Om zeker te zijn, want het wordt echt zijn laatste seizoen : het eerste afscheidsinterview met Marc Degryse, met alle voorgaande van de laatste tien jaar in aanslag.

Om te beginnen : het was een schoon carrière. Maar het had danig verkeerd kunnen lopen. Toen ik in 1986 naast de ploeg viel en het WK in Mexico aan mijn neus zag voorbijgaan, had het verkeerd kunnen gaan met mij. Maar doordat Houwaart me op de juiste manier aanpakte, besefte ik dat ik verkeerd bezig was. (januari 2001)

“Ik was de pedalen kwijtgeraakt, er waren andere dingen belangrijker geworden dan voetbal. Ach, ik heb zoveel talenten een carrière zien mislopen. Ik praat daar vaak over met onze jonge gasten, waarschuw hen dan voor de gevaren. Omdat ik het zelf heb meegemaakt, komt het voldoende geloofwaardig over, denk ik. De voetbalwereld is niet heiliger of slechter dan de rest van de maatschappij, is evenzeer soms een haaienwereld. Het kan heel snel gaan en het vele geld en de roem spelen een belangrijke rol. Als je 19 bent, is dat vaak moeilijk te handlen. Ik vind trouwens – en dat is echt geen eigenbelang – dat daar in de clubs een belangrijke rol is weggelegd voor oud-voetballlers. Hun ervaring mag je niet weggooien, ook omdat het topvoetbal zo complex geworden. Ik zie in het buitenland overal ex-topsporters : in clubbesturen, in de media, in de opleidingen. Het succes van Didier Frenay als makelaar is geen toeval, denk ik. Pieterjan Monteyne kon bij KV Mechelen meer geld verdienden, maar wij adviseerden hem GBA, waar hij meer speelkansen zou krijgen.”

We kunnen beter zeker zijn : dit wordt echt wel het laatste seizoen, zeker ? Als je start met de idee dat het je laatste seizoen wordt, leg je jezelf automatisch minder druk op. Dat wil ik niet. Om mezelf scherp te houden. (juni 2001)

“Anders verslapt je motivatie, verlies je energie. Ik heb het er al vaak met Willy Wellens over gehad : topsport is in eerste instantie een mentale kwestie. En plezier in het spelletje hebben. En willen winnen, daar gaat het altijd om. Op gelijk welk niveau. Ik start in elk geval nog elke voorbereiding met de gedachte dit wordt mijn beste seizoen ooit. Een naïeve gedachte, zeker als je 36 wordt ( lacht). En dan zie ik wel op het einde van het seizoen. Al weet ik in mijn achterhoofd : heel waarschijnlijk wel…”

Hij weet wat hem te doen staat : het vernederlandste GBA mee vorm geven. Ik veroordeel Jos Verhaegen en René Snelders niet. Ze hebben heel wat verdiensten in het bestaan van Germinal. Maar uiteindelijk moet een club wel op dezelfde lijn zitten. (februari 2001)

“Er werd niet aan eenzelfde zeil getrokken. Uiteindelijk werd het niet de visie Beerschot of de visie Ekeren maar de lijn Ajax. Dat merk je nu aan de samenstelling van de spelersgroep, die is bijzonder jong. De club wil duidelijk jonge talenten opleiden, wil hen ook hun kans geven, helemaal in de traditie van Ajax. Hier ligt ook een opdracht voor mij. Je zou bijna kunnen zeggen dat mijn persoonlijk plezier en rendement ondergeschikt geraken aan het opleiden. Ik vind daar heel veel voldoening in, en dat gaat vrij ver, ja. Op training laat Franky op dat vlak veel over aan mij, uiteindelijk sta ik op het veld, dichter bij de spelers. Ik praat intuïtief veel met de jongeren, corrigeer, geef raad : beter aannemen, positie kiezen. GBA is financieel verplicht die weg te volgen : opleiden en verkopen. Pas als de club erin slaagt talenten als Sonck en Dagano te houden, kunnen we een stap hoger zetten. Indien we Wesley wat langer hadden kunnen houden, was hij klaar voor Anderlecht, daar ben ik van overtuigd. En daar zou de club ook beter van geworden zijn.”

Het zal in menige afscheidsbrief terugkeren de laatste artiest. Of lopen er op de Belgische velden nog ? Ik heb hem laatst als rechtsvoetige een bal zien trappen met buitenkant links, dat kan ik niet. Als hij vanop de flank in één tegen één situaties komt, is hij goud waard. Intrinsiek is hij zonder twijfel de beste voetballer van het land, alleen moet hij dat elke dag willen tonen. Maar ik ben absoluut een Stoica-fan. (oktober 2000)

“Hij is technisch de beste voetballer die hier rondloopt. Stoica moet met zijn kwaliteiten dit jaar de belangrijkste speler van Anderlecht worden, heel bepalend zelfs. Hij is pas 20, wisselde vorig jaar nog heel goede met onzichtbare wedstrijden af, maar om aanvaard te worden als de nummer één moet hij nu toch méér dragen, méér opeisen. Zeker in het nieuwe Anderlecht, zonder Koller, moet hij ervoor zorgen dat de nieuwelingen snel geïntegreerd geraken.”

