Daniel Zitka staat scherp en is klaar voor Club Brugge. Liefst sluit de Tsjech zijn voetballoopbaan bij Anderlecht af.

Toen Anderlecht twee weken geleden voor een vriendschappelijke wedstrijd naar Griekenland vloog, nodigde doelman Daniel Zitka de jonge keeper Samir Ujkani spontaan uit om naast hem te gaan zitten in het vliegtuig. Een mooi gebaar, maar eigenlijk, grijnst de Tsjechische doelman, was zijn eerste bekommernis van praktische aard. “Er waren nog twee plaatsen vrij. De andere was naast een journalist, een hele grote man. Had ik veel minder beenruimte voor mezelf gehad.”

Praten met Zitka (31) is een aangename opgave. Niet alleen beheerst hij het Nederlands voldoende om zelf nuances in zijn woordkeuze aan te brengen, hij doorspekt zijn betoog ook met grappen. “Sarcasme, noemt men mijn gevoel voor humor. Vooral de Vlamingen in de club kunnen zich daarin vinden.” Wat Zitka ook heeft, is een flink relativeringsvermogen. Daarmee ontwijkt hij dan weer handig de mijnenvelden in de vraagstelling.

Op het veld miste hij zijn start niet. Zitka trok de lijn door van eind vorig seizoen, toen hij de geblesseerde Proto verving en met een paar sterke prestaties Anderlecht aan de titel hielp. Die prestaties verleidden hem, evenmin als nu, tot grootspraak, evenmin als hij zich vorig jaar als bankzitter verbitterd of ontgoocheld toonde toen hij plaats moest maken voor Proto. Er waren, geeft hij toe, best moeilijke momenten, maar het was hem nooit aan te zien.

Daniel Zitka : Nicolás Frutos maakte me onlangs nog een heel mooi compliment. Hij stond verbaasd dat ik vorig seizoen elke ochtend met een brede glimlach op training aankwam, hoewel ik nauwelijks wedstrijden speelde. Daar had hij veel respect voor. Dat vond ik mooi van hem. Maar het klopt. De dag dat ik hier met een lang gezicht op training arriveer, is er iets aan de hand met mij. Of ik nu speel of niet maakt voor mijn houding op training en op de club geen verschil.”

De voorbije maanden had je nochtans redenen tot tevredenheid. Je speelde een paar sterke wedstrijden, Proto is nog een paar maanden uit. Verandert dat je ambitie ?

“Mijn ambitie is dezelfde als vorig jaar : alle 34 competitiematchen spelen. Vorig jaar was het iets minder. Toen kwam ik maar aan zeven. Ik hoop dat het me dit jaar wel lukt.”

Zeg eens dat je ook na de terugkeer van Proto nummer één wil blijven.

(Lacht) De zekerheid titularis te zijn heb je hier nooit. Hier leerde ik dat situaties snel veranderen. Vorig jaar waren we met drie voor twee plaatsen, nu met vier. Sinds ik bij Anderlecht ben, leerde ik dat accepteren.”

Vorig jaar leek je eerst afgeschreven, daarna toonde je je een waardige nummer één.

“( Haalt de schouders op) Ik krijg daar veel vragen over, maar ik houd me echt niet bezig met me af te vragen wat vorig jaar verkeerd liep of hoe ik het anders had kunnen aanpakken. Het is simpel : als ik niet speel, moet ik op de bank zitten. Dat is toch mijn job ?”

Heb je uit vorig seizoen dan niets geleerd ?

“Hier leer je elke dag, als titularis of als bankzitter. De enige les die je hier moet onthouden, is dat je goed moet trainen voor jezelf. Je moet op elk moment scherp staan, voor het geval men je nodig heeft als er iets gebeurt. Als je op de bank zit en niet scherp traint, ben je niet klaar als het moment om te presteren daar is. Nu train ik graag hard, altijd. Vorig jaar wierp dat zijn vruchten af : toen ik plots moest spelen, stond ik er. Dat was geen toeval. Maar tevoren was het niet altijd gemakkelijk, geef ik toe.”

