Het jaar waarin niets lukte

© COLLECTION UNION 1897

In 1973 tuimelde de voormalige grootmacht Union uit de hoogste klasse. De lijdensweg zou 48 jaar duren. Een terugblik op een dramatisch seizoen.

‘Het is bijna vijftig jaar geleden, maar als men me over Union aanspreekt, doet me dat nog altijd iets’, zegt Paul Philipp, hét icoon van het Luxemburgse voetbal en al sinds 2004 voorzitter van de Luxemburgse voetbalbond. Daarvoor was Philipp niet alleen zeventien jaar Luxemburgs bondscoach, maar ook een icoon uit de geschiedenis van Union Sint-Gillis waarvoor hij tussen 1969 en 1980 negen jaar voetbalde, verdeeld over twee periodes, terwijl hij ook nog voor Standard en Charleroi uitkwam. Union was in die periode niet meer de topclub die het ooit was geweest. De laatste van de elf landstitels (alleen Anderlecht en Club Brugge haalden er meer) dateerde al van 1935, al beleefde de club in de jaren 50 en 60 nog mooie Europese campagnes.

We vierden onze matchen tot drie uur ’s ochtends, samen met onze bestuurders, die totaal onbekwaam waren.’ Michel Poels

De kruisweg van Union in dat laatste eersteklasseseizoen 1972/73 beleefde Paul Philipp mee. Meer nog: hij was het die het allerlaatste doelpunt van Union in eerste klasse maakte, op 6 mei 1973 uit bij Beerschot. Na dat seizoen eindigde Union als voorlaatste en degradeerde samen met die andere Brusselse club, Crossing Schaarbeek, dat laatste werd.

Dat het seizoen 1972/73 een echte kruisweg is geweest, kan Yves Van Ackeleyen, het levende geheugen én archivist van de club, beamen. ‘Het was een jaar waarin niets lukte, maar waarin ook niets had kunnen lukken. In de jaren 60 en begin jaren 70 was Union een echte liftploeg geworden tussen eerste en tweede klasse. Dat laatste seizoen voelden we al snel dat het niets zou worden, om tal van redenen, vooral ook financiële. De club moest al een aantal jaar telkens zijn beste spelers verkopen om het gat in de kassa te dichten.’

‘Er zat van in het begin een worm in het fruit’, weet Michel Poels die toen verdediger was. Daniel De Cubber maakte als 18-jarige deel uit van de kern, maar werd later vooral bekend als speler van Club Brugge. Daar maakte hij deel uit van de fameuze ploeg die onder Ernst Happel drie keer op rij kampioen werd en twee Europese finales speelde. ‘Het was geen ideale manier om een voetbalcarrière te beginnen’, herinnert De Cubber zich nog zijn allereerste stappen in eerste klasse.

Paul Philipp (rechts) met een acrobatische actie.
Paul Philipp (rechts) met een acrobatische actie.© COLLECTION UNION 1897

Het begon al slecht nog voor de competitie afgetrapt werd, zegt Yves Van Ackeleyen: ‘Een paar dagen voor de competitiestart was er een bekermatch tegen het Winterslag van Robert Waseige dat net naar tweede klasse was gepromoveerd. Winterslag plaatste zich via strafschoppen, na een lamentabele wedstrijd die op 0-0 eindigde. Zelfs de strafschoppen kon Union niet omzetten. Die ploeg kon geen bal tussen de palen trappen.’

Goeie keeper

Die indruk werd bevestigd tijdens het seizoen, waarin uiteindelijk slechts zeventien keer werd gescoord. Nog altijd een laagterecord in de naoorlogse eerste klasse, enkel geëvenaard door Crossing Schaarbeek dat een jaar eerder met zeventien goals het behoud afdwong.

‘We hadden met Jean Trappeniers een erg goeie keeper en een stevige verdediging, ‘ herinnert Michel Poels zich, ‘maar voorin… oeioei. Het bestuur dacht een goeie zaak te hebben gedaan met een Engelse spits, Paddy Lowrey, maar die stond 20 kilo te zwaar. Onze Noord-Ierse spits Jim Graham was weliswaar pijlsnel, maar kon geen bal controleren.’

