Op 6 december 2004 verloor België zijn Tuveneir. We blikken terug op zijn mooiste jaren, die aan de Middellandse Zee.

Hij zit aan een tafeltje in de Brasserie du Stade, recht tegenover het Velodroomstadion. Plots springen de tranen hem in de ogen. “Raymond… Papa… Alleen al over hem praten grijpt me aan. Zo veel herinneringen die bovenkomen.” De man die spreekt, is Avi Assouly (64), een legende in Marseille. Jarenlang volgde hij l’OM als radiocommentator, nadien ging hij in de politiek. De trofeeën in Frankrijk, de finales van de Europacup, de schandalen… alles maakte hij van nabij mee. Soms van té nabij: de instorting van een tribune in Furiani, bij de grimmige Bastia-Marseille in 1992, leverde hem drie weken coma op. “Ik ben ontsnapt aan de dood. De journalist die naast me zat, liet er het leven bij. Een andere geraakte zwaar verminkt in het aangezicht. Hij kon dat niet aan en sprong uit het raam. Ook hij is dood.”

Januari 1991 – mei 1993: twee en een half jaar Raymond Goethals in Marseille, drie landstitels (de laatste werd wel geschrapt door de affaire Valenciennes-OM), een verloren Europacupfinale tegen Rode Ster Belgrado, een gewonnen tegen AC Milan. Het verhaal begint in de zomer van 1990. De Belg traint dan Bordeaux. “Tussen beide clubs heerst er veel haat”, vertelt spelersmakelaar Jean-Pierre Bernès, destijds directeur-generaal van l’OM. “We zochten een coach en hadden twee namen: Tomislav Ivic en Raymond Goethals. Bernard Tapie ging zelf met Ivic praten en mij stuurde hij op Goethals af. Afspreken in Marseille of Bordeaux was te riskant, dus regelde ik een onderhoud in een hotelletje halverwege, nabij Carcassonne. Hij kwam met zijn assistent Martin Lippens. In een kamertje van twintig vierkante meter hebben we wel vijf uur zitten praten.”

“Goethals heeft me die anekdote later ook verteld”, zegt Mario Albano, journalist bij La Provence en auteur van de Abécédaire de l’Olympique de Marseille. “Hij moest erom lachen toen hij vertelde hoe ze de sleutel van de kamer vroegen en die gast aan de receptie zagen denken: janetten…”

“Ik wond er weinig doekjes om”, gaat Bernès verder. “Ik zei hem: we zoeken een trainer die de Europabeker voor landskampioenen kan winnen, kunt u dat? Hij antwoordde meteen: neen, en wie zegt dat hij dat wel kan, is een leugenaar, want zoiets kun je niet programmeren.”

Ontgoochelende Beckenbauer

Tapie en Bernès dringen niet aan en halen Franz Beckenbauer. Wanneer de voorzitter aan Goethals vertelt dat hij voor de Duitser gekozen heeft, antwoordt die: “Formidabel, monsieur Tapie. Dat is een heel grote trainer.” Nadien bekent hij tegenover Mario Albano: “Ik wist dat Beckenbauer nog nooit een clubelftal had getraind en dat hij zou mislukken.”

Dat seizoen gaat Goethals al snel weg bij het financieel noodlijdende Bordeaux. In januari 1991 komt hij dan toch in Marseille terecht. “Claude Bez wilde graag concurreren met Tapie. Hij haalde wel resultaten maar reed Bordeaux uiteindelijk te pletter”, legt Albano uit. “In Marseille zag je dat Goethals ons als trainer van Bordeaux goed liggen had. Daarom hebben Tapie en Bernès hem aangetrokken. Beckenbauer was een enorme ontgoocheling, er waren wedstrijden dat we gewoon belachelijk werden gemaakt. Hij maakte keuzes die niemand begreep, zoals Basile Boli als rechtsachter en Manuel Amoros centraal. Soms vroeg hij raad aan Rolland Courbis, de algemeen manager van Toulon. Het leek nergens naar. L’OM duwde hem dan maar in een soort erefunctie als ambassadeur, zodat het niet te traumatisch werd.”

