Van de vijf smaakmakers van het vorige seizoen is Sint-Truiden de enige die aan miserie is ontsnapt. ‘Misschien’, zegt trainer Jacky Mathijssen, ‘omdat wij tijdig anticipeerden en ons niet vastreden in één systeem.’

De schoenenberg in de hoek van de kleedkamer is opgeruimd, zo’n vijftien paar Nikes zijn uitgedeeld û tot in Rwanda. Het is opvallend stil die ochtend. Danny Boffin is weg uit Staaien. Dat betekent ook : meer kansen voor anderen, ook om in de gazet, op televisie en in Sport/Voetbal Magazine te komen ! Een cameraploeg van TV1 pikt er Gunter Verjans uit, wij Jacky Mathijssen.

“Het is inderdaad zo dat andere mensen zich nu kunnen laten zien en horen”, zegt de trainer. “Er is ruimte voor een andere stem, een andere speler, andere voeten, voor andere ideeën. Alles ligt open, maar ik heb het gevoel dat iedereen daar op een heel normale manier mee omgaat. Uiteindelijk is het niet abrupt gebeurd, maar een doorgroeiproces geworden. Aan ons om te bewijzen dat we er klaar voor zijn.”

In de kleedkamer zit Nicky Hayen op zijn plaats, op het veld staat Kris Buvens er al een tijd. Niet ?

Jacky Mathijssen : “Danny Boffin heeft geen opvolger, want hij is uniek. Hij was zo speciaal dat hij het verschil kon maken, zeker in een team als het onze. Het was zeker niet mijn bedoeling iemand met dezelfde opdracht het veld op te sturen als Danny, want dat zou gedoemd zijn tot mislukken. Daar zou ik Kris dus allesbehalve een dienst mee bewezen hebben. Als niemand over dezelfde kwaliteit beschikt als hij, vind ik ook niet dat je moet zeggen : ik zet daar iemand anders en we doen gewoon verder. Het zit een beetje anders in elkaar. Het is een heel langzaam proces geweest, waarin ik beiden zelfs een periode samen heb laten voetballen, met elk een verschillende functie. Uiteindelijk wordt de plaats van Danny niet meer ingevuld, we proberen het anders.”

Om Jochen Janssen in te passen ?

“Alles heeft te maken met prestatie. We bouwden iets op en presteerden iets in een bepaalde manier van spelen en als ik mij niet vergis, was Danny vorig seizoen één van de mensen die zei : ze hebben het door hoe we spelen, we raken er niet meer door ! Ik was het daar deels mee eens en vond het mijn taak om varianten te zoeken op onze spelwijze. Ik heb die ook gevonden. Je moet de zaken niet omdraaien : als iedereen hetzelfde rendement had gehaald, waarom zou ik veranderen ? Maar het niveau was niet vergelijkbaar. Ofwel sluit je dan je ogen en loop je tegen de muur, ofwel zeg je : ik vind de groep, de club, de punten te belangrijk om er niks aan te doen ; ik zal alternatieven zoeken, oplossingen uitdenken waardoor we weer sterker, misschien weer iets verrassender worden.”

Zonder Danny Boffin ?

“Integendeel. In dat alternatief had ik voor hem nog een heel belangrijke rol in gedachten, die hij perfect had kunnen invullen en die zijn carrière misschien nog had verlengd. Het was een rol waarin hij meer met momenten belangrijk had kunnen zijn û niet meer negentig minuten dragend. Of dat nu in 4-3-3 of 4-4-2 was : hij zou onze hoogste speler zijn aan de linkerkant. Ik heb hem ooit een keer het voorbeeld van Zola aangehaald, iemand die qua morfologie en qua spelwijze vergelijkbaar is met hem en die, dacht ik, tot 40 jaar heeft gevoetbald. Iemand die nog geregeld het verschil maakte, die geregeld zijn twintig minuten in een wedstrijd uitkoos en ook geregeld op de bank startte. Ik heb daar nooit een bevestigend antwoord op gekregen. Jammer, want ik was in functie van hem aan het denken. Dan komt er een moment dat je als trainer in functie van de groep moet denken. Niet de makkelijkste weg, maar achteraf gezien wel de goeie.”