Presteren

Voor een paar weken presteerde je opnieuw erg sterk tegen Germinal Beerschot. Weet je dat vooraf : ik ben in vorm, laat ze maar komen ?

“Nee. Als sportman wil je altijd je best doen. De ene keer lukt dat, de andere keer maak je fouten. De ene fout is meer zichtbaar dan de andere. Eén fout mag je niet kapotmaken. Als het slecht was, moet je jezelf overtuigen dat het de volgende keer beter zal gaan. Als je na een nederlaag blijft dubben, raak je niet tijdig klaar om van de volgende wedstrijd een zege te maken. Omgekeerd ben ik zo’n goede prestatie als tegen Germinal Beerschot ook snel vergeten. Wat zou ik me dan zorgen maken over wat er vorig jaar gebeurde ? Dat is toch voorbij ! Waarom zou ik daar mijn hoofd nog over breken ? Als ik mag spelen, speel ik. Anders zit ik op de bank. Ik moet niet te veel nadenken.”

Waar heb je dat geleerd ?

“Hier bij Anderlecht. Het eerste jaar had ik het er wél nog moeilijk mee dat ik niet elke week mocht meedoen. Het eerste jaar was er geen duidelijke hiërarchie tussen de keepers, daarna kwam een trainer die koos voor een rotatiesysteem. Als speler moet je je aanpassen aan de werkwijze van je baas. Wat zou ik gaan roepen dat een trainer het verkeerd aanpakt ?

“Ik moet geen analyses maken, dat doen jullie wel in mijn plaats. Jan Van Steenberghe zei me : ‘ Als je moet spelen, speel ; in het andere geval zit je op de bank.’Zo bekijk ik het nu.”

Da’s makkelijk voor een trainer !

“Dat is waar. Ik ga hem niet aanklampen omdat ik niet speel.”

Sommige spelers zetten op die manier extra druk op de trainer.

“Ze zetten dan vooral zichzelf onder druk. Ik probeer het altijd op een rustige manier op te lossen. Lukt dat niet, heb je twee mogelijkheden : blijven wachten en je bij die situatie neerleggen of weggaan”

Getuigt zo’n houding niet van een gebrek aan ambitie ?

“Niet akkoord. Die acht maanden waarin ik vorig jaar niet speelde, brandde ik ook van ambitie om tussen de palen te staan, maar ik kan mezelf daar niet zetten. Iemand anders maakt een keuze en die keuze viel toen niet op mij. Als ik niet mag spelen, heb ik de ambitie om me op training de beste te tonen.”

Overwoog je voor Proto’s blessure om weg te gaan ?

“In februari had ik een gesprek met de manager. Ik zou voor het eind van het seizoen aangeven of ik weg wou. Wat hem betreft, gaf hij aan dat hij me het liefst zag blijven omdat hij tevreden was. Zo tevreden dat hij me wilde houden tot het eind van mijn carrière. Na Silvio’s blessure mocht ik niet meer zeggen dat ik weg wilde (lacht).”

Maar ook toen Silvio nog titularis was, liep je lachend en dollend rond, niet met een gezicht tot op de grond zoals veel andere spelers die naast de ploeg vallen.

“Humor en een losse houding helpen mij door moeilijke periodes. Als je met de kop in de grond en een beteuterd gezicht rondloopt, voel je je ook meteen een stuk slechter. Ik geef toe dat ik vorig jaar best een paar heel moeilijke momenten kende, waar ik het echt niet meer zag zitten, maar ik heb dat nooit getoond of verwoord. Vijf jaar geleden had ik dat niet gekund, dan had ik meer gespannen rond gelopen.”

Verantwoordelijkheid

Toen je van de ene op de andere dag weer aan de bak moest, deed je het goed. Alsof je geen last had van stress.

