Kevin Roelandts praat zoals hij momenteel voetbalt bij Club Brugge : vrijuit, zonder remmingen én met flair. De middenvelder voelt voor het eerst het vertrouwen van een trainer.

Je kan Kevin Roelandts (23) een voetballende kameleon noemen, want de jonge Oostkampenaar is op meerdere plaatsen inzetbaar. Rechts in de driehoek op het middenveld of links vooraan, linker- of rechterflankverdediger, het maakt hem allemaal bitter weinig uit. Enig minpunt : de fysieke duelkracht ontbreekt soms nog. Analist Wim De Coninck beschouwde hem na het duel tegen FC Brussels als de man die het Brugse middenveld beter doet voetballen door zijn techniek en overzicht. De communicatief sterke Roelandts beseft zelf maar al te goed dat hij voor een cruciale stap staat in zijn loopbaan als profvoetballer.

Vrolijke jongen

Kevin Roelandts : “Ik geloofde altijd sterk in mijn eigen kwaliteiten, anders kan je niet met vertrouwen spelen. Toen ik in 2002 bij de A-kern kwam, kende ik weinig aanpassingsproblemen. Alleen diende ik veel langer dan voorzien te wachten op een echte volwaardige kans. Het eerste seizoen was een inloopjaar, het tweede jaar onder Trond Sollied kreeg ik in de terugronde een pak speelmogelijkheden en haalde ik toch een degelijk niveau. Vorig seizoen werd een kwakkeljaar. Ik sukkelde lang met de enkel, werd geopereerd en kon alleen de slotfase van het kampioenschap meemaken. Over de afgelopen heenronde mag ik ook niet tevreden zijn. Ik kreeg iets te weinig speelkansen. Nu zijn die er wel. Ik moet de komende weken en maanden bewijzen dat ik het waard ben om voor Club Brugge te voetballen. Ik ben al 23, wil er echt alles aan doen om hier te slagen. Dit moet het jaar van de waarheid worden, want ik wil graag een stap vooruit zetten in mijn ontwikkeling. Een vaste titularis worden, dat is en blijft het doel. Op het einde van het seizoen maak ik de balans op.

“Tot aan de scholieren bestonden er bij Club Brugge serieuze twijfels over mij. Ik was haantje de voorste. Als er iets gebeurde, had ik het ingeleid of was ik erbij betrokken. Meerdere malen werd ik op het matje geroepen bij Hans Galjé. Maar als het ten onrechte was, probeerde ik toch verbaal mijn gelijk te halen. Ik ben een beetje een speelvogel, de vrolijke jongen die graag lacht en een mopje vertelt of uithaalt. Dat neemt een groot gedeelte van de stress weg. Sommige trainers houden daar niet van, ze denken dat je daardoor niet geconcentreerd bent. Ik heb die verstrooiing nodig. Op de dag van de wedstrijd kan ik ook niet de hele dag thuiszitten, want dan slaat de verveling toe. Ik moet gewoon actief bezig zijn, heb bewegingsvrijheid nodig : een spelletje kaarten, bij vrienden langsgaan. Slapen over de middag is al helemaal niet aan mij besteed. Want dan voel ik me veel te loom. Dat is gewoon mijn karakter, daar kan ik nog weinig aan veranderen.”

Betweter

“Ik was altijd een goede voetballer, maar nam het vroeger allemaal iets te licht op. Voetbal was lange tijd in de eerste plaats een hobby. Ik teerde op mijn talent, was niet echt een trainingsbeest. Tijdens de voorbereiding ging ik zelden fitnessen of in het bos lopen, omdat ik daar geen zin in had. Gelukkig had ik mijn ouders, die er sterk op aandrongen dat ik die inspanningen deed en me constant stimuleerden. ( Grijnst.) Maar het gebeurde ook wel eens dat ik gewoon naar een vriend liep en daar mijn truitje nat maakte.

“Het klinkt misschien vreemd, maar ik ben van nature slim. Alleen was er een groot probleem : ik wilde niet leren. Ik zat op de sportschool, speelde voor Club Brugge, maar was wel gebuisd voor al mijn sportvakken. Zelfs voor voetbal, stel je voor. Gewoon omdat dan de betweter en de rebel in mij naar boven kwam. Iedereen lachte met mijn grappen in de klas, maar op het einde van de rit was ik wel altijd de pineut. De leraren konden mijn tegendraadsheid niet echt aanvaarden. Vanaf het derde middelbaar ben ik dan in het beroepsonderwijs terechtgekomen, waar ik bouw volgde en mijn zevende jaar afwerkte. Met mijn A2-diploma heb ik nu toch iets achter de hand.

“Ook het uitgaan heb ik wat moeten laten. Een grote roker ben ik nooit geweest, maar voor de gezelligheid durfde ik wel eens een sigaretje aan te raken. Uit de conditionele tests die ik aflegde, bleek dat nooit, want ik behoorde altijd tot de beteren. Het laatste jaar rookte ik niet meer. Bier drinken is sowieso niet meer voor mij weggelegd. Op mijn veertiende heb ik daar eens zwaar van moeten overgeven. Ik lust het gewoon niet. Nu drink ik, als ik wegga met Jason ( Vandelannoite, nvdr) of Stijn Stijnen, alleen Wodka Red Bull. Vorig seizoen gebeurde het geregeld dat ik op vrijdag of zaterdag uitging om plezier te maken. Omdat je toch al lang op voorhand wist dat je niet tot de kern behoorde. Dit seizoen ligt het anders. Je voelt meer betrokkenheid, bent wekelijks bij de geselecteerden. Ik besef nu heel goed dat ik me die uitspattingen niet kan veroorloven.”

