wel mee, maar gaat het ook het ene oor in en het andere uit.’

RENILD: ‘Terwijl Sam in de put zat. Hans niet.’

VITAL: ‘Sommigen hebben daar misschien wel een misvatting over. Hans is geen watje. Keuzes maken en daar niet van afstappen, dat is zijn hele leven al zo. Op school, in het voetballen. Bij PSV ook. Ik stop, zei hij op een dag. En hij kwam er niet op terug.’

Jullie liepen ook school in Nederland. Hoe was dat?

SAM: ‘Daar was een topsportstatuut echt een topsportstatuut. Hier heb je thuis extra werk, omdat je dingen moet doen die je in de klas niet zag.’

HANS: ‘De school duurde tot twee uur en dan kon je naar de club. We kregen vrijstellingen, voor LO, muziek, tekenen.’

SAM: ‘Ook het vervoer was perfect geregeld, alleen in het weekend moesten zij rijden. Kwart voor zes waren we al thuis en we moesten niks meer doen, niet trainen en geen huiswerk. Ik vond het wel moeilijk qua systeem. Het probleem voor ons daar was dat ze niet je handje vasthouden zoals in België. Hier zeggen ze: dit ga je vandaag doen, dat tegen morgen en als je iets niet snapt, kom je nog maar eens uitleg vragen. In Nederland zeiden ze: vandaag voor wiskunde toets van hoofdstuk 1 en bereid tegen morgen maar de eerste oefeningen van hoofdstuk 2 voor. Zonder iets van theorie vooraf. Als Belg kun je dat niet plaatsen, je kunt er niet aan beginnen, want het is nog niet uitgelegd. Daar heb ik problemen mee gehad. Toen ik naar België terugkwam, was het oef, hier is het wat meer gestructureerd.’

HANS: ‘Dat wist ik helemaal niet meer.’

RENILD: ‘Jawel, Hans, ik ben zelfs nog op het oudercontact geweest om wat meer te weten te komen. Want Sam snapte van die wiskunde echt niks.’

En het voetballen?

SAM: ‘Vooral regionaal. We zijn nooit in Groningen geweest, of Heerenveen, Zwolle… Wel Amsterdam en Rotterdam. Ajax, Feyenoord. Georginio Wijnaldum zat in mijn leeftijdscategorie.’

HANS: ‘Ik heb zelfs nooit Ajax in competitie gehad. Den Bosch, Willem II, NAC… Dat was het qua grote ploegen. De rest waren kleine ploegjes uit de buurt.’

RENILD: ‘Dan wonnen jullie met 12-0, 15-0.’

Leer je dan als verdediger iets?

SAM: ‘Voetballen hé. Daar gaan ze van uit.’

HANS: ‘Ik was daar ook verdediger. Op de 3 en de 4. Ze speelden met drieën achterin en eentje ervoor. ‘

SAM: ‘Technisch gezien leerde je daar toch veel bij.’

HANS: ‘Maar verdedigend niet. We hadden altijd de bal, waren de betere ploeg.’

ONTBIJT

Heeft jullie papa jullie veel bijgetraind?

VITAL: ‘In de tuin.’

SAM: ‘De basistechnieken, binnenkantje voet, terugduwen, die dingen. Eén tegen één, twee tegen één. Passing.’

HANS: ‘Soms gingen we ook naar de velden, wat voorzetten trappen.’

SAM: ‘Mee gaan lopen ook op zondagochtend… (trekt een gezicht) Vind ik nog steeds niet leuk.’

VITAL: ‘Het heeft wel geholpen, want ze hebben allebei een grotere motor dan ikzelf.’

SAM: ‘En na de wedstrijd nabespreking aan tafel. Keihard, gezegd wat er gezegd moest worden, wat goed was en wat niet.’