“Ik weet het niet. Misschien kweekte hij in het eerste deel van zijn carrière een weerstand, een angst voor die flank. Het was ook precies : de belangrijke mensen staan centraal en zodra ik meer naar de buitenkant ga, ben ik minder belangrijk. Eigenlijk was het tegendeel waar, want hij zou superbelangrijk zijn. Maar goed, als je daar zelf niet van overtuigd raakt, komt er een moment dat ik het als trainer zelf moet loslaten. Het zou heel arm zijn om als club nog enkel en alleen in functie te denken van een speler die op de leeftijd van Danny Boffin is gekomen. Dat kan je niet maken. Dat moet hij toch ook beseffen, dat je op twee sporen denkt. Hier en daar kunnen die bij elkaar komen en samen voor een TGV-gevoel zorgen, maar vroeg of laat gaan ze toch uit elkaar. Je kan van mij niet verwachten dat ik voor dat ene spoor kies, want als dat plots breekt, dan zijn we veel meer mensen kwijt dan alleen Danny. Dat kon hij dus niet van de club en ook niet van mij vragen.”

Wat zie je hem bij Standard nog presteren ?

“Hetzelfde als wat ik daar straks zei. Ik denk dat een Danny in goeie doen nog altijd wat extra kan geven en beslissend kan zijn. Hij heeft gewoon iets speciaals. Eerst en vooral vind ik hem leep. Voetballeep. Goeie keuzes maken, plus zijn lichtvoetigheid, technisch vermogen en penetratievermogen. Hoe ze het in Standard zien, weet ik niet, maar waarschijnlijk willen ze zich wapenen tegen alle mogelijke tegenslagen om voor die tweede plaats te gaan. Ik denk dat ze met hem een zekerheid inhalen, als er iets mocht tegenslaan. Een gemotiveerde Boffin kan die strijd wel aan, denk ik. Het is een uitdaging die er hier misschien niet meer was.”

De ploeg draait nu voor een stuk rond Jochen Janssen, maar die is nog eigendom van RKC Waalwijk en duur. Straks kan je weer herbeginnen.

“(Neemt een blad van de muur.) Om te staven dat ik niet uit mijn nek lul, hier de doelstellingen voor januari met het oog op de terugronde : de omschakeling kunnen maken tussen aanverwante veldbezettingen, afhankelijk van de tegenstander of de wedstrijdevolutie. Van 1-4-3-3 naar 1-4-5-1 en van 1-4-4-2 naar 1-4-2-4. En : de pijlen staan ook diagonaal.”

Blijft Jochen Janssen ?

“Die kans is klein. Met wat ik hoor, ga ik ervan uit dat RKC hem weer opeist.”

Veel spelers zijn einde contract. Enig idee hoe je ploeg er volgend seizoen zal uitzien ?

“Ons werk is af. Zaken als de scouting lopen schitterend. Vroeger was er hier misschien wel heel veel lawaai rond dat soort zaken, maar er kwam weinig op papier. Alles is al weg, bij Guy(Mangelschots, technisch directeur, nvdr) en bij de mensen van het bestuur. Ik probeer zoveel mogelijk spelers hier te houden, maar anderzijds is het ook hun plicht om ons snel te laten weten of zij blijven of niet. Als ik een goed alternatief denk te hebben voor Gunter Verjans, vind ik dat hij mij binnen een paar weken al moet kunnen zeggen of hij vertrekt of niet. Er is mij gezegd dat alle jongens nieuwe contractvoorstellen kregen, dus weten ze wat de club nog wil en kan betalen. Daar kan je twee keer over discussiëren, maar geen tien keer. Ik ga ervan uit dat tegen 31 januari alles van de baan is.”

Je bent zelf ook einde contract ?

“Ja, maar daar lig ik het minst wakker van.”

Je kunt dan ook niet klagen : drie jaar trainer, drie jaar succes.

“Ik moet toegeven dat ik het zal blijven doen, wat ik drie jaar geleden niet wist. Ik ben er toen ingestapt om te ontdekken wat het is. Men zei me dat ik het zou kunnen, maar goed : wie is men ? Ik wist ook niet of ik het sociaal, familiaal aankon, in die zin dat ik ook nog een leven buiten het voetbal heb. Was het niet gelukt, dan had ik voor een andere weg gekozen. Maar het blijkt wel te kunnen, dus wil ik hierin verder. Dat staat vast, daar ben ik uit. Ik ben klaar, ik ga door.”

