‘Ik mis de kick van het scoren’, bekent Sandy Martens, die door Georges Leekens bij AA Gent tijdelijk werd omgevormd tot rechtsachter. ‘Maar ik klaag niet. Als ik maar speel.’

S andy Martens moet even lachen en kijkt wat onwennig om zich heen als we hem erop wijzen dat hij met zijn 33 jaar de ouderdomsdeken in de selectie van Georges Leekens is. “Nu je het zegt. Samen met Frédéric Herpoel ben ik de enige die al de kaap van de dertig passeerde, zeker ?”stelt hij vol verwondering vast. “Ik voel me niet oud. Mijn contract loopt in 2007 af. Aan afbouwen denk ik nog lang niet. Ik wil het Arteveldestadion nog meemaken als actief voetballer. Ik ben nu eenmaal een laatbloeier, want ik werd pas prof op mijn 21ste. Zoals ik me nu voel, kan ik nog jaren mee. Ik heb nog veel voetbalhonger, wil elke dag het gras ruiken. Zelfs als rechtsachter. Maar dan hoop ik in 2006 fit en gezond te blijven. Vorig jaar was voor mij een zware beproeving. Ik beleef alles nu veel intenser.”

Een lange stilte valt, Martens staart naar de lege velden op het oefencomplex. De volksjongen uit Brakel denkt terug aan begin vorig seizoen, toen hij op Club Brugge na amper 19 minuten van het veld werd gedragen met een afgeknapte achillespees.

De eerste zware blessure uit zijn loopbaan. De terugkeer verliep moeizaam en ging gepaard met veel pijn en twijfels.

Geen kracht

Sandy Martens : “Het gebeurde op 14 augustus 2004. Ik sprintte naar een bal en deed blijkbaar een verkeerde beweging. Het voelde aan alsof ik een harde trap kreeg op mijn kuit, terwijl er geen tegenstander in de buurt was. Ik probeerde nog recht te staan, maar toen ik steun zocht op mijn voet, zakte ik volledig in mekaar. Echt veel pijn had ik niet, waardoor ik veronderstelde dat het niet zo ernstig was. Maar dokter Rousseaux wist aan de zijlijn al direct hoe zwaar het letsel was.

“Ik besefte toen niet echt dat mijn herstel zes tot acht maanden in beslag zou nemen. Het was mijn eerste grote operatie. Je denkt maar aan één ding : zo snel mogelijk terugkeren. Je loopt ongeduldig omdat je de eerste zeven weken in het gips zit en niet op de voet mag steunen. Dat was echt zwaar. Ik heb veel gevloekt. Je bent afhankelijk van andere mensen, kan thuis alleen maar in de zetel liggen of je met krukken verplaatsen. Mijn ouders en mijn vriendin dienden mijn humeurigheid te trotseren. Vooral die machteloosheid ambeteerde mij.

“Je kan je niet voorstellen hoezeer je uitkijkt naar opnieuw kunnen lopen. Slechts één moment twijfelde ik. Dat was toen mijn gips werd verwijderd. Ik zag mijn onderbeen op tafel liggen, alle spieren van mijn kuit volledig weg, een litteken van 35 centimeter. Toen ben ik enorm geschrokken, ik voelde me zeker twee weken slecht in mijn vel. Ik kon zelfs niet meer op de tippen van mijn tenen gaan staan. Geen kracht en gevoel. De schrik sloeg toe : zou het ooit nog allemaal goed komen ?

“Die eerste keer op consultatie bij kinesist Frank Wezenbeek was een ferme opluchting. Hij zorgde voor de motivatie. We werkten stap voor stap, vermeden te bruuske veranderingen. Iedere verbetering die er volgde, gaf een bijzonder goed gevoel. Maar pas eind januari 2005 kon ik weer deftig lopen, daarna volgden enkele wedstrijden met de invallers. Mijn achillespees is nu blijkbaar dubbel zo sterk geworden. Gelukkig waren er ook nog Tjörven De Brul, Bjorn De Coninck, Nicolas Lombaerts en David Vanhoyweghen. We trokken ons aan mekaar op.

