In de aanloop naar het WK gaan we op zoek naar de veldjes waar de Rode Duivels voor het eerst tegen een bal trapten. Deze week: Moussa Dembélé en zijn eerste dribbels bij Koninklijk Berchem Sport Jeugd.

Het eerste veldje van Moussa Dembélé (28) ligt op sportcentrum Het Rooi in Berchem, naast het Ludo Coeckstadion van Berchem Sport in de Berchemstadionstraat. Zijn mama, Tilly, kwam er op woensdagnamiddag soms heen met hem en zijn zus Assita, omdat daar voor haar kinderen voldoende ruimte en voorzieningen waren om veilig te spelen. Op een dag sprak ze een van de trainers van de duiveltjes aan, die daar op dat moment aan het trainen waren. Die man was Willy Ludikhuyze en die herinnert zich dat bijna twintig jaar later nog alsof het gisteren was. ‘Tijdens de training is Tilly toen naar mij gekomen om te vragen hoe dat precies ging om haar zoontje te mogen laten meetrainen. Ik geloof dat ze door mensen was aangeraden: Moussa loopt graag en is al bezig met de bal, laat hem voetballen. Hij was zes jaar, ik zag hem daar lopen en zei: ‘Als hij wil, laat hem gewoon al eens meedoen, dan kan hij eens proeven.’ ‘Ja’, zegt ze, ‘maar hij heeft geen voetbalshoekes aan.’ Ik zeg: ‘Laat hem zo eens meedoen op zijn basketsloefkes.’ Het was goed weer, dat weet ik ook nog.’

SOUPLESSE

Zo is de voetbalcarrière van Moussa begonnen. ‘Ja, en vanaf dat moment zag je eigenlijk… zo’n kind moet je niet léren voetballen. Dat kind kon van z’n eigen voetballen. Vanaf de eerste training zag je dat. Je zag dat ook aan zijn manier van lopen. Dat was sierlijk, schoon, ook als hij met de bal aan de voet liep. Die plukte op het veld geen bloemekes zoals sommige kinderen op die leeftijd in het begin. Ik wil die andere voetballertjes zeker niet tekortdoen, want bij Berchem Sport speelden altijd goeie voetballertjes, maar eigenlijk stak hij er heel snel bovenuit. Als Moussa aan de bal was of als Moussa trapte, zag je: die jongen heeft iets meer. Zette je Moussa bij de rode truitjes, dan wonnen de rode, en zette je Moussa bij de blauwe truitjes, dan wonnen de blauwe. Zo simpel was het. Maar het seizoen was al begonnen, de ploegjes waren al gevormd en Moussa sloot aan bij het derde ploegje duiveltjes en deed daar het seizoen uit. Zijn eerste trainer was Henk, een Nederlander die nu allang in Nederland woont en met wie het contact verloren is gegaan.’

Er staan plassen op het eerste veldje van Moussa. Maar vroeger lag het er nog veel slechter bij, zegt Willy. ‘We trainden vaak in modder en slijk. Nu staat er nog gras op, maar toen was het onkruid. Die velden hier, dat waren zandbakken. Maar alles is afgegraven geweest, de ondergrond werd verbeterd.’ Ernaast, op de plaats van het vroegere wedstrijdveldje, ligt nu een gaaf kunstgrasveld. Terwijl de Berchemjeugd zich klaarmaakt voor een training, merkt Willy op dat Moussa nooit in zulke ideale omstandigheden heeft kunnen trainen. Duiveltjes speelden toen ook nog niet vijf tegen vijf en al zeker niet twee tegen twee. In die tijd was dat nog zeven tegen zeven in de breedte van het veld. Willy wijst op de grote oppervlakte waarop toen nog gevoetbald moest worden. ‘Als Moussa de bal had en begon te lopen, dan slalomde hij er zo doorheen. Daarom noemden we hem soms ‘slangenmens’. Hij stond in de punt, maar duiveltjes spelen heel dicht op elkaar. Waar de bal is, willen die kinderen zijn. Dus waar de bal was, was Moussa. Vooraan, in het midden of achteraan, dat scheelde niet zo veel. Al dansend liep hij tussen de tegenstrevers. Zijn papa, Yaya, is van Mali afkomstig, ik vermoed dat hij die souplesse van hem heeft. In mijn lichaam zit dat ritme alleszins niet. En ik vind ook: op die leeftijd moet je ze laten doen. Als ze zich vastlopen op de vierde of de vijfde tegenstander, leren ze uit die ervaring.’