RENILD: ‘Af en toe moest ik hem dimmen. Of zeggen: maar ze hebben toch ook goed gespeeld!’ (lacht)

HANS: ‘Het maakt je toch beter, vind ik, als je iemand hebt die het je kan leren en die zelf alles heeft meegemaakt. Als je niet goed had gespeeld, was dat wel niet leuk. Je voelde het aankomen. Werd er over iets anders gepraat, dan viel er een stilte en dacht je: nu gaat het komen.’ (lacht)

SAM: ‘Of je dacht snel: waarover kan ik het nog hebben?’ (lacht)

HANS: ‘Maar toch beter zo dan iemand die er zich niks van aantrekt.’

VITAL: ‘Of dan iemand die altijd vindt dat zijn eigen zoon de beste van het veld is. Dat gebeurt ook veel, vrees ik. Ik kan niet in andere hoofden kijken, maar ik heb zelf tien jaar bij de jeugd gewerkt. Mensen willen dat soms gewoon niet inzien, verplaatsen hun eigen ambitie in een kind. Het kan niet dat je zoon altijd de beste is. Veel te veel druk leggen op je kind, dat ook. Ik kijk wel anders naar een wedstrijd als ze niet meedoen. Dan ben je meer bezig met de match op zich. Als ze op het veld staan, ben je meer gefocust op wat zij doen. Maar dwang is hier nooit geweest. Tenzij je best doen.’

RENILD: ‘Op tijd gaan slapen.’

VITAL: ‘Ik was daarin vrij extreem.’

RENILD: ‘De zomers konden wel anders zijn. Als hij op trainingskamp was, ging ik met de kinderen naar zee, samen met nog andere vrouwen die alleen waren.’

SAM: ‘Dat was ook heel plezant.’

HANS: ‘We doen het gewoon anders. In de kerstperiode een paar dagen weg, eind mei ook, en onlangs kregen we twee dagen verlof, hoogst uitzonderlijk. Omdat de vlieguren goed meevielen, zijn Björn Engels en ik met de partners even naar Barcelona getrokken. Dat is drie vakanties per jaar, ik denk niet dat er dat veel kunnen zeggen.’

Tenzij je straks mee naar Frankrijk gaat.

HANS: ‘Via Frankrijk kun je ook naar Spanje.’ (iedereen lacht)

DEBUUT IN EERSTE

Sam, jij was het die op een gegeven moment zei: ‘Hans moet weg in Lommel.’

SAM: ‘Ik zag hem elke dag op training en dan kun je goed inschatten wat iemand kan en niet kan. Hans kwam bij een ploeg waar we toch twee keer als tweede mee eindigden en meestal ga je dan als jonge gast in het begin mee met de flow, maar heb je na een week of drie een dipje. Bij hem zal dat fysieke dipje er wel geweest zijn, maar technisch niet. De ouderen à la Harald Pinxten of Jeroen Ketting kwamen toen naar mij met de woorden: ‘Zeg, die broer van u, die kan aardig ballen.’ Op dat moment had hij nog weinig body en loopvermogen. Toen dat erbij kwam, waren er op training nog weinig spelers die met hem in duel durfden gaan, omdat hij hen bij wijze van spreken belachelijk zou hebben gemaakt. Toen zei ik thuis tegen pa: die moet weg, die lacht ermee op training.’

HANS: ‘Ik merkte wel dat ze niet op me afkwamen, maar je bent daar als speler niet mee bezig. Ik heb het ook nooit geweten dat hij dat thuis zo gezegd had, tot onze pa het in Sport/Voetbalmagazine zei.’

VITAL: ‘Spelers kunnen het beste over elkaar oordelen, omdat ze elkaar elke dag op training zien. Wij oordelen alleen op de wedstrijden. Op training zie je alle dagen welke potentie iemand heeft of kan halen.’

Is er dan thuis veel gediscussieerd over de richting die het uit moest?

HANS: ‘Neen. Het is toch wat zich aanbiedt: wie wil jou?’

VITAL: ‘Misschien was het wat naïef van mij, maar ik heb Hans nooit ergens aangeboden. Clubs moesten zelf laten zien dat ze geïnteresseerd waren. Je hebt maar één keer gesproken met PeterMaes, neen? (Hans knikt) Je vroeg nog: een kandidaat voor play-off 1, is dat niet te hoog voor mij?’