Een vereiste was wel nog dat Goethals, die van de vijand kwam, door het volk van Marseille geaccepteerd zou worden. Het seizoen ervoor had hij bij de kwalificatie van l’OM tegen Brøndby en AEK Athene de opmerking gemaakt: “Niet slecht, maar ze gaan niet iedere keer tegen de Boerenbond mogen spelen, hein!” “Hij had inderdaad wat gespot met Marseille,” zegt Assouly, “maar een paar knipogen en een keer glimlachen volstonden om aanvaard te worden. Supporters zijn ook niet dom: geef ze een winnaarstype en ze zijn tevreden. Toen Boli bij Auxerre speelde, kreeg hij in de Velodroom een keer bananenschillen naar zijn hoofd gegooid. En toch is hij hier later een icoon geworden.” Bernard Casoni, een sterkhouder van l’OM in de periode-Goethals, herinnert zich: “Onder Gérard Gili en Franz Beckenbauer liep het niet te best. Met Goethals kwam er vanaf de eerste dag verandering. De club wou Beckenbauer niet affronteren met een ontslag – hij was tenslotte de man van Adidas, de coach van de wereldkampioen – en dus bleef hij wat rond de ploeg hangen als ambassadeur, maar hij had niets meer te zeggen.” Chris Waddle, destijds speler van l’OM en nadien analist bij de BBC, weet nog: “Goethals was veel relaxter, easy, hij maakte heel de tijd jokes…” Bernès bevestigt: “Hij begreep meteen waar hij terechtkwam. In Marseille moet je dicht bij de mensen staan. Als je niet toont dat je een van hen bent, dan vinden ze je een kouwe kikker en heb je problemen. Goethals heeft zich direct aangepast.”

Ober in de goal

Corniche Kennedy, de kustweg op twee stappen van het historische centrum. De Marseillanen zullen je zeggen dat het een van de mooiste plekken in de stad is. De gasten van hotel Palm Beach kunnen omzeggens vanuit hun bed het strand op stappen. Raymond Goethals verbleef er meer dan twintig jaar geleden en dat herinnert het personeel dat er toen al was zich nog levendig. “Hij woonde in twee aanpalende kamers, waarvan een dienstdeed als salon”, weet receptioniste Patricia Rifaux nog. “Hij was hier thuis. Het was een eenzaat. Hij at op zijn eentje in onze bistro en dan nodigde hij de koks of obers uit voor een potje klaverjassen, dat tot diep in de nacht kon duren.” Jean-Marc Benotti, de maître d’hotel, wordt er nog emotioneel bij: “U doet mij nog janken. Wat hadden we een fijne tijd met hem! Uit schroom vermeed ik het om met hem over voetbal te praten. We hadden het over koetjes en kalfjes, maar steevast begon hij zelf toch weer over voetbal. Hij vertelde ons anekdotes uit de kleedkamer. Ik herinner me nog de dag dat Jean-Pierre Papin bekendmaakte dat hij naar AC Milan vertrok. Hij vertelde dat Tapie hem toen voor heel de kleedkamer had uitgescholden. Hij vertelde me ook eens: ‘Met de verdediging die ik heb, met Bernard Casoni en Carlos Mozer, zou ik u zelfs in de goal kunnen zetten zonder dat er wat gebeurt!’ Ook wie geen voetballiefhebber was, moest meegaan in zijn passie. Soms moest ik hem zeggen: het spijt me, monsieur Goethals, maar ik moet nog andere mensen bedienen, ik kan niet de hele avond bij u blijven staan.”

Op de Corniche Kennedy hebben ze nog het beeld van die Belg die rondwandelde door de keukens van dit hotel, waar niet alleen Goethals verbleef, maar ook andere sterren van Olympique Marseille, zoals Carlos Mozer, Fabien Barthez, Pascal Olmeta, Abedi Pelé, Philippe Vercruysse en anderen, sommigen van hen op hetzelfde moment als hun coach. Goethals’ assistent Jean Fernandez logeerde er ook en fungeerde bovendien als chauffeur van zijn baas, die een jaar lang niet met de auto wilde rijden in Marseille.

“Hij ging in de keuken de kok van dienst opzoeken”, vertelt Patricia Rifaux. “Dan vroeg hij hem: ‘Awel, grote chef, wat voor lekkers kun je voor mij klaarmaken vanavond?’ Gezien hij hier elke avond at, had hij al gauw heel de menukaart afgewerkt. Dan had hij eens zin in wat anders.” “Wat ons ook bijgebleven is,” zegt de maître d’hotel, “dat zijn de vele telefoontjes van Bernard Tapie – gsm’s bestonden toen nog niet. Als de receptioniste met de telefoon naar zijn tafel ging, dan begreep hij snel dat het de voorzitter was en gebaarde hij van: zeg dat ik er niet ben want hij gaat weer op mijn kap zitten!”

Voetbal met peper en zout

In januari 1991 wordt Goethals dus aangesteld als T1 van Olympique Marseille. Twee maanden later staat er een dubbele confrontatie met AC Milan op het programma in de kwartfinales van de Europabeker voor landskampioenen. Hij is zo bezeten door die wedstrijden dat de competitiematchen voor hem slechts trainingen zijn. Albano herinnert zich: “Op een dag zei hij me: ‘Je zult het zien: wij gaan de enige gekken zijn die Milan durven aan te vallen.’ Marco van Basten was geschorst, maar Milan beschikte nog over Franco Baresi, Paolo Maldini, Frank Rijkaard, Ruud Gullit en anderen. Op de bank zat Arrigo Sacchi. Het was de beste ploeg van Europa. Twee maanden lang zeurde Goethals de spelers aan hun kop over pressing en de buitenspelval. Soms hadden ze er echt genoeg van.”