In de sporthal zijn kinderen aan het voetballen, een samenwerking tussen Jespo en zaalvoetbalclub ZVC Antwerpen. Ook Moussa zaalvoetbalde in zijn jeugd, bij ZVC Hoboken, maar daar proefde hij bij Berchem Sport al van. ‘Bij ons heeft Moussa veel in de zaal gevoetbald’, aldus Willy. ‘In de winter, als de velden slecht waren. Hier, maar ook in de sporthal van Borsbeek. Die huurden we van december tot en met februari voor één training per week. In de wintermaanden deden we zelfs mee aan zaalvoetbaltoernooitjes.’ Misschien draagt het spel van Moussa nog altijd wel een beetje de stempel van het zaalvoetbal. Hij speelt vaak kort en trapt niet snel op doel. ‘Ik ben geen professor, maar ik denk: dat zit in dat pleintjesvoetbal en zeker van die technisch heel begaafde jongens is dat een eigenschap. Die redeneren: als een verre bal te veel risico op balverlies inhoudt, spelen we beter kort, dan zijn we hem zeker niet kwijt. Die willen voetballen, tikken, combineren, een pass geven en die terugvragen. Bij Enzo Scifo zag je dat vroeger ook.’

RESPECT

Het was bij Berchem Sport de tijd van Roger Rudolf. Voor de toenmalige jeugdvoorzitter was voetbal discipline. ‘Vanaf de eerste training werd die streng opgelegd, maar Moussa kon daar heel goed in functioneren’, herinnert Willy zich. ‘Ik denk dat hij thuis al geleerd had wat respect was. Hij luisterde en was nooit nukkig. Moussa was rustig. Een heel aangenaam kind uit een warm gezin.’ Moeder noch vader legde Moussa druk op. Tilly en Yaya waren geen ouders die langs de lijn gefrustreerd geraakten omdat hun kind niet aan hun verwachtingen voldeed en de stress dan op dat jongentje afreageerden. ‘Als Tilly naar een match keek, zei die nooit iets. Haar ogen schitterden, zij liet Moussa voetballen en maakte zich geen illusies. Zij was tijdens de training ook altijd aanwezig. Bij goed weer zat ze soms honderd meter verder een boekje te lezen, maar ze was er wel constant. Het gebeurde nooit dat ze Moussa afzette en intussen boodschappen deed. En Yaya was voor zijn werk dikwijls in het buitenland, maar ook hij was heel tof met Moussa. Hij was helemaal niet de man die langs de kant stond te roepen, hij besefte: laat Moussa maar doen, laat hem maar plezier beleven aan het spelletje. Dat Moussa weleens een goeie voetballer zou kunnen worden, daar werd volgens mij niet over nagedacht. Ik denk niet dat ze dat toen ambieerden. Moussa moest gelukkig zijn en kunnen voetballen.’

Ook op het veld was Moussa rustig en dat is hij altijd gebleven. ‘Om het in voetbaltermen uit te drukken: met iets meer smeerlappeke in zich had hij het nog verder kunnen schoppen, denk ik. Wat je toen zag, was: als ik de bal heb, voetbal ik en als jij de bal hebt, mag jij voetballen. Hij maakte nooit vuile fouten en reageerde nooit tegen de arbiter.’ Moussa was geen Kenny Thompson. ‘Kenny was ouder, die had ik twee jaar vroeger dan Moussa en ook hij stak er vrij snel bovenuit. Maar Kenny kon als kind al heel hard zijn en agressief reageren als hij een wedstrijd of een duel verloor. Dan ging hij erachteraan. Kenny tackelde al als duiveltje. Dat zat er bij hem van jongs af aan in. Moussa was anders. In het begin was hij ook een van de kleinsten. Maar toen hij hier als miniem vertrok niet meer. Hij kreeg vroeg een groeischeut.’