Er kan al een balans worden opgemaakt. Een mooie, afgeronde carrière. Ik besef dat wanneer ik naar het buitenland wil, dat nu of ten laatste volgend jaar moet gebeuren. (maart 1991, hij vertrok naar Sheffield in 1995)

“Wat later dan ik had gehoopt, ja. Indien het Bosman-arrest in ’88 al had bestaan, was ik zelfs denkelijk van Brugge meteen naar het buitenland getrokken. Ik kon toen bijna naar Barcelona of naar PSV. Ik was er wellicht vroeger achter gekomen dat ik voor de absolute top iets tekort kwam ( grijnst). Ik heb evenwel van niks spijt, ook niet van de keuze voor PSV, na Sheffield. Het was een logische stap omhoog. Dat het sportief een zwarte vlek in mijn carrière is geworden, is dan maar zo. Het is mijn geluk geweest dat ik mij bij AA Gent heb kunnen herpakken, ik had nooit durven denken dat er nog vier mooie jaren zouden bijkomen. Neen, ik heb nooit gevreesd dat ik deze zomer een moeilijke keuze zou moeten maken. Ik wist van in het begin dat ik er nog een jaartje Beerschot zou bijdoen. Het was niet eens een financiële discussie. Ik heb geprobeerd de club onder druk te zetten om de beste spelers te behouden. Uiteindelijk vertrokken er een heel aantal. Dan heb ik mij bij de andere keuze neergelegd : de jeugd. Andere clubs zijn nooit aan de orde geweest. De Caje heeft me laten weten dat ik welkom was en Raymond Mommens heeft me een keer gebeld namens Aalst, dat is alles. Ik ben in elk geval blij dat ik hier mijn carrière als profvoetballer kan afronden. En ik ben héél tevreden met wat ik heb bereikt. Ik ben – op die twee jaar bij PSV na – altijd gelukkig geweest, dat maakt 90 procent van mijn loopbaan. Ik was bijvoorbeeld nooit omwille van het geld een jaar naar Japan getrokken, al heb ik de kans gekregen in mijn PSV-periode. Dat Lorre daar niet zijn gelukkigste tijd zou meemaken, dat was voorspelbaar.”

Een gespreid bedje, in Brugge nog wel (al waren er die charlatans van Ieper). Als ik op mijn vijfendertigste opnieuw zou moeten uit werken gaan om te overleven, zou ik het daar moeilijk mee hebben, dat geef ik grif toe.(maart 1991)

“Moet ik mij daarover schamen of moet ik daar fier op zijn ? Ik weet het niet. Ik zal het mij kunnen veroorloven later iets te doen dat ik graag doe, waarbij het financiële totaal ondergeschikt is. Ik heb altijd aan onze toekomst gedacht, en we geven geen 20 miljoen per jaar uit. Ik moet niet meer gaan werken, neen, maar op mijn 36ste kan ik nog niet hele dagen thuiszitten. Na drie weken vakantie denk ik al : ik wil weer aan de slag. Nieuwe mannen denken daar misschien anders over, maar een oude man is geen huishoudman, denk ik ( lacht). Al las ik misschien zes maanden of een jaar een sabbatperiode in, zoals Luc Nilis. Maar die werd daartoe door zijn blessure ook verplicht. Het is hem aan te zien, hij is serieus dik geworden ( lacht).”

Appels of peren – Brugge of Brussel ? Brussel ! (september 1994)

“Die keuze had vooral met Anderlecht te maken. En ik heb heel graag in Dilbeek gewoond, vrij anoniem. Intussen hebben we voor Brugge gekozen, een mooie stad om te wonen. Maar als je mij nu zou vragen Anderlecht of Club Brugge, dan zeg ik Anderlecht. Is er dan iets gebroken tussen Club Brugge en Marc Degryse ? ( Bedachtzaam) Ik heb in elk geval verschillende keren ondervonden dat een terugkeer onmogelijk werd gemaakt. Gerets wilde het ooit, maar het kon niet. Blijkbaar moet ik ooit iets verkeerds hebben gezegd. Antoine Vanhove ? Ach, je weet het wel… Ik ben zes jaar deserteur geweest, hé. Had men mij afgelopen maanden de vraag gesteld, ik had er zeker over nagedacht. Ik ben er, behalve om te voetballen, nooit teruggekeerd, na mijn carrière zal dat er wel een keer van komen, zeker ?”

Ik had mijn L&H-aandelen verkocht toen ze 116 dollar noteerden, in augustus 2000 kocht ik er nieuwe, en daarop zal ik wellicht verlies lijden. Maar je moet dat allemaal op lange termijn bekijken. Over twintig jaar zullen mijn beleggingen goed hebben opgebracht, daar ben ik zeker van. (januari 2001)

“Dat verlies valt wel mee, het gaat niet over miljoenen. Vergeleken met de winst die ik eerder heb gemaakt, was Lernout & Hauspie voor mij niet zo’n drama : een paar honderdduizend frank, zeg maar. Die mensen zijn nog niet veroordeeld, ik wil dan ook nog geen oordeel vellen. Al zullen ze wel zaken gedaan hebben die niet erg koosjer waren, uiteindelijk kan alleen het gerecht een uitspraak vellen. Als Lernout hier binnenkomt, drink ik er nog een glas mee. We hebben indertijd, met wijlen Rudy Dhaenens, een paar keer gepraat. Het zag er heel mooi uit. Dat het afgelopen is, is duidelijk. Maar wie ben ik om hen te veroordelen ?”