‘Graham was eigenlijk naar België gekomen om hier turnleraar te worden’, weet Yves Van Ackeleyen. ‘Hij kwam van Derry en was een gewone amateur. Met die twee had Union een spookaanval. Dat seizoen werden maar vier van de zeventien goals gemaakt door de spitsen. Er was ook een Deen, Steen Römer Larsen, die niet veel beter was dan die andere twee. Tijdens een onderlinge oefenmatch net voor het seizoen moest Trappeniers geen enkele bal pakken, zijn overbuur André Radar slechts twee. Die dag zuchtte trainer Guy Thys: ‘Hoe kan ik een degelijke voorhoede hebben zonder schutters?’ Na een 2-0-nederlaag op Anderlecht feliciteerde Thys Trappeniers, ex-speler van paars-wit, met enkele knappe reddingen waarmee hij de schade nog beperkt had. Trappeniers antwoordde: ‘Bedankt voor het compliment, maar ik kan niet goedkeuren dat je een sukkelaar als Lowrey opstelt.’

Paul Philipp doet er nog een schepje bij: ‘Tijdens de rust van een wedstrijd tegen STVV trapte ik een balletje met een tegenstander, Alfred Riedl. Na de match verweten journalisten me dat. Ik antwoordde dat ik het ook eens leuk vond een goeie voetballer voor me te hebben.’

Geen plan, geen druk

Het seizoen begint in september 1972 rampzalig voor de Brusselaars, met amper drie gelijke spelen en vijf nederlagen in de eerste acht wedstrijden. Op de negende speeldag komt buurman Anderlecht naar het Dudenpark. En wat gebeurt er? Union wint met 1-0. ‘Ik moet u niet vertellen wat er die avond gebeurde in het hoofd van de spelers en de supporters’, glimlacht Paul Philipp. ‘Ons seizoen was meteen gered. Achteraf bekeken bracht die zege ons niets op, ze zorgde integendeel voor het wegvallen van de concentratie de wedstrijden daarop.’

De Luxemburger haalt zo Unions grootste probleem van dat seizoen aan: de mentaliteit. ‘Ik was toen aan mijn vierde seizoen bij de club bezig, en wist al hoe men redeneerde rondom ons: als we naar tweede zakken, is dat geen drama, we komen altijd snel terug. Het bestuur zette geen druk op ons, de fans evenmin. Als we niet wonnen, was dat niet erg, dan probeerden we het wel de volgende wedstrijd. Sinds mijn komst werd ik om de oren geslagen met de verhalen van vroeger, over het glorieuze verleden, de landstitels, het verhaal van Union 60 dat 60 wedstrijden na elkaar ongeslagen bleef. Die club leefde in het verleden. Ik vroeg me weleens af: wat is het plan hier? Nooit hoorde ik iets over de toekomst, over een sportief project voor de komende drie, vier jaar. Toen ik naar Standard trok, had ik de indruk in een andere sport te belanden. Daar ging het er streng aan toe en werd er iets van je verwacht. Niets van dat alles bij Union.’

Doelman Jean Trappeniers probeert een doelpunt van Beerschot te verijdelen.
Doelman Jean Trappeniers probeert een doelpunt van Beerschot te verijdelen.© COLLECTION UNION 1897

Michel Poels vat samen: ‘Als je de folklore die rond de club hing optelt bij het gebrek aan ambitie en het gebrek aan kwaliteit kom je uit bij wat ons heeft doen degraderen. De spelers schoten goed met elkaar op, maar dat voelde je niet in de wedstrijd. Niemand die zijn voetje zette. Wanneer we dan toch eens een goed resultaat behaalden, was het drie dagen feest. Dan gingen we op stap en sloten die avonden af in de Pré Salé, een brasserie in de Vlaanderenstraat, en daar bleven we hangen tot drie of vier uur ’s ochtends. De bestuurders feestten daar met ons mee. Incompetente mensen, niet in staat om een paar goeie transfers te doen.’

Stage in Zwitserland

Tijdens de winterstop trekt de ploeg naar het Zwitserse kanton Wallis voor een onvergetelijke winterstage. ‘Het moest een zuurstofkuur worden voor de ploeg, maar de zuurstof is in Zwitserland blijven hangen’, lacht Daniel De Cubber. ‘Na die stage waren we nog slechter dan tevoren.’

Ook Paul Philipp glimlacht wanneer hij terugdenkt aan die ‘wintervakantie’. ‘Ik was daar twee keer met Union, ik weet niet waar ze het geld daarvoor haalden, omdat er toen al geen geld meer in kas was. Ik herinner me nog de naam van het plaatsje: Vercorin. Het was bedoeld als een trainingsstage, maar het was allesbehalve dat. We hebben er geskied en gefeest. De uitbater van de bar van het hotel was heel tevreden met onze aanwezigheid. Vandaag zou je het als een teambuilding omschrijven.’

