Stilaan lopen de tribunes bij koploper KRC Genk opnieuw vol. Vorig jaar was dat even anders. Maar euforisch worden ze bij Genk, dat vrijdag thuis tegen Gent de derde topper van het seizoen afwerkt, nog niet. ‘Wij moeten nu eerst de verloren zonen en dochters terughalen.’

In het Genkse Themacafé is het vandaag rustig nu er door de interland geen training is. Uitbater Dirk Medved kan op zijn gemak een thee drinken. Om vijf uur kijkt Roeland Friet met één oog naar de interland Rusland-België op het groot scherm. Bij België zitten voor het eerst sinds lang weer twee spelers van Genk in de kern: Jelle Vossen en Marvin Ogunjimi. Eerder dit seizoen kwamen ook Thomas Buffel en Kevin De Bruyne al uit voor de A-ploeg. Het is een signaal dat het met Genk weer goed gaat.

Nog niet zo lang geleden was dat niet het geval. Hoe vaak men hem vorig jaar heeft gevraagd waarom hij Genk nog achterna reisde, weet Roeland Friet niet meer. Toch ging hij bij elke verplaatsing weer mee. Als voorzitter van de Genkse supportersfederatie kon hij bijna niet anders, maar leuk was het niet, om vier uur vertrekken voor een verplaatsing naar Cercle, daar verliezen en na een lange reis pas weer thuiskomen om twee uur ’s nachts. “Op een bepaald moment werd voetbal bijzaak”, zegt Friet. “Supporters gingen enkel nog mee voor de sfeer op de bus, om vrienden te zien, een pintje te drinken en wat bij te praten. Op verplaatsing werd bijna nooit meer over voetbal gepraat.” Voor de meeste uitwedstrijden kreeg Genk het bezoekende vak niet meer vol, terwijl de jaren daarvoor het aantal gegadigden vaak ver het aantal beschikbare plaatsen overtrof. “Sommige spelers zeiden me: ‘Straf dat jullie nog altijd met vier- of vijfhonderd man meegaan om ons bezig te zien.’ Eén enkele keer gingen enkele supporters na een match uitleg vragen aan de spelers. Woedende reacties waren er niet. Genksupporters zijn rustige mensen.” Bij de thuiswedstrijden vielen vorig seizoen lege plekken op in de Cristal Arena. Afgelopen seizoen had Genk – net als nu – 15.000 abonnees, drie jaar geleden waren dat er nog 18.000. Voor het eerst sinds 2000/01 zakte het gemiddelde aantal toeschouwers vorig jaar onder de 20.000. Wat een verschil met het absolute topseizoen 2002/03 toen geen enkele eersteklasser beter deed dan de 23.851 bezoekers die Genk gemiddeld lokte. Sinds 2005/06 staat Genk vierde in de lijst van best bezochte clubs. Op basis van de competitieresultaten van de voorbije tien jaar is AA Gent de vierde club in België geworden.

Op dit moment haalt Genk opnieuw gemiddeld 20.000 bezoekers, maar voor de eerste twee thuismatchen, tegen Germinal Beerschot en Charleroi, daagden telkens geen 17.500 kijkers op. De verwachtingen waren ook niet hooggespannen. Roeland Friet: “Had iemand voor het seizoen geroepen dat Genk herfstkampioen zou worden, we hadden die man een dromer genoemd.” Ook nu gaat de harde kern niet jubelend op de banken staan: “Als we de top zes halen, zijn we al blij. Om mee te doen voor de titel is deze kern veel te krap, zoals de trainer al lang en terecht benadrukt.”

Geen angstige club

Wanneer commercieel directeur Stephan Poelmans vorig jaar iemand begroette, wist hij van tevoren wat hij zou horen. “Dat was meestal: ‘Ha Stefan, hoe gaat het met u? Beter dan met het voetbal, zeker?’ Vorig jaar hoorde ik de hele tijd dat de spelers overbetaald werden. Nu zegt niemand nog dat die te dik betaald worden.”

In zak en as zat Poelmans niet. “We hadden nog altijd de mooiste businessseats, de beste parkeerfaciliteiten, met 600 bedrijven hét netwerkplatform van Limburg. Dat op niveau houden was de uitdaging toen de sportieve successen achterwege bleven.

Voor Poelmans’ komst tien jaar geleden hanteerde de club een budget van 5,5 miljoen euro, nu ligt dat cijfer dicht tegen de 18 miljoen euro aan. De grootste sprong, van 5,5 naar 16 miljoen, realiseerde Genk tussen 1998 en 2000 met de verbouwing van het stadion. “Ons geluk was dat de sportieve successen onmiddellijk gevolgd werden door de uitbouw van de accommodatie.”