“Een ontlading, ook emotioneel, volgde er in Charleroi, waar ik inviel en ook nog eens kon scoren. Een bevrijding. Maar tien minuten later was er ook verdriet, omdat Ali Lukunku uitviel met een zware blessure. Ik zag de film van mijn eigen terugkeer nog eens voor ogen en kreeg een ferme krop in de keel, omdat ik inzag welke zware weg hij af te leggen had.”

Zware kalibers

“Ik begon met frisse moed aan de voorbereiding op dit seizoen. Tijdens de zomer had ik niet stilgelegen : veel gelopen, aan fitness gedaan, gewoon om de conditie te onderhouden en voor de soepelheid van de gewrichten. Tijdens de fysieke tests bleek dat ook, want ik scoorde heel hoog. De basis was er. Maar het noodlot sloeg alweer toe tijdens het Intertotoduel op FC Zlín, nadat ik eerst de goal van de kwalificatie had gemaakt nog wel. Een scheur in de voetpees. Een zware mentale klap. Rusten was de boodschap. Ik moest weer vanaf nul beginnen, miste daardoor het moment suprême tegen Valencia. Echt vrolijk kan je daar niet van worden, hé.

“Ik diende uiteindelijk tot eind oktober, op Club Brugge, te wachten om opnieuw te spelen. Om weer ritme te krijgen, diende ik veel langer dan voorzien bij de invallers mee te spelen. Het liep wat stroef. Ik had het daar soms behoorlijk lastig mee, was teleurgesteld dat ik niet eerder werd opgenomen in de wedstrijdkern. Toen ik dan weer in de eerste ploeg kwam, had de coach een fameuze verrassing : aantreden als rechtsachter. Dat voorstel aanvaardde ik, omdat ik absoluut wilde spelen. Ik probeerde me in die rol in te leven : de nul houden staat voorop. Je moet er constant rekening mee houden dat alleen de doelman nog achter jou staat. Het duurde toch een tijdje vooraleer alles lukte : instappen, kort dekken of eerder wat wijken, kiezen voor zekerheid en niet te snel opschuiven. Ik leerde als depanneur een aantal nieuwe aspecten ontdekken, moest defensief leren handelen. Het is belangrijk dat je gestuurd wordt door de centrale verdediger. Mijn groot voordeel was natuurlijk dat ik weet hoe een aanvaller denkt en reageert. Intuïtief voel je dat aan. Maar dan nog is het niet evident om zware kalibers als Orlando, Jackson Coelho of Milan Rapaic af te stoppen. Achteraf bekeken draaide het heel goed uit, trok ik behoorlijk mijn streng op een toch wel ongewone plaats. Ik mag daarover zeker niet klagen.”

Signaal uitsturen

“Ik hoop dat rechtsachter een tijdelijke positie was. Want ik ben en blijf in mijn hoofd toch een aanvaller. Van de driehonderd wedstrijden in eerste klasse speelde ik er 295 in de spits en slechts vijf in de verdediging. Het knaagt soms diep van binnen. Ik mis de kick van het scoren, wil acties maken, kansen voorbereiden, op stilstaande fasen voor gevaar zorgen. Ons seizoen is nog niet dramatisch, maar er moet zeker iets gebeuren. Ik wil graag mijn bijdrage leveren om die problemen, ook offensief, op te lossen. Je moet als speler goed beseffen wat je kan en voor jezelf uitmaken of je er genoeg voor doet. Na Charleroi ergerde ik me daarom aan het gebrek aan strijdlust in onze ploeg. Het was hoog tijd dat iedereen eens voor de spiegel ging staan en zijn eigen prestatie ontleedde. Wat is de kwaliteit van dit AA Gent ? Mentaliteit. Mijn signaal werd goed begrepen, want net voor de winterstop konden we ons toch al wat herpakken. Tegen Standard was het collectieve blok er weer, voor de beker tegen Cercle Brugge speelden we 75 minuten met tien en we creëerden de beste kansen. Het komt er nu op aan om die progressie straks voort te zetten.”

FRÉDÉRIC VANHEULE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content