“Voetbal bezorgt me geen stress. Als mijn kindjes ziek zijn, dan zit ik onder de stress. Dat zijn pas belangrijke zaken in het leven, dingen waar je machteloos tegenover staat. Sporten doe ik graag en zo goed mogelijk. Dat zorgt voor druk. Druk heb als je je verantwoordelijkheid draagt, voor jezelf, voor je teammaats, voor de club en voor de supporters. Elke match voel ik druk, maar dat is nog wat anders dan stress.”

Jij bent toch één van de ervaren spelers, die het team en je nieuwe verdediging moet sturen.

“Coaching is een taak die elke keeper op zich moet nemen. Het helpt als een andere verdediger je daarbij helpt. Glen De Boeck had dat. Jelle Van Damme praat ook, net als Olivier Deschacht. Roland Juhasz is stiller. Jelle en Juhasz missen ervaring, ze zijn allebei 23. De Boeck en en Tihinen waren 33 en 30 toen ze voor me stonden. Zij losten veel situaties op met hun ervaring. Juhasz en Van Damme gaan elk duel aan, proberen elke bal weg te koppen. Ik herinner me hoe Glen situaties oploste door afstand te nemen van zijn spits. Hij dreigde in duel te gaan, maar deed niets en liet die bal lopen voor mij. Die feeling kunnen jonge spelers nog niet hebben.”

Anderlecht heeft dit jaar een goeie ploeg, maar de verdediging heet de achillespees van het team te zijn.

“We hebben twee matchen met tien gespeeld …”

Filip De Wilde vond jullie twee keer beter spelen met tien dan met elf.

“In aanvallend opzicht maakte dat niet veel uit, waren we minstens even dreigend, maar achteraan zat het met tien wel krap. Sint-Truiden had vaker kunnen scoren na de uitsluiting.

“Een goeie match voor een keeper is één met de nul op het bord. Als je een goal binnenkrijgt en je wint met 2-1, moet je tevreden zijn met de zege, maar binnenin knaagt er altijd iets. Je zegt dat niet altijd, maar voor elke keeper is die nul houden het belangrijkste.”

Je denkt nooit : laat ze maar komen …

“Nee. Een vedette kan dat misschien, maar Zitka is geen vedette.”

Wat is dat dan, een vedette ?

“Spelers die meer in beeld lopen. Vedetten hebben kwaliteiten en verkopen zich goed. Kompany, dat is een vedette. Wilhelmsson ook. Je hebt vedetten en waterdragers. Vanderhaeghe is een waterdrager, ik ook. Ik ben een gewone, simpele man.”

Was Filip De Wilde een vedette ?

“Nee. Filip was een sobere topkeeper, met een goeie visie op zijn job.”

Is Petr Ceh, jouw landgenoot, een vedette ?

“Weet ik niet, daarvoor ken ik hem onvoldoende. Hij is topkeeper bij de beste ploeg ter wereld.”

Jij bent ook geen vedette in Tsjechië ?

“Ik ? Ik ben een onbekende in Tsjechië. Ik heb hier succes. Als ik in Praag op straat loop, herkent niemand me. In Tsjechië heb ik altijd rustige vakanties. Niemand vraagt me om een handtekening. Dat komt omdat ik in mijn land alleen in de tweede klasse speelde, onder meer bij Viktoria Zivkov, dat zijn thuiswedstrijden op zondagochtend om kwart over tien speelt. Mijn carrière begon pas echt in Slovakije, waar ik in de eerste klasse in de goal raakte. Daarna kwam ik naar België.”

Haaien

Kent de Tsjechische bondscoach jou ?

“Toen we vorig jaar met Anderlecht tegen Slavia Praag speelden, ontmoette ik hem in een restaurant. Dat was mijn enige contact.”

Zijn de twee keepers van de nationale ploeg beter dan jij ?

