Als de renners straks gezond en fit aan de Tour de France willen beginnen, moeten ze daar op voorhand een basis voor leggen. ‘Want wat je het lichaam aandoet, daar wordt het beter in’, zegt Louis Delahaije, trainer van de Rabobankploeg. Hoe werkt dat ?

Menig houterig liefhebber vergaapt zich tijdens tv-uitzendingen van wielerwedstrijden aan soepel peddelende rennersbenen. Rennersbenen die tot in de laatste vezel getraind zijn. “Het probleem bij de marmotrijders, zal ik ze maar noemen, is dat ze veel fietsen, maar niet trainen. Dat is een verschil”, zegt Louis Delahaije, die als trainer van de Nederlandse Rabobankploeg onder andere kan terugvallen op zijn ervaringen als bondstrainer van de Nederlandse en Duitse triatleten. Hoe traint hij zijn renners ?

Training

Louis Delahaije : “De trainingstechnische voorbereiding op de Tour is een dag of tien voordien afgesloten. Dan is het zorgen dat je wat langer rust dan voor andere wedstrijden, omdat het belangrijk is dat je met genoeg reserves aan die drie weken begint.

“Wielrennen is een ontzettend gecompliceerde sport. Een marathonloper begint op kilometer nul aan twintig kilometer per uur te lopen, heeft een fluctuatie van 0,1 kilometer per uur en dan komt hij in 2 u. 6’38” aan de finish. Daar is het de kunst om een zo vlak mogelijk of iets aflopend schema te lopen. Maar wielrennen is de enige sport waarbij tijdens één wedstrijd elk gebied aan bod komt van 20 tot 80 kilometer per uur, bergop, bergaf, wind opzij, wind van achteren … Je moet keuzes maken afhankelijk van het parcours.

“Je probeert iemand voor de Tour een gigantisch goeie basisconditie te geven, waardoor hij drie weken goed kan herstellen, want de laatste week is bepalend, dan gaan renners door het ijs zakken. Michael Rasmussen heeft zijn zwaarste training daarvoor bijvoorbeeld in maart al gehad. Daarop probeer je dan snelheid en klimvermogen te kweken. Klimvermogen kweken is eigenlijk : een halfuur tot driekwartier op of net boven je omslagpunt rijden. Dat kan je zo voorbereiden, in de bergen, zoals Dennis Menchov, of in blokjes op het vlakke, zoals Michael Boogerd, tot aan de anaerobe drempel, de overslagpols waarop je verzuurt.”

“Wij werken heel veel met SRM, een wattagemeter. Je meet dan als het ware het vermogen dat je moet leveren om een bepaalde snelheid te rijden. Tien keer een kilometer lopen in drie minuten, zoals in de atletiek, dat gaat in het wielrennen niet. Maar je kan wel tien keer drie minuten met 400 watt rijden. Die 400 watt zal altijd hetzelfde zijn. Voor de tijdrit zijn die trainingen ook heel belangrijk. Drie weken voor de Tour geef ik een keer of drie, vier een specifieke tijdrittraining, waarin je enorme progressie kan maken omdat het aanpassingsvermogen van het lichaam aan die rodeprikkel veel groter is dan aan duurtraining.

“Het probleem bij de marmotrijders is dat ze veel fietsen, maar niet trainen. Dat is een verschil. Ze rijden altijd op een bepaald niveau thuis en dan komen ze op een berg ineens bij hun drempel uit. Wat je niet traint, daar word je ook niet goed in. Het lichaam is in die zin heel simpel gestructureerd : wat je het lichaam aandoet, daar wordt het beter in. Een goed trainingsschema begint altijd met een analyse van wat je verwacht.

“Op het gebied van training kunnen we nóg winst maken, door nóg beter te plannen. Ik denk dat wij mee toonaangevend zijn in met planningen werken en met SRM werken. Waarvan ze dertig jaar geleden dachten dat het het ultieme was, daar lachen ze nu om. Ik denk niet dat er over dertig jaar nog revolutionaire dingen zullen gebeuren, maar het evolueert altijd.”