Toen het de voorbije jaren sportief minder liep, plukte Genk de vruchten van de extrasportieve investeringen die voordien gebeurd waren. “Drie jaar geleden hebben we de businessseats vernieuwd en driejarige contracten afgesloten. Toen hebben we 2600 van de 2800 seats verkocht. Nu zijn we teruggevallen naar 2200 gevulde seats. Dan kun je twee dingen doen: op alles besparen, of proberen wat goed is goed te houden.”

Tot nu kon Poelmans de raad van bestuur overtuigen om voor de tweede optie te gaan. Op dat vlak is Genk geen angstige club. “Als het voetbal minder is, moet je zorgen dat al wat voor en na gebeurt top is. Mensen komen – zeker in het businessgedeelte – voor een totaalverhaal. Vorig jaar zei men: ‘Het was sportief niet goed, maar mijn gasten waren tevreden, we hebben lekker gegeten en ons geamuseerd.’ Als dat ook nog wegvalt, heb je niets meer om zakenmensen naar hier te halen. Daarom vind ik de rode draad dat je continu moet blijven investeren in service en kwaliteit. Het is het enige wat je als marketeer in de hand hebt. Het sportieve heb je niet in de hand.”

Het was niet allemaal slecht vorig jaar, zegt Poelmans. “Onze vijf belangrijkste sponsors verlengden hun contract, onze hoofdsponsor zelfs voor zes jaar.” Dat anderen afhaakten, had ook voordelen. Het liet de club dit seizoen toe om, met een eerste plaats in de hand, de vrijgekomen seats en zitplaatsen in de losse verkoop tegen een flink verhoogde prijs te verkopen. Daardoor haalde Genk tegen Anderlecht en Standard toprecettes. Stephan Poelmans. “Tegen Anderlecht haalden we vorige maand zelfs de toprecette uit de geschiedenis van deze club. Voor een businessseat waarmee je via een abonnement gemiddeld 100 euro per wedstrijd betaalt, kregen we nu 150 euro.”

De club nam wel een risico door de abonnementsprijzen met een derde omlaag te halen. “Alleen als we play-off één halen, zullen de abonnees dat ontbrekende derde bijbetalen. Nu ziet dat er goed uit, maar voor het seizoen gingen we er niet zomaar van uit dat we dat ook zouden halen. Door zo gedurfd onze nek uit te steken hebben we wel een aantal mensen aan boord gehouden die anders misschien hadden afgehaakt.”

“Onze filosofie was: hou de mensen aan boord, desnoods tegen een lagere prijs, want eens ze afhaken, is het moeilijk om ze terug te winnen.”

Door de vrijgekomen plaatsen in het stadion (van 18.000 naar 15.000 abonnees en van 2600 naar 2200 seathouders) is Genk opnieuw acties gaan voeren naar nieuwe doelgroepen. Zo is het aantal gezinnen in vergelijking met een paar jaar geleden bijna verdubbeld. Kinderen onder de twaalf mogen voor het eerst gratis binnen, indien vergezeld van een betalende volwassene. “Kinderen zijn de zuurstof voor een club. Misschien moet je dan ook andere producten aanbieden: naast hotdogs ook popcorn. We hebben toch al de naam dat we een cinemapubliek hebben. Ik ben het daar niet mee eens, maar ik zeg: beter een cinemapubliek dan geen publiek.” Bij de businessseats worden nu voor elke thuiswedstrijd zes tot acht Nederlandse bedrijfsleiders uitgenodigd. “Daar ligt nog een markt. Dan merk je dat die mensen aangenaam verrast zijn door het niveau van wat ze hier aangeboden krijgen qua service. Dat hebben ze in Nederland ook, maar hier heerst nog een andere sfeer. Het typisch bourgondische noemen zij dat.”

Omdat men vorig jaar vond dat door de slechte resultaten veel mensen voortijdig het stadion verlieten, waardoor er minder geconsumeerd werd, ging men bij Genk op zoek naar iets nieuws: een afterparty na de match. Een dj verzamelt het volk op de tweede verdieping van de businessseats. “Dat is een heel groot succes. De lichten worden nu maar gedoofd om twee uur.”

Stephan Poelmans: “Helemaal de kraan dichtdraaien is dom, maar dan moet je wel goeie keuzes maken. Door een nieuwe geluidsinstallatie te plaatsen gaan de spelers niet beter voetballen, maar je moet wel je klanten iets geven. Tien jaar geleden was onze catering voor het grote publiek top, nu is dat nog gewoon goed. Als je wilt dat die mensen nog wat meer besteden, vroeger komen of langer blijven, moet je kwaliteit bieden en de zaken aantrekkelijk presenteren. In België doet niemand dat, service bieden aan het grote publiek. In Engeland en Duitsland zijn die dingen al normaal.”