Moussa vertrok toen niet naar Anderlecht, dat hem heel graag wou, maar naar het nabijgelegen Germinal Beerschot. ‘Berchem Sport speelde toen in derde klasse en was het nú geweest, dan was Moussa wellicht al als duiveltje vertrokken’, denkt Willy. ‘Want tegenwoordig komen de eliteclubs ze al halen op zes à acht jaar. Toen was dat meer rond de leeftijd van twaalf. En in de jaren zeventig was dat maar op zestien. Ludo Coeck speelde hier zelfs nog in de eerste ploeg voor Anderlecht achter hem kwam. Je moest in elk geval niks van voetbal kennen om te zien dat Moussa een talent was. Dat zagen ook oudere mensen die ’s middags naar de training kwamen kijken en dat zag evengoed een wielertoerist die hier even halt hield. Bij thuiswedstrijden van onze jeugd kwamen vooral Beveren, Lierse, KV Mechelen en Beerschot vaak scouten. Maar Moussa was hier graag en ik denk dat hij toen niet naar Anderlecht is gegaan omdat Tilly haar kind wou beschermen.’

SPEELSHEID

Sinds Moussa in 1999 naar Germinal Beerschot vertrok, ontmoette ’trainer Willy’ hem nog één keer, nog wel toen hijzelf in 2007 gedurende acht weken in het ziekenhuis lag. ‘Ik was zwaar ziek, er was een tumor op mijn ruggengraat vastgesteld en ik onderging twee operaties’, vertelt hij. ‘Moussa, die toen bij AZ speelde, was dat te weten gekomen en is mij in het Sint-Augustinus komen bezoeken.’ Zovele jaren later, dat deed Willy iets, en dat doet hem nog altijd iets, blijkt uit zijn lichaamstaal terwijl hij erover praat. ‘Dan denk je: het moet toch zijn dat hij iets onthouden heeft uit die tijd en dat hij dat wel geapprecieerd heeft.’ Hij vermoedt dat het de speelsheid in zijn aanpak was. ‘Ik kom uit het jeugdbewegingsleven en vatte mijn trainingen altijd heel kindvriendelijk en speels op. Voor mij was het belangrijkste dat de kinderen zich konden uitleven en dat ze plezier beleefden. Ik denk dat het speelse Moussa wel aantrok. Twee keer per jaar gingen we ook naar sportkampen in het provinciaal sportcentrum Peerdsbos. Dat was spelen, spelen en spelen. Wij gaven ook nooit commentaar. Op de vergadering voor het seizoen zei ik tegen de ouders: ‘Uw kind mag een slechte wedstrijd spelen. Maar als het één goeie inworp deed, zeg dan als het van het veld gaat: Amai, die inworp, zeg moat, da was goe!‘ De rest vergaten we. Toen Moussa bij de preminiemen zat, gebeurde het dat als hij na zijn training passeerde ik zei: ‘Zeg Moussa, kom jij die mannen hier eens leren hoe ze een strafschop moeten trappen?’ Dat waren mannekes van zes en hij was toen negen, die kleintjes zagen naar hem op, want: wat kon die allemaal met een bal?! Moussa kwam hier ook veel buiten de trainingen met de bal spelen. Het gebeurde ook dan dat we hem riepen om iets voor te doen.’

Discipline maar voldoende vrijheid in het spel: Koninklijk Berchem Sport Jeugd was voor Moussa Dembélé een heel geschikte plaats voor de start van een carrière die hem via Germinal Beerschot, Willem II, AZ en Fulham naar Tottenham leidde én naar inmiddels ook al 61 A-caps voor België, besluit Willy Ludikhuyze. ‘Wat ik mij nu afvraag, is: hoe kijken zulke mannen als Moussa eigenlijk tegen looplijnen aan?’

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S BELGAIMAGE – DIRK WAEM

‘Zo’n kind moet je niet leren voetballen. Dat kind kon van z’n eigen voetballen.’ – WILLY LUDIKHUYZE

‘Ik kom uit het jeugdbewegingsleven en vatte mijn trainingen altijd heel kindvriendelijk en speels op. Ik denk dat het speelse Moussa wel aantrok.’ – WILLY LUDIKHUYZE

‘Als zijn moeder naar een match keek, zei ze nooit iets. Haar ogen schitterden, zij liet Moussa voetballen en maakte zich geen illusies.’ – WILLY LUDIKHUYZE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content