Het ultieme Leekensinterview: ‘Ik heb geleerd dat ik gevoelig mag zijn’

© INGE KINNET
Mayke Wijnen Medewerker van Sport/Voetbalmagazine.

Na een carrière van 35 jaar als trainer vindt Georges Leekens (70) dat het mooi geweest is. Hij stopt ermee. Een half jaar geleden blikte hij in Sport/Voetbalmagazine terug op zijn leven als coach, maar vooral als mens. Een warm gesprek.

Strak in het pak, pochet incluis, met daaronder vlotte stappers, gaat Georges Leekens hotel-restaurant La Réserve in Knokke binnen. Hij schudt links en rechts wat handen en vlak voor hij de bistro inloopt, kijkt hij eens rond. ‘Hier zaten we altijd met het team toen ik trainer was van Club Brugge en de nationale ploeg.’ Een brede lach om zijn mond.

Leekens is alweer een paar maanden terug uit Iran. Om veiligheidsredenen zegde hij zijn driejarige contract voortijdig op. ‘Het is een fantastisch mooi land’, begint hij. ‘Je hebt er alles wat je moet hebben. Maar de druk van Amerika is zo groot en zij hebben het zelf daar ook niet… Allez, ik ga me niet in dat debat mengen. Maar die druk is er. En ik voelde die. Ik was daar niet meer op mijn plek.’

Idee-fixe

Wie niet anders weet, denkt dat Leekens zijn naam als clubhopper eer aan deed: na zes maanden zei hij ook zijn 26e job als trainer in 35 jaar tijd vaarwel. Toch ligt het in dit geval wat genuanceerder. Aan grootschalige politieke of culturele voorbereidingen doet de Limburger namelijk niet voor hij een aanbieding aanneemt. En dan wordt een mens al eens verrast. ‘Je mag geen idee-fixe hebben, dan ben je op voorhand al geobsedeerd.’

Zo ligt Tabriz, de stad van zijn laatste club Tractor Sazi FC, in de noordwestelijke punt van Iran, ingesloten tussen Turkije, Armenië, Azerbeidzjan en diens autonome republiek Nachitsjevan. ‘Je voelt daar, in die stad, eenzelfde sfeer als in Catalonië, er heerst een onafhankelijkheidsdrang. Je voelt die politieke spanningen en het voetbal is een uitlaatklep. Als dan 80.000 man op de tribunes en rondom het stadion ook nog eens 20.000 mensen tekeergaan… Dat zijn 100.000 mensen, kun je je dat voorstellen? Hónderdduizend… Dat is immens. Wanneer je je daar vooraf allemaal in gaat verdiepen denk ik niet dat je er nog tekent. Maar ik wilde het graag meemaken, zonder vooroordelen. Als een open mens. Dan leer je andere mensen ook veel beter kennen.’

Mijn vader was erg sociaal, zat vol verhalen. Een gevoelige man was hij ook, hij wilde dat liever wegsteken, een beetje zoals ik.’ Georges Leekens

Hij wil misschien nog wel een nieuw avontuur aangaan, maar voorlopig houdt Leekens de aanbiedingen af. Of hij het mist, het trainerschap, het voetbal? ‘Nog niet.’ Dan verandert zijn toon: ‘Maar sinds september beginnen toch weer wat aanbiedingen binnen te komen en ga ik me vanzelf afvragen wat die kans inhoudt: is dit het juiste moment, is het de juiste club, het juiste avontuur?’ Dan weer op diezelfde toon als daarvoor: ‘Maar neen … vooralsnog niet. Ik wacht nog eventjes.’

De juiste aanbieding komt alvast niet uit België. ‘Ik heb hier alle clubs al getraind, soms zelfs twee of drie keer. Maar zeg nooit nooit.’ Zijn vrouw weet in elk geval dat ze hem de komende maanden wellicht weer moet missen. ‘Dat is niet evident. Dat weet ik. Dan moet je langs twee kanten veel karakter tonen. Ik heb enorm veel appreciatie voor mijn vrouw, wat zij voor mijn carrière over heeft.’

Flamboyant

Het avontuurlijke zit ‘m in het bloed, zegt Leekens. Hij werd geboren in het Limburgse Meeuwen, groeide op in Houthalen en zijn vader zag hij enkel in het weekend: als chef-kok van het leger zat hij veel in het buitenland. ‘Mijn vader was een man die durfde. Hij durfde te veranderen.’

Zo was hij jarenlang bakker, weet Leekens van de verhalen. Daarna begon Albert Leekens met een café annex toneel-en- cinemazaal. ‘Ik luisterde graag naar zijn verhalen over die tijd. Dan vertelde hij dat mijn moeder en hijzelf ook graag meededen op het toneel. En de films moest hij zelf gaan halen in Brussel, dat was nogal wat in die tijd. Toen waren dat nog van die grote rollen, die ze moesten verwisselen gedurende de filmavond. Hij vertelde dat hij met zijn Renaultje onderweg was en ineens een wiel voorbij zag rollen. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Hé, daar loopt een wiel.’ Toen, hup, die auto schuin, de berm in. Het was het wiel van zijn Renaultje.’

Zelf maakte Leekens die tijd niet mee. Hij was vijf jaar toen ze van Meeuwen naar Houthalen verhuisden en daar groeiden René en Georges vooral op met hun moeder. Pa was inmiddels militair geworden. ‘Mijn vader was een extravagante man die graag uitdagingen aannam. Ik lijk op dat vlak op hem, ik ben ook wel flamboyant, durf ik te stellen.’ Een glimlach. ‘Mijn vader was erg sociaal, zat vol verhalen. Een gevoelige man was hij ook, hij wilde dat liever wegsteken, een beetje zoals ik. Heel gevoelig zijn, maar het niet tonen, vermommen met een grap of een lach. Mensen met zelfspot zijn meestal de mensen die het meest gevoelig zijn. Mijn broer is serieus, zeer welopgevoed, heel plichtbewust en iets minder avontuurlijk. Hij voelt zich als oudste erg verantwoordelijk en omdat mijn vader door de week weg was, nam hij diens positie over in het gezin.’

Mijn moeder was mijn alles. Voor haar was niets mij te veel. Wanneer ik met mijn fietsje naar de winkel moest, deed ik dat direct.’ Georges Leekens

Kwajongen

Omdat ze met een minimaal inkomen moesten rondkomen en pa en ma hun zonen alle kansen in het leven wilden bieden, wist Georges