Veelzijdigheid

“Ik word omschreven als een polyvalente voetballer. Behalve in doel heb ik bij de eerste ploeg al vrijwel elke positie bekleed : centrale verdediger, links- of rechtsback, verdedigende of aanvallende middenvelder, linkerspits, zelfs eens targetman. In het begin is dat een voordeel. Maar nu streef ik toch stilaan naar een vaste positie op het veld. Want op den duur kan je de vaste vervanger voor iederéén worden, ben je meid voor alle werk. Het is een mes dat aan twee kanten snijdt. Door mijn veelzijdigheid mocht ik aantreden tegen Bayern München in de Champions League, maar anderzijds moet je ook soms wijken omdat de trainer op iedere positie een zogenaamde specialist verkiest. Onder Sollied werd ik op die manier het slachtoffer van mijn eigen goodwill. Dat knaagde, ik liep daar ongelukkig van. Een jaar geleden, op oefenkamp in Marbella, stapte ik dan zelf op hem toe met de vraag op welke positie hij me het liefst uitspeelde. Een echt antwoord gaf hij me niet, zoals hij wel eens vaker deed. ‘De tijd zal het uitwijzen’, zo reageerde hij altijd met dezelfde pokerface. Dat vond ik een ontgoocheling. Na drie jaar kon hij me nog altijd geen duidelijkheid verschaffen. Ik wist niet wat de bedoeling was. Sollied was een mysterieuze man, die op alles een antwoord had maar je ook altijd in het ongewisse liet. Trainer Ceulemans is anders. Ik word nu uitgespeeld op mijn favoriete positie op het middenveld, krijg vertrouwen en voel toch iets meer respect en menselijke warmte. De coach speelt ten minste open kaart, huldigt het principe dat de beste altijd speelt. Hij kijkt niet naar namen, maar observeert veel op training, terwijl Sollied altijd uitging van een vast stramien, met veelal dezelfde keuzes en toch ook een lichte voorkeur voor de internationals. Het maakte eigenlijk weinig uit of je een hele week goed trainde. Als een van zijn vaste waarden met een klein letsel van maandag tot donderdag binnenbleef voor medische verzorging, dan wist je op voorhand dat hij in het weekend toch zou spelen. De appreciatie voor onze inspanningen was er vaak niet. Dat was een aspect waar ik het moeilijk mee had. Als jonge speler krijg je graag eens een schouderklopje, iets wat Franky Van der Elst en trainer Ceulemans wel doen.”

De steun van Degryse

“Ik geloofde altijd in een doorbraak, omdat ik weet wat ik kan. De club en vooral sportleider Marc Degryse delen blijkbaar die mening, ze gaven me eind mei toch een financieel heel mooi contract tot 2008. Dat vond ik een ongelofelijke blijk van vertrouwen en waardering. Na de derby tegen Cercle Brugge, eind november, kreeg ik op maandag een telefoontje van Degryse. Hij zag dat ik wat ongelukkig was. We spraken over een eventuele verhuur aan een lager spelende ploeg. Ik moest van Degryse zelf beslissen : uitgeleend worden of keihard vechten voor mijn plaats. Gelukkig kwam de ommekeer er dan tegen Bayern München en kon ik profiteren van de blessure bij Gaëtan Englebert om ook op RC Genk te spelen en tegen Moeskroen. Sindsdien gaat alles in stijgende lijn. Ik ben dit seizoen opgeschoven in de rangorde. Het moest ook, want ik kan geen geduld meer blijven oefenen. In het begin van het seizoen voelde ik me een van de achttien, nu ben ik blij dat ik een volwaardige kans heb gekregen en stilaan dichter bij de basiself raak. Als ik nu niet slaag, dan ligt het alleen maar aan mezelf. Die verantwoordelijkheid durf ik te nemen.

“Voordien speelde ik iets meer op mijn techniek, de laatste tijd is mijn werkkracht toch wel enorm toegenomen. De flitsen verdwenen, ik kan nu meer uitpakken met constante prestaties en geniet van ons combinatievoetbal. ( Grijnst.) Alleen moet ik fysiek nog iets sterker worden, ook in de duels. Ik moet ook nog iets rustiger worden aan de bal. Niet zozeer de actie maken, maar soms eens de bal afschermen of terugleggen naar Sven Vermant, die een goede pass in de voet heeft. Ik zal nog beter worden door veel met hem te spelen. Nu heb ik geen schrik meer om iets verkeerd te doen. Dat zie je ook aan mijn lichaamstaal. Ik ben nu een hardere en agressievere voetballer. De trainer hamert erop dat ik voor diepgang moet zorgen, omdat Ivan Leko iets meer het controlerende type is. Dat is een goede combinatie. De trainers willen ook dat ik meer naar doel trap, in plaats van nog een dubbelpass te zoeken, breed te leggen of te treuzelen. Vanaf de zestien meter moet ik, net zoals Bosko Balaban, durven trappen. Nu krijg ik de mogelijkheid en de kans om rustig mee te groeien met de ploeg, want de trainer gelooft in mij. Ik heb alles zelf afgedwongen. De echte Kevin Roelandts is opgestaan. En dat doet ongelofelijk deugd.”

FRÉDÉRIC VANHEULE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content