Grenzen

Louis Delahaije : “Als je over grenzen gaat praten, is het belangrijk je te realiseren waarván je eigenlijk moe wordt, waaróm je niet verder kunt ? Dat zijn nogal wat dingen. Je hart-longsysteem, de aandrijving van je spieren, het neuromusculaire systeem, het mentale systeem, hoe zit je in elkaar, hoe werken de hefbomen van spieren en pezen ?

“Stel dat je hart sneller zou kunnen slaan dan 200 of 220 slagen, dan ga je daar nog niet harder van fietsen. In de inspanningsfysiologie is men aan het uitzoeken waar nu eigenlijk de beperking ligt. Er is, ik noem maar wat, een groep die zegt dat die in het cardiovasculaire systeem ligt, de bloedvoorziening van het hart zelf. Op een gegeven moment houdt het gewoon op. Maar een andere groep zegt dat het ligt in de beperking van de aansturing van de spieren : de prikkeloverdracht kan niet nóg sneller. Nog een ander zegt dat je gewoon meer transmitterstoffen in je hersenen nodig hebt. Terwijl een sportpsycholoog zal zeggen dat je er mentaal nog meer kan uithalen. Dat zijn allemaal dingen die moe maken. Dus het is multifactorieel.

“Je lichaam zit wat dat betreft heel complex in elkaar, want als je gaat trainen, past nogal wat zich aan. Maar we zitten nog niet aan de limiet, het gaat nog altijd harder. Voor renner A ligt de limiet bij de ene factor, voor renner B bij de andere. Want je hebt renners die superveel zuurstof kunnen opnemen, maar ze komen niet vooruit. Waarschijnlijk zijn die niet efficiënt genoeg en verspillen ze veel energie aan nutteloze zaken en houden ze weinig over om aandrijving te krijgen. Dan heb je niks aan je grote zuurstofopname. Ikzelf had een maximale zuurstofopname van 83 ml per kilogram. Daar hebben we er maar één of twee van in de ploeg. Toch ken je mij niet als renner. Dus waren er in mijn geval andere beperkende factoren.”

(On)gezond

Louis Delahaije : “Een Tour op zich is niet gezond. Daar is iedereen het wel over eens. Maar dan is de vraag : wat zou je doen als je de Tour niet zou rijden ? Is dát gezond ? Een vriend van mij heeft in zijn proefschrift mensen onderzocht die zich in anderhalf jaar klaarstoomden voor de marathon, en een van zijn conclusies was dat het trainen voor de marathon hartstikke gezond was, alleen de wedstrijd zélf niet. Je hebt dus een hele tijd iets gezonds gedaan om één dag iets te doen wat ongezond is. Zo is het ook bij het wielrennen. 75 procent van de trainingen heeft een positieve invloed op je gezondheid, 25 procent van de wedstrijden is gewoon niet gezond. Maar nu ook weer niet zo ongezond dat het bedreigend is natuurlijk. Maar je tast in je reserves en je immuunsysteem kan niet meer mee en gaat als het ware in een depressie. Ook je hormonale systeem is als een wip tussen anabool, opbouwend hormoon, en katabool, afbrekend hormoon. Op het moment dat je rust, bouw je het anabole op, bij inspanning breek je af. Maar in zo’n Tour kan je je voorstellen dat de wip doorslaat in het katabole gedeelte, door de hormonen die ook door stress worden aangemaakt. Maar voor de negatieve dingen van topsport komen ook een heleboel positieve terug, waardoor uiteindelijk dat overweegt. Dus op zich is een carrière uiteindelijk goed voor je gezondheid.”

Hard

Louis Delahaije : “Ik kan redelijk goed vergelijken omdat ik en met wielrenners en met hardlopers en met triatleten gewerkt heb, en ik denk dat wielrenners harder zijn. Met name op mentaal gebied. De gemiddelde wielrenner is bereid meer op te offeren dan de gemiddelde hardloper of triatleet. En het is een sport waarin je op zwakheden gigantisch afgestraft wordt. Een beetje wielrenner doet zeventig, tachtig wedstrijden per jaar, individueel en in team. Dus je wordt heel erg op je verantwoordelijkheden en gedrag aangesproken. Gemiddeld genomen zeg ik : respect !” S

Door Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content