Een proper imago. Een franstalige krant heeft me de beker van de hypocrisie uitgereikt. Dat heeft pijn gedaan omdat ik altijd heb geprobeerd me zo positief en eerlijk mogelijk op te stellen, ik had, dacht ik, ook het imago van een aardige, correcte jongen (…) Als je veel praat, kom je al snel arrogant over. Het verbaast me niet dat sommigen mij wel eens arrogant vinden, al denk ik niet dat ik dat echt ben. (april 1993)

Peruzovic, Weber,… men maakte van mij een intrigantje. Er werd een beeld gecreëerd, terwijl ik ook in die discussies altijd eerlijk ben geweest. Toen liep ik in de schijnwerpers, was ik belangrijk. Nu ik een trapje lager voetbal, doen die situaties zich niet meer voor en krijgt men wel het beeld van die correcte jongen. Terwijl ik toen ook correct was. Indien ik alles zou kunnen overdoen, deed ik precies hetzelfde. Ik kan vandaag iedereen recht in de ogen kijken. Ik heb wel altijd mijn verantwoordelijkheid genomen, mijn mening gegeven als die werd gevraagd. Maar ik heb nooit iemand proberen te naaien. Al heb ik het vaak moeten uitleggen, ja. Ik heb wel eens een periode interviews proberen te mijden, omdat ik ook vond dat ik teveel aan het woord kwam. Maar als je weigert, wordt dat ook weer verkeerd geïnterpreteerd. Het probleem is, was eigenlijk, dat mijn woorden zo belangrijk werden gemaakt.”

Zoveel woorden samen, dat zou een mooi boek vormen. Een traktaat. De voetbalwereld volgens Marc. Als ik ooit een boek zou schrijven over wat ik allemaal meemaakte in de voetballerij, wordt het een giller. (april 1993)

“Laat mij maar elke dag iets proberen mee te geven. Neen, zo belangrijk vind ik me niet.”

Wat er van zij : klein Marcske is groot geworden. Na die match (laatste WK-kwalificatiewedstrijd tegen Polen in 1985 waarin hij 10 centimeter te kort kwam voor het beslissend doelpunt) ben ik met Franky Van der Elst en Jan Ceulemans zwaar doorgezakt, ik weet nog dat ik de hele nacht onnozel deed dat ik wel altijd klein Marcske zou blijven. (januari 1994)

“Zelfspot, hé. Ik heb leren leven met de beperking van mijn klein lichaam. Met die tien centimeter meer had mijn carrière er anders kunnen uitzien, ja. So what ?

Het is mooi geweest. Degryse bleef altijd overeind, als artiest van dat spelletje, als evenwichtskunstenaar ook. Als je met De Mos de concurrentie wil aangaan om even bezeten te geraken van het spelletje als hij, ben je op voorhand verloren. Dat heb ik niet geprobeerd en ga ik ook nooit proberen. (januari 1992)

“Op je negentiende ben je niet op dezelfde manier bezig met je vak als iemand van 35, je moet daarin evolueren. Ik ben nu een volwasseen prof, maar ik ben altijd bezeten geweest van het spelletje, heus wel. Anders kom je niet aan negentien profseizoenen. Maar 24 uur op 24 ermee bezig zijn, dat ging en gaat voor mij te ver. Voor De Mos niet, en hij verlangde dat iedereen zo was. Ik heb ooit gezegd hij wil 24 De Mosjes. Voor mij is er een leven naast het voetbal. Er zijn perioden geweest dat ik perfect gelukkig was in het voetbal en ongelukkig privé en omgekeerd. Het zijn voor mij altijd twee aparte werelden, die ik perfect kon scheiden. Ik had dat evenwicht nodig.”

Het evenwicht dat zijn carrière tekende. Maar toch : Ik ben supporter van Vandenbroucke omdat ik het zo’n fantastische coureur vind. En om de manier waarop hij aan alles zijn broek veegt. (30 september 1999)

“Ik hou niet van grijze muizen, al heeft Vandenbroucke voor wat te veel kleur gezorgd, zeker ( lacht). De verkeerde omgeving, wellicht. Doodzonde voor zo’n talent. Ik ben trouwens evenzeer supporter van Johan Museeuw hoor. Hij heeft met weliswaar minder talent meer recht van spreken dan Vandenbroucke. Maar ik verkies toch een McEnroe boven Pete Sampras, begrijp je ? Marc Degryse situeert zich tussen Vandenbroucke en Museeuw, denk ik. Tussen blink en West-Vlaams karakter. De gulden middenweg, hé.”

Laat ze maar roepen dat ik een ouwe zak ben. Ze hebben gelijk. (januari 2001)

“Steeds meer ( lacht)”

door Frank Buyse

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content