Genk in de media

Naast de nieuwe initiatieven voerde de club wel een heel zware besparingsronde door. Ook de directie en de personeelsleden hebben zware inspanningen gedaan. Het meest van al leverde Erik Gerits in. De directeur Organisatie verdient nog iets meer dan de helft van vorig seizoen. Dat heeft in zijn geval vooral te maken met de uitslag van de verkiezingen, waardoor hij voor CD&V in de Genkse gemeenteraad belandde als schepen van Economie, Evenementen en Toerisme. Daardoor heeft hij nu een duobaan. Gerits’ lijfmotto ‘nooit opgeven’ kwam vorig jaar goed van pas, maar echt in paniek raakte hij niet. “Daarvoor heb ik hier de voorbije zestien jaar te veel meegemaakt, met de hele opgang van 5000 naar 23.000 toeschouwers, van tweede klasse naar de Champions League.”

Wat Gerits dit jaar het meest frappeert in vergelijking met vorig seizoen is de rust die er nu heerst. Vorig jaar liep iedereen op de toppen van de tenen. “Er was een enorm negativisme in en rond de club. Het was voor onze supporters een opgave om naar de matchen te komen. Het voornaamste is dat de mensen opnieuw graag komen kijken. Nu kijken de supporters weer uit naar de eerstkomende wedstrijd. Het kan niet snel genoeg zaterdag zijn. Iedereen wordt hier beter van. Als wij sterk presteren, verkoopt ook Het Belang van Limburg meer exemplaren.”

Net als Poelmans typeert Gerits de sfeer in het stadion vorig jaar als gelatenheid. Erik Gerits: “Ik heb liever woede dan gelatenheid. Wie kwaad is, is er iets meer bij betrokken dan wie gelaten is. Als we verloren, zag je tien minuten voor affluiten al een half leeg stadion. De mensen waren al weg.”

Nu het opnieuw goed gaat, staan de supporters nog niet op de banken. Ook in de pers krijgt Genk minder belangstelling dan bij de vorige succesperiodes, vindt Poelmans: “Toen waren we een fenomeen, een club waar het altijd feest was, om niet te zeggen: carnaval. Dat is nu niet meer het geval. Hoewel we vanaf speeldag één aan kop staan en herfstkampioen konden worden, moest ik in één Vlaamse krant de voorbeschouwing op Genk-Cercle op pagina negen gaan zoeken. Spijtig, want als je veel in de media komt, bereik je ook potentiële kijkers naast de diehards die altijd komen. Mensen die dat lezen en zeggen: daar valt wat te beleven, daar moeten we bij zijn.”

Wat Gerits trof, was “toen Gent op jullie cover onze plaats bij de vier topclubs innam. Dat deed me pijn, omdat ik weet welke inspanningen we hebben gedaan de voorbije tien jaar. We krijgen in de media niet de aandacht die we verdienen. Ook nu niet.”

Een titelkandidaat wil hij Genk niet noemen: “We zijn de laatste tien jaar te snel gegroeid, waardoor we geen tijd kregen om onze supporters te verankeren. Laat ons maar eens een jaar of drie meedraaien aan de top. Verhoudingsgewijs doen wij het niet zo slecht. Limburg heeft 800.000 inwoners, van wie de helft in Midden-Limburg woont. 1 op de 20 daarvan komt naar Genk. Wij halen wel supporters in Leuven en Harelbeke, maar 98 procent van onze abonnees komt uit Limburg. Anderlecht en Standard rekruteren in heel België, Club in heel Vlaanderen. Verhoudingsgewijs doen wij het goed.”

Stephan Poelmans rekende uit dat Genk binnen de huidige accommodatie het budget nog met twee miljoen euro kan opdrijven als het de supporters die het drie jaar geleden had, kan terughalen tegen de huidige prijzen. “Wij hebben nooit een wachtlijst gehad, omdat het hier zelden of nooit vol zat. Vorig jaar was het hier geen enkele keer uitverkocht, het jaar daarvoor één keer: in de laatste match toen Anderlecht hier kampioen kon worden. Hier is nog ruimte om binnen dit stadion te groeien.”

Voorlopig blijft Genk een outsider, zegt hij, geen echte topclub. “Bij Anderlecht weet de abonnee vooraf dat hij elk jaar Europees voetbal zal zien en meedingt naar de titel. Bij ons heb je die garantie nog niet. Een goeie Europese campagne zou ons eens deugd doen. Maar laten we eerst maar eens proberen dit zo lang mogelijk te laten duren, en ondertussen de verloren zonen en dochters proberen weer aan boord te hijsen.”

door geert foutré – beelden: belga

“Vorig jaar heerste hier gelatenheid. Ik heb liever woede dan gelatenheid.”

Erik Gerits

“Sommige spelers zeiden me vorig seizoen: straf dat jullie nog altijd met vier- of vijfhonderd man meegaan om ons bezig te zien.” Roeland Friet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content