In die tijd zat Assouly een keer met de coach in het restaurant toen die op de naburige tafels de peper-en-zoutstellen ging wegplukken. Elk vaatje stelde een speler voor. “Hij begon uit te leggen: ‘Dit hier is Pelé, en dit is Papin, en dit is mijn grendel op de deur.’ Hij speelde heel de wedstrijd op tafel. Zijn redenering luidde: ‘Als je gaat verdedigen op Milan, dan ga je eraan. Wij gaan aanvallen, zo en zo en zo.’ Hij vertelde me ook: ‘Het middenveld is mijn geheim wapen, dáár gaan we de wedstrijden winnen. Maar zeg dat niet tegen de verdedigers, want anders gaan ze hun voetje terugtrekken. En zeg het ook niet aan de aanvallers, want anders zijn ze jaloers. ‘”

Bruno Govers, journalist van Sport/Voetbalmagazine, ontmoette Raymond Goethals een keer in het Palm Beach. Den tuveneir speelde weer dat spelletje, maar dit keer met stoelen in plaats van met de peper-en-zoutvaatjes. Hij sleurde ze heel de zaal door. Hij legde uit hoe je pressing moest spelen tegen een ploeg als AC Milan. De andere klanten zaten er met open mond naar te kijken en vroegen zich af of die man met zijn Belgasigaretten geen vijs kwijt was.

“Enkele dagen voor de heenwedstrijd ging ik mee met Goethals naar Italië om Milan te scouten”, herinnert Jean-Pierre Bernès zich. “Napoli werd met 4-1 ingeblikt. We keerden neerslachtig terug naar Marseille.”

“We speelden ginder 1-1”, zegt Waddle. “Het was het eerste resultaat van Goethals’ tactisch genie.” Albano: “Die dag heeft l’OM zich op de Europese kaart gezet.” In de terugmatch wordt het 1-0, een goal van Waddle, die daarvoor twee elleboogstoten geïncasseerd heeft en als een zombie rondloopt. De dag nadien zou hij toegeven: “Als ik helemaal bij bewustzijn geweest was, dan had ik nooit zo’n goal gemaakt.”

Vechtmachine

Bijna een kwarteeuw na datum blijft de finale van 1991 tegen Rode Ster Belgrado een trauma aan de kust van de Middellandse Zee. Olympique domineert de wedstrijd en had die altijd moeten winnen, maar bij de strafschoppen gaat het mis. “We legden ons te veel druk op”, zegt Waddle. “We hadden de beste ploeg van Europa, de wedstrijden tegen Milan lagen nog vers in het geheugen, we waren tot alles in staat, niemand verwachtte die nederlaag. We waren agressief telkens als dat nodig was en ijzig kalm op de momenten dat het geen zin had ons op te winden. Al bij al was het voor Goethals niet eens het moeilijkste om een vechtmachine op het veld te zetten. Het was lastiger om Tapie tevreden te stellen. Dat was de echte uitdaging voor de coach…”

Avi Assouly vertelt: “De affaire-Dragan Stojkovic was de donkere bladzijde van de Goethalsjaren. Het was een crack, een van de beste spelers in de geschiedenis van het Joegoslavische voetbal. Het seizoen ervoor was hij nog genomineerd voor het Wereldelftal van het Jaar.” Stojkovic kwam van Rode Ster Belgrado, waar hij kapitein was. Maar op de dag van de finale was hij niet honderd procent fit en Goethals liet hem op de bank. “Op het eind van de match mocht hij invallen en hij speelde alles aan flarden”, gaat Assouly verder. “Iedereen vond toen dat hij aan de aftrap had moeten staan, of op zijn minst vroeger had moeten invallen. Tapie bemoeide zich ermee en beweerde dat met Stojkovic er vanaf het begin bij, Marseille zeker gewonnen zou hebben.” Het leidde ertoe dat de voorzitter Goethals aan de deur zette en verving door Ivic, om hem niet veel later alweer te vervangen door… Goethals.

“Als er al een fout gemaakt is, dan is die wat mij betreft vóór de match gemaakt, en daar zat Goethals voor niks tussen”, meent Bernès. “Tapie en ik hadden beslist om de finale voor te bereiden in een afzonderingsoord. Alsof ons leven ervan afhing. Dat was niet de juiste aanpak en dat hebben we toegegeven.” Avi Assouly weet nog dat de pers een week lang de spelers en de staf niet mocht zien: “Het was alsof ze in het leger waren. Zelfs hun familie mochten ze niet zien.” “Door afgesneden te zijn van de buitenwereld verloren ze een deel van hun energie”, bevestigt Albano.

De finale van 1993

Voor de finale van 1993 tegen AC Milan in München wordt dat helemaal omgegooid. Geen militair kamp meer, wel een open voorbereiding. Rudi Völler, speler van l’OM, raadt een trainingscentrum aan dat gebruikt wordt door de Duitse nationale ploeg, op een uurtje rijden van München. “Tapie en ik vonden dat het niet altijd zo streng hoefde te zijn, zelfs niet voor zo’n match. We hadden lessen getrokken uit de vorige finale”, zegt Bernès. “In München werd er plezier gemaakt, oud-spelers kwamen er op bezoek. Het was een beetje de Club Med.” Dat beeld leeft ook nog bij Assouly: “Jongens gooiden met emmers water naar elkaar, Waddle kwam eens langs, Tapie trapte een balletje mee op de training. Heel leutig allemaal.”

Net zozeer als l’OM favoriet was tegen Rode Ster is het de underdog tegen Milan. “Fabio Capello maakte de vergissing om Jean-Pierre Papin niet in de ploeg te zetten. Die had er nochtans veel zin in. Toen hij na een uur inviel, ging het er bits aan toe, hij ging zelfs met de voet vooruit op Barthez in. Hij wou tonen dat hij er nog altijd was. Milan speelde erg hoog, dat was opvallend. Als je die wedstrijd 100 keer opnieuw speelt, dan winnen ze die 99 keer. Maar ze misten te veel kansen. Marseille scoorde op de counter. Basile Boli vroeg dan om zijn vervanging, hij was licht geblesseerd. De staf van Goethals stond in contact met de directie, per walkietalkie. Tomislav Ivic, die raadgever was van de Tapie, zei hem: ‘Voorzitter, Boli niet van veld.’ Waarop Tapie de boodschap doorgaf: ‘Dat hij maar sterft op het veld.’ Enkele minuten later maakte hij de enige goal.”

“Net na de match zat Goethals alleen op de bank. Ik ben bij hem gaan zitten”, vertelt Boli. “Het is daar dat ik de man heb leren begrijpen. Dat gesprek was het grootste moment van mijn carrière, een van de bepalende gebeurtenissen in mijn leven. Het stadion was bijna leeg, sommige spelers zaten al op de bus. Wij bleven even op de bank zitten, praatten over van alles en nog wat en namen onze tijd. Hij zei me: ‘Voilà, ik ben er. ’t Is gebeurd, jongen.'”

“Ik ben Tapie in de armen gevallen”, zegt Bernès. “Het was voor ons alle drie de apotheose, het absolute summum. We hadden Goethals een doel gegeven toen hij kwam en dat had hij net bereikt. Maar die avond al wisten we dat hij niet bij ons zou blijven. Die helse druk bij l’OM, op een zekere leeftijd begint dat door te wegen en wordt dat onhoudbaar. Drie titels, twee Europacupfinales waarvan één gewonnen… Hij wilde stoppen, en hij had gelijk. We hebben zelfs niet geprobeerd om hem te houden, het was beter om het zo te laten.”

Palm Beach bouwde een feestje te zijner ere. “Het was een afscheidsfeestje, georganiseerd door de directeur met al het personeel”, herinnert Patricia Rifaux zich. “Het was alsof een van onze kinderen het huis uitging, erg emotioneel. Hij gaf een korte speech en ging dan met iedereen op de foto.”

Goethals nodigt in het hotel ook een dozijn journalisten uit voor een etentje. Bernès is er ook. Er worden foto’s gemaakt met de ‘beker met de grote oren’ – “hij hield van die benaming”, zegt Assouly. Goethals laat de journalisten ook op zijn kamer komen, hij toont hen de tafel waaraan hij zijn wedstrijden voorbereidde en zijn notities. Mario Albano is er ook en krijgt een telefoontje van zijn redactie. “Men had net de enveloppe teruggevonden met het geld van de omkoperij in Valenciennes-Marseille. De krantenbazen zeiden me: ‘Je kunt nu geen reportage maken over het vertrek van Goethals, de actualiteit ligt elders.’ Dat was belachelijk. Zeker omdat Goethals niks te maken had met dat schandaal. Het waren Tapie en Bernès die alles gearrangeerd hadden.”

DOOR PIERRE DANVOYE IN MARSEILLE

“Goethals vertelde hoe Bernès en hij de sleutel van de kamer vroegen en ze die gast aan de receptie zagen denken: janetten…” Mario Albano

“Goethals was veel relaxter dan Beckenbauer, hij maakte heel de tijd jokes.” Chris Waddle

“Als je gaat verdedigen op Milan, dan ben je eraan. Wij gaan aanvallen.” Raymond Goethals

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content