Hoe is het werken bij STVV ?

“Elke club heeft haar eigenheid en daar moet je respect voor hebben. Die ervaring had ik als voetballer al. Je moet met je eigen ideeën wel eigen accenten leggen, maar je kunt niet alles van tafel vegen, want dan raak je niet vooruit. Hier is op het sportieve vlak een aantal dingen verbeterd, maar dat heb ik maar kunnen doen door stilletjes vooruit te gaan. Als sportieve cel mogen we verschrikkelijk fier zijn. Dat heeft niet alleen met de resultaten te maken, maar ook met het zich professioneel gedragen van een spelersgroep.”

Maar…

“Maar ik ben ook een beetje ontgoocheld. Wil je dat proces verderzetten, dan praat je niet alleen over spelerskwaliteit, maar ook over werkomstandigheden. Twee jaar geleden was ik met een aantal belangrijke mensen van de club aan het rondrijden, op zoek naar een locatie om iets neer te poten dat ons vooruit kon helpen. Ik dacht dat we vertrokken waren, maar… Neen dus. Ik mis dat hier de laatste tijd. Het wordt precies een te mijden onderwerp.”

Waarover gaat het precies ?

“Over het feit dat we hier ’s morgens aankomen om ons om te kleden, dan de auto in moeten, naar een andere plaats moeten rijden en dan weer terug… En : één oefenveld ! (Pakt een blad papier.) Dit is mijn veld. In juli werken we hier, en daar werken we zo weinig mogelijk. En dáár werken we alleen de vrijdag. Bepaalde looplijnen kan je niet lopen, want anders krijg ik een effectieve looplijn op mijn trainingsveld. Als ik mijn werk voorbereid, denk ik eerst in functie van het veld, dan van de spelers en dan van de doelstellingen. Trainingsomstandigheden zouden geen factor mogen zijn, hier moet ik er elke ochtend mee bezig zijn. Het doet pijn, omdat ik vind dat wij beter verdienen. Ik kan mij trouwens levendig voorstellen dat jonge spelers die ik als alternatieven heb voor eventuele vertrekkers, zeggen : ik heb maar één carrière, ik wil ze maximaal gebruiken in goeie omstandigheden. Ik moet ze zelfs gelijk geven. Dat zijn toch dingen waar ik als club mee bezig zou zijn.”

Wat nog meer ? Geen onnodige druk meer leggen ?

“Wel, vroeger hadden we een groep spelers die gewoon was om zich in stress-situaties te redden, maar dat zijn we aan het verleren. Ik hou dus mijn hart vast als we ooit door een mislukte start – door pech of een aantal dingen die zich kunnen voordoen – weer in dat soort situaties zouden raken. Dat is één van de risico’s als je het met een middelmatige ploeg goed doet. Ik ga er toch van uit dat het mijn werk is om goed voetbal te brengen of mensen zich goed te laten voelen, hen superbewust van hun kwaliteiten en hun mogelijkheden te maken zodanig dat ze goed gaan presteren. Maar soms brengen omstandigheden een ploeg in een situatie dat je een paar stappen terug moet.”

Vanop een wolk terug naar de loopgraven.

“Dat is moeilijk. Het is een situatie waar ik verschrikkelijk veel schrik van heb binnen deze club. Ik zal niet zeggen dat we eraan ontsnapt zijn, maar we mogen ons wel gelukkig prijzen dat we daar niet staan. Het had ons kunnen overkomen. Van de vijf ploegen die vorig seizoen boven de verwachtingen presteerden – Club Brugge, Lokeren, Lierse, Bergen en wij – zijn wij de enige die eraan ontsnapt is. Bij momenten liep het hier ook stroef en moeilijk, maar we zijn eruit geraakt. Ik ben verschrikkelijk fier op die 27 punten en op mijn spelers. Samen met een aantal mensen aan wie ik heel veel heb en heel veel kwijt kan, en die ook niet de gewoonte hebben om ja te zeggen als ze neen denken, hebben we bijzonder goed gewerkt. Maar blijkbaar vergeet iedereen dat Sint-Truiden in deze heenronde een punt meer haalde dan in de terugronde van vorig seizoen.”

Waarom kende STVV nog geen miserie, en Club Brugge, Lokeren, Lierse en Bergen wel ?

“Misschien omdat wij ons niet vastreden in één systeem, maar tijdig anticipeerden.”

Wat is volgens jou “je vastrijden in één systeem” ?

“Dat is, denk ik, vooral de frisheid, de wil en het supergeloof in wat er zich afspeelt. Met de aanpak van de tegenstander heeft het veel minder te maken, denk ik. Maar natuurlijk, als het een keer niet lukt, dan ga je het niet bij jezelf zoeken, hé. Dan ligt het aan de scheidsrechter of : ze hebben ons door, want ik heb maar twee ballen in goeie omstandigheden gehad. Neen, ik denk dat het vooral een vorm van bereidheid is en geloof. Ik heb dat ook hier voelen groeien, dat we altijd maar sterker en sterker werden in iets waar we goed in waren. Lokeren is daar echt de exponent van geweest. Maar dan is het opletten, want vroeg of laat komt er een einde aan. Daar heeft men dat in de schoenen van Bangoura geschoven, maar het zit altijd dieper. Het zit bij iedereen binnenin. Het is dat tikkeltje meer, dat scherpe dat je in de aanloop naar iets, in een groeiproces ervaart. Dat is het gevoel : hier kan ik mij in profileren, hier kan ik sterk in zijn. Kijk eens wat een positieve kritieken we krijgen, kijk eens hoe we spelen, kijk eens hoeveel geld we verdienen deze maand, want we wonnen vier keer. Dat is een scherpte die op langere termijn niet houdbaar is.”

Welke trainers hebben de grootste invloed op je gehad ?

“De trainers die de grootste invloed op mij gehad hebben, zijn de twee Teunen.”

Excuseer ?

“De twee Teunen. Dat zijn Paul Theunis en Aime Anthuenis.”

Twee vurige baasjes.

“Ja, maar elk op een andere manier. Van Paul Theunis heb ik altijd gedacht : daar lijk je veel op. Het geëngageerd zijn, het kortaf zijn ook, het niet te rap opzij gaan. In zijn manier van doen voelde ik precies de dingen die ik in mezelf herken. Het is voor mij ook een goeie waarschuwing geweest, in die zin dat je je van iemand waarmee je veel raakpunten hebt, afvraagt : hoe komt het dat die man geen trainer meer is ? Met Aimé Anthuenis kon ik û bij Charleroi û dan weer heel goed praten, over alles. Dat had Paul Theunis niet. Wat Anthuenis goed kan is… mensen mee hebben zo. En hij had in die periode ook enorm moderne ideeën over voetbal.”

Kijk eens aan !

“( Lacht.) Hij wou gaan spelen met Philippe Albert op links, Norbert Beuls als stopper, André Raes ernaast en op rechts eventueel Berto Bosch. Veel snelheid, om hoog te kunnen pressen. Dat zou wel uniek geweest zijn, maar het is totaal mislukt, zij het buiten zijn wil om. Omdat André Raes nooit meer op een veld heeft gestaan, viel alles in duigen en zijn we weer klassiek geworden.”

Welke droom wil je graag realiseren ?

“Ik denk dat ik een vak heb waarin ik niet mag dromen. Ik zeg altijd : iedere overwinning geeft mij veertien dagen…”

… overleving…

“… de mogelijkheid om verder te denken.”

Trainer worden van RC Genk ?

“Daar zal ik mij niet toe laten verleiden. Daar val je op een moment in, zoals ik er hier ook ben ingevallen. Ik probeer zoveel mogelijk in het nu te leven. Er zijn wel dingen waar ik een beetje verder in denk, maar die liggen buiten het voetbal.”

door Christian Vandenabeele

‘Het zou heel arm zijn om alleen nog te denken in functie van een speler die op de leeftijd van Danny Boffin is gekomen.’

‘De trainers die de grootste invloed op mij gehad hebben, zijn de twee Theunen : Paul Theunis en Aimé Anthuenis.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content