“Zij hebben Tsjechische managers en de Tsjechische kranten schrijven over hen. Kinsky ken ik niet, Blazec kan ik met mijn niveau vergelijken, maar hij speelt bij Sparta Praag. Dan sta je automatisch dicht bij de nationale ploeg, net zoals een Belgische speler van Anderlecht altijd dicht bij de Rode Duivels staat.”

Was het nooit jouw ambitie om voor de nationale ploeg te spelen ?

“Ambitie is niet het juiste woord. Dromen, dat mag je doen met betrekking tot de nationale ploeg. Met ambitie alleen raak je daar nooit in. Eerst moet je sterk presteren met je club, daarna moet iemand je uitverkiezen en selecteren. Stel dat ik nu luid roep dat ik naar de nationale ploeg wil, denk je dat me dat een selectie oplevert ? Ik mag ervan dromen, maar als het niet lukt, zal ik me niet mislukt voelen.”

Kan je jezelf via de pers in de nationale ploeg praten, door je pr goed te verzorgen ?

“Ik heb meer contact met Belgische dan met Tsjechische journalisten. In de tweede klasse in mijn land hangt maar weinig pers rond. Hoe zouden Tsjechische journalisten mij kennen ?”

Vorig jaar stapte je na een match uit de kleedkamer en begroette breed lachend de verzamelde pers met : ‘Ha, de haaien zijn daar. ‘ Meende je dat ?

“Ja. Niet alleen in België. Alle journalisten zijn haaien. Soms is hier echt niets om over te schrijven, maar als ik de volgende dag de kranten opensla, staat daar telkens weer een stuk in, heeft men toch iets gevonden. Ik snap het wel : lezers willen iets lezen, dus moeten jullie iets schrijven. Als wij niets zeggen …”

Dan schrijven we toch wel iets …

“Juist ! Ik bedoel : soms zeg ik na een wedstrijd niets, maar lees ik ’s anderendaags toch een uitspraak van mezelf in de krant. Dan vraag ik me wel eens af : hoe kan dat nu ?”

Onbetaalbare momenten

Voel je als buitenlander het respect van de mensen hier ?

“Ja. Ik ben hier ook graag, in België en op Anderlecht. Ik ga ook nooit mensen die een handtekening vragen, uit de weg.”

Waarom ben je graag op Anderlecht ?

“Elk jaar speel je hier Europees, word je eerste of tweede. Elke thuismatch speel je voor 24.000 man, de verzorging is top, je wordt hier veel beter betaald dan bij andere clubs.”

Je naam wordt ook al eens gescandeerd.

“Na de match tegen Standard van vorig jaar kreeg ik hier voor het eerst een staande ovatie. Dat deed deugd, dat zijn onbetaalbare momenten. Waardering krijg je of krijg je niet. Je kan ze nergens kopen.”

Wordt Anderlecht je laatste club als speler ?

“Dat kan best. Ik voel me hier gelukkig en gewaardeerd, ook mijn vrouw vraagt niet de hele tijd wanneer we terugkeren naar Tsjechië. Ik hou van mijn land, maar we kwijnen hier niet weg van heimwee.”

Veel voetballers sluiten hun carrière af in eigen land.

“Dat zie ik mezelf niet doen. Het voetbal staat er niet op zo’n hoog niveau als hier. Het enige wat ik daar kan doen, is nog wat bijklussen als keepertrainer. Voor veel spelers die na een carrière in het buitenland terugkeerden om nog even in de Tsjechische competitie mee te draaien, was dat niet zo’n geslaagd experiment. Zo’n Nemec die jaren aan de top meedraaide met Schalke en plots in de Tsjechische competitie uitgefloten wordt en moet lezen dat hij het niet waard is in die ploeg te mogen meedoen, verdient dat toch niet ? Dat wil ik niet meemaken. Dat is allemaal jaloezie. Liever blijf ik hier tot het einde van mijn carrière.”

GEERT FOUTRé

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content