HANS: ‘Je kunt maar proberen, hé.’

VITAL: ‘Zakken kun je altijd. Maar Peter was hier kind aan huis, die zou nooit een van die twee halen als hij niet honderd procent zeker was. Omdat hij weet dat het gevoeliger zou kunnen liggen.’

Jij hebt Stijn Vreven nog gekend en Hans Peter Maes. Hoe is het werken met een trainer die er constant bovenop zit?

(Sam blaast, de rest lacht)

HANS: ‘Ik denk dat we terugkomen op wat we daar straks over PSV zegden. Ik denk dat hij het er moeilijker mee had dan ik. Ik hoor het allemaal wel, maar het brengt me niet uit mijn evenwicht.’

VITAL: ‘Hij denkt meer na.’

SAM: ‘Het is niet dat het mij uit mijn evenwicht brengt of dat ik plots aan alles ga twijfelen, maar bij mij… Als ik slechtgezind ben, durf ik heel snel te reageren op een trainer. Omdat ik vind dat het soms correct is wat ze zeggen, maar soms ook niet. Ik heb met Stijn Vreven mijn problemen gehad, maar als ik die straks tegenkom, ga ik met hem nog een pint drinken. Die staat recht in zijn schoenen, vind ik. Die stuurde me naar binnen en als ik me dan nadien ging excuseren in zijn kleedkamer, zat hij gewoon te lachen. ‘Morgen nieuwe dag, Sam.”

Ben jij niet meer de intuïtieve voetballer?

HANS: ‘Ik denk het wel.’

SAM: ‘Hij staat ook in zo’n positie. Achterin kun je niet zomaar zeggen: nu ga ik de ruimte zoeken waar ze is. We zijn allebei wel eerder de voetballende spelers. Ballen wegtrappen, ook achteraan, daar ben ik niet voor.’

Straks speel je al je tweede bekerfinale.

VITAL: ‘Ja. Daarom ook dat gevoel dat het precies allemaal zo makkelijk is. Zo normaal wat hij doet. Alsof hij nog in de tuin staat te voetballen.’

HANS: ‘Dat is mijn stijl.’

VITAL: ‘Dat is waar. Je bent geen explosief type, maar tweevoetig en je balbehandeling ligt op een heel hoog niveau. Waar anderen soms ruzie hebben met de bal, kost jou dat geen moeite. Dat maakt het makkelijker, omdat je sneller kunt handelen.

‘Hans zal zijn status ook nooit afdwingen door te roepen, maar altijd door zijn manier van voetballen. Wat nog het mooiste is, denk ik. Niet vergeten: het verwachtingspatroon was dit seizoen hoog.’

HANS: ‘In de krant was het soms: de man van 4 miljoen.. Ik weet nog dat ik eens opstond, de krant nam en plots zag staan: de man van 8 miljoen. Ik zei: wow, wat is dat? Direct wakker. (lacht) Ik wist nergens van.’

VITAL: ‘Er wordt wat gegoocheld met getallen. Ik zat al zo lang in het voetbal, maar viel toch van mijn stoel.’

HANS: ‘Die 8 miljoen, daar heb ik wel nooit wat van gehoord.’

RENILD: ‘Toen we na de match van Lokeren tegen Anderlecht de hele pers over ons heen kregen, zei je nog: ik heb spijt dat ik zo goed heb gespeeld. Zo overdonderd waren we.’

HANS: ‘Facebook vol, berichten op de gsm. Ik dacht toen: als dat elke week zo gaat zijn…’ (lacht)

DOOR PETER T’KINT – FOTO’S KOEN BAUTERS

‘Verbaal ben ik nooit sterk geweest. Ik ben een van die spelers die met iedereen overweg kunnen.’ – HANS VANAKEN

‘Na de wedstrijd was het nabespreking aan tafel. Keihard, gezegd wat er gezegd moest worden, wat goed was en wat niet.’ – SAM VANAKEN

‘Hans is geen watje. Keuzes maken en daar niet van afstappen, dat is zijn hele leven al zo.’ – VITAL VANAKEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content