‘Het werd ons als een serieuze stage aangekondigd’, zegt Michel Poels. ‘De dokter ging mee, maar meer dan aan de bar hangen hebben we daar niet gedaan. De gevolgen zag je meteen bij onze terugkeer in België. We brachten er niets van terecht.’ Het straffe is dat trainer Guy Thys het allemaal zag, maar de ogen sloot. ‘Hij lag toen onder vuur in de pers om zijn tactische keuzes die niet de beste waren, door zijn onvermogen om te corrigeren wat verkeerd liep’, weet Yves Van Ackeleyen. ‘Iedereen zag dat zijn systeem niet werkte, maar hij weigerde om dat bij te stellen. Op dat moment werd hij nog niet beschouwd als een toptrainer. Bij Union beschouwde men hem als een rustige vaderfiguur, sigaartje tussen de lippen.’

D-Day

Op 29 april 1973 staat al vast dat Crossing Schaarbeek als laatste degradeert. De strijd om de tweede degradatieplaats gaat tussen Union en Diest die elkaar in een rechtstreeks duel ontmoeten op de laatste speeldag. Union heeft een punt meer, en blijft in eerste als het wint of gelijkspeelt. Maar het verliest met 0-1, en Diest is gered. Union zakt en moet 48 jaar wachten op zijn terugkeer.

Yves Van Ackeleyen vat het seizoen samen: ‘De degradatie was het gevolg van een jarenlang desastreus beleid, van een gebrek aan planning en gewoon van week tot week leven. Er zaten verschillende oud-spelers in het bestuur, voetbalkenners maar daarom nog geen bekwame clubleiders, die vaak ook verouderde ideeën hadden, die werkten in de jaren 40 maar niet meer in 1972. Ze deden veel mislukte transfers die vaak ook nog veel kostten.’

Paul Philipp komt nog eens terug op de sfeer voor die match tegen Diest. ‘We gingen drie dagen op afzondering, maar dat diende tot niets. Het enige wat we die drie dagen deden, was kaarten. Het ging er erg ontspannen aan toe, alsof niemand zich bewust was van de ernst van de situatie. Alsof we die match niet konden verliezen. Maar we hébben hem verloren, en doken daarna nog het Club House in. Niemand was boos op ons, in plaats van ons uit te schelden, troostten de supporters ons: we komen terug, het komt allemaal wel goed. Een verhaal dat ik bij Union te lang gehoord heb. Dat hielp niet echt.’

Guy Thys
Guy Thys© COLLECTION UNION 1897

Guy Thys: toen nog geen toptrainer

Coach bij Union in het desastreuze seizoen 1971/72 was de later bejubelde Guy Thys. Paul Philipp vond de trainer een gentleman, maar voegt eraan toe: ‘Had men me begin jaren zeventig gevraagd of hij een toptrainer zou worden die ooit vierde zou worden op een WK, weet ik niet wat ik geantwoord zou hebben. Hij was intelligent, had klasse, maar in het dagelijkse werk had hij het moeilijk om een kleedkamer met twintig idioten te managen, hij kon er geen geheel van maken. Hij zei het nooit met zoveel woorden, maar ik had de indruk dat hij ons te dom vond. Voetbalkennis had hij meer dan voldoende, maar die overbrengen kon hij toen niet.’

Michel Poels herinnert zich de toenmalige trainer ‘als een gentleman zoals je er weinig had in het voetbal. Maar hij miste drive en was geen echte tacticus. Hij kon van een ezel geen koerspaard maken. Wat wij toen nodig hadden, was een harde trainer, die veeleisender was geweest qua fysiek werk en inzet.’

‘Ik zal hem altijd dankbaar blijven dat hij me een kans gaf in eerste klasse’, blijft Daniel De Cubber positief. ‘Hij was een familieman, maakte zich zelden boos, en legde de zaken simpel uit. Na Union maakte ik Ernst Happel mee bij Club Brugge. Het tegenovergestelde profiel. Hij zou zich omdraaien in zijn graf als hij vandaag een trainer zag zoals Thys toen bij ons. Toen we ons met Club Brugge plaatsten voor de finale van de Europabeker voor landskampioenen en net Juventus hadden uitgeschakeld, zei hij maar één woord tegen ons toen we naar de kleedkamer trokken: proficiat. Daar bleef het bij.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content