Bij Ajax werd het Tom Soetaers te moeilijk, maar in Genk, ja, daar moet die linker het nog eens kunnen. ‘Ik denk dat dit mijn niveau is.’

Hoe het zat tussen Tom Soetaers en Ajax vertelt een anekdote nog het best. “Op training, ik zal het nooit vergeten,” zegt Tom Soetaers, “speelden we vijf tegen vijf en stonden we 3-0 voor. Ik deed in de laatste minuut een hakje, maar de anderen scoorden tegen : 3-1. Ik kreeg onder mijn voeten en ik begon spontaan te lachen, maar Koeman vond dat ik voor mezelf perfectie moest nastreven en dat zoiets niet mocht gebeuren. Dat ik in die kleine dingen dan misschien niet ambitieus genoeg ben, oké, ja, zo ben ik dan. Dat is de speelvogel in mij die op zo’n moment naar boven komt. Ik kan makkelijk relativeren : ik ga me niet slecht voelen als ik eens een keer iets verkeerd doe. Koeman vond ook dat ik meer voor mezelf moest opkomen, meer een grote mond moest opzetten. Ik zei dan wel dat ik mijn best zal doen, maar je kan natuurlijk niet zeggen : vanaf nu ga ik zó zijn. Dat heeft met je karakter te maken.”

Maar verkeerd ingeschat heeft hij zijn overgang van Roda naar Ajax en daarmee ook zijn eigen kwaliteiten niet, vindt Soetaers. Hij analyseert nuchter, met oog voor zijn eigen tekortkomingen. “Het zou dom geweest zijn om die kans niet te grijpen. Achteraf is dat makkelijk praten, maar ik onthoud er ook goeie zaken uit. Had ik het niet gedaan, dan had ik heel mijn leven spijt gehad. Het is voorbij en ik kijk er niet met slechte gevoelens op terug. Ik ben zeker dat ik het niveau wel aankan, maar het is wel zo dat ik niet altijd de meest constante ben. Terwijl je er bij Ajax uitvliegt als je één wedstrijd slecht speelt. Dat was misschien wel mijn grootste probleem : ik heb heel weinig bij de achttien gezeten of op de bank. In het begin van het seizoen had ik een gesprek met Koeman. Ik had het gewonnen van Mitea en ik mocht aan de competitie beginnen. Maar toen kreeg ik tegen Utrecht ( voor de Johan Cruijff-schaal, nvdr) een domme rode kaart en na mijn schorsing kreeg ik een trap op mijn middenvoetsbeentje, wat een blessure werd die twee maanden duurde. Toen was het november, draaide de ploeg en kon ik niet verwachten dat ik meteen weer zou spelen. Achteraf bekeken heb ik ook de kans niet meer gekregen ook iets te laten zien.

“In Ajax is het systeem 4-3-3 en dat blijft dan ook 4-3-3. En een linksbuiten is een linksbuiten, die moet wachten aan de lijn tot hij de bal krijgt en dan zijn passeeractie maken. Ik denk dat ze daar wel een inschattingsfout hebben gemaakt, want ik ben niet iemand die aan de lijn gaat staan wachten en dan vanuit stilstand iemand voorbijgaat. Daar ligt mijn sterkte niet. Ze zagen mij bij Roda wel linksbuiten staan, maar ik ging naar binnen, naar rechts, naar hier, naar daar… In de ruimte die ik dan krijg, voel ik me beter. Ik ben niet de typische linksbuiten van Ajax. Dat is mijn spel niet. Ik heb vrijheid nodig. Ik heb altijd wel dat gevoel gehad van waar ik moet komen en waar ik naartoe moet gaan om gevaarlijk of belangrijk te zijn, maar dat is mij wat afgenomen in Ajax : je staat daar aan die lijn en alle ploegen die tegen Ajax spelen, komen verdedigen. Dan is de ruimte zeer klein en heb ik niet de technische kwaliteiten zoals Mitea. Daar hebben ze misschien een inschattingsfout gemaakt, want dat konden ze weten voor ik naar ginder ging.”

Weg moést hij niet van Ajax, maar als een club interesse voor hem toonde, zouden ze meewerken aan een transfer, was Tom Soetaers gezegd sinds Nicolae Mitea en Nourdin Boukhari op hem de voorkeur kregen als linksbuiten. “Door het feit dat ik niet speelde, keek ik wel zwarter tegen de club en de mensen aan. Daarom is het goed dat ik daar weg kon, onbewust ga je dat afreageren op je omgeving. Maar het is en blijft een fantastische club, ook al is de humor soms nogal redelijk cru daar, op het cynische af.” Zo bleek ook toen Freek de Jonge begin vorig jaar op de club een nieuwjaarstoespraak hield en daarin beweerde dat het magazijn van de fanshop geblokkeerd bleek door sleutelhangers en mokken van Soetaers en Victor Sikora. “Ik stond daarbij en ik moest er ook om lachen, maar ik wist niet dat het achteraf voor zoveel beroering ging zorgen. De mensen in Ajax maakten er meer problemen van dan ik of Sikora ( lachje).”

Bij Roda zei hij ooit het wel prettig te vinden dat Sef Vergoossen hem minstens één keer per week naar z’n kantoor riep om één of anderhalf uur te praten. “Als je jong bent, is dat altijd leuk, nu ben ik 24 en ik heb ondertussen al een en ander meegemaakt, dus dat hoeft nu niet meer. Maar als je jong bent, is het leuk vast te stellen dat de trainer met je bezig is, ook al zegt ie soms slechte dingen. Maar bij Ajax dacht ik : ik ben hier niet belangrijk want ze praten niet eens met mij. Daarom wou ik een trainer die met je praat, dingen uitlegt. Bij Ajax moet resultaat gehaald worden : als er twee keer verloren wordt, ontstaat er paniek. Terwijl ik het nu eenmaal nodig heb om mij goed te voelen, warmte te voelen, genegenheid te voelen. Dat heb ik bij Ajax nooit gevoeld. Ik wil dat dat nu terugkomt, net zoals bij Roda. Een schouderklopje doet zo veel, maar dat heb ik in Ajax nooit gekregen.”

Hij wil weer met plezier naar de training gaan en naar een wedstrijd toe leven. “Ik denk dan ook dat dit een goeie stap is in mijn carrière. Ik voelde mij nog vrij goed, het was niet dat ik ongelukkig opstond of ging slapen, maar je wil toch voetballen. Je snakt zo naar hét laten zien. Iedereen zegt wel : ‘Als je niet voetbalt, je zit toch in Amsterdam.’ Tja, ik ging wel eens de stad in, maar in anderhalf jaar ben ik geen vijftien keer in het centrum van Amsterdam geweest, denk ik. Ik was daar, vond ik, om te voetballen. Ik geniet nog het meest van gewoon thuis te zitten en te rusten. Ondertussen heb ik ook een vriendin, een Belgische. Die is ook tevreden dat ik nu dichter bij huis zit. Aan wat standvastigheid in mijn leven had ik wel behoefte.”

Hij heeft nog met twee andere clubs gepraat. “Eén in België en één in Nederland, maar ik heb sinds Genk zich meldde aan mijn manager laten weten dat we voor Genk gingen. Ik was eigenlijk ook wel een beetje uitgekeken op de Nederlandse competitie : altijd diezelfde ploegen, diezelfde stadions. Ik kon bij genoeg clubs terecht in Nederland, maar ik wou iets nieuws en eigenlijk heb ik nog niet in België gevoetbald. Ik voel dat het niveau bij Genk lager ligt op training dan in Ajax, maar ik zie ook wel dat het een groep is met veel goeie, jonge spelers en progressiemarge.”

Hij denkt, zegt Tom Soetaers, dat bij RC Genk de wisselwerking tussen hem en Koen Daerden en OrlandoEngelaar goed kan zijn. “De trainer heeft mij gezegd dat hij mij op links ziet spelen met wat vrijheid en Daerden dan centraler. Daar heeft hij dit seizoen ook al vaker gespeeld. Ik beschouw hem dus niet als een concurrent. René Vandereycken wil me wat uitspelen zoals bij Roda, denk ik, daar heb ik ook links en rechts gespeeld, soms zelfs centraal op het middenveld. Dat is een beetje mijn voordeel, dat ik wat polyvalent ben.”

Ook als mogelijke diepe spits verwacht Vandereycken iets van Soetaers. “Ook bij Roda heb ik daar goede wedstrijden gespeeld, meestal als tweede aanvaller rond Anastasiou. Onder Vergoossen scoorde ik redelijk veel en onder Vloet, het seizoen voor ik wegging, stond ik op tien goals en elf assists. Ik weet niet echt wat mijn sterkste positie is, maar het is wel zo dat je als diepe of als tweede spits meer vrijheid hebt, meer aan de bal komt. Dat is misschien niet slecht. Kort spelen en tweevoetigheid is natuurlijk ook wel iets wat je bij Ajax bijleert. Vroeger dacht je daar niet aan, maar als de bal nu voor mijn rechterkant komt, speel ik hem inmiddels uit automatisme met rechts. Het voetballend vermogen is waarschijnlijk wel een factor waarom ze mij gehaald hebben. Ik heb wat dat betreft veel geleerd bij Ajax, omdat je daar op training constant op de tippen van je tenen moet lopen om mee te kunnen. Fysiek ben ik ook sterker geworden : ik heb veel fitness- en krachttraining gedaan.”

De top, zo zou de conclusie kunnen luiden, is voor Tom Soetaers te hoog gegrepen. “Niet te hoog gegrepen”, zegt hij, “maar het ligt gewoon niet in mijn mentaliteit. Ik stel altijd voorop om plezier te hebben in het voetbal, het moet plezant blijven. Bij het tweede elftal van Ajax had ik veel meer plezier omdat Van den Brom en Grim losser omgingen met dingen. Daar stond het plezier voorop. Ik had geen zin om een jaar weg te gooien door niet te spelen. Achteraf gezien was het daarom misschien geen goeie stap om naar Ajax te gaan, maar ik wist niet dat het daar allemaal zo strikt ging zijn. Ik heb het nodig om af en toe eens te lachen en te dollen op training en dat ging daar niet, het was plichtmatig. Bij Roda kon ik acties maken, doen wat ik wil en belangrijk zijn, dan krijg je vertrouwen. Ik denk dat dit mijn niveau is. Op mijn best kan ik hier belangrijk zijn op het veld en de ploeg iets bijbrengen. Als ik nu nog eens de kans krijg om naar zo’n club als Ajax te gaan, zal ik twee keer nadenken. Ik heb het meegemaakt en het is een harde wereld. Ik weet niet of ik mezelf die druk nog eens wil aandoen. Ik heb het meegemaakt hoe zwaar het kan zijn als je niet voetbalt, het gevoel er niet bij te horen is het ergste, dus nu ga ik eens zoveel plezier beleven als ik speel.”

De fanshop van Genk mag het truitje met rugnummer tien uit het magazijn halen.

door Raoul De Groote

‘Ik weet niet of ik mezelf die druk nog eens wil aandoen.’

‘Fysiek ben ik sterker geworden.’

‘Aan wat standvastigheid in mijn leven had ik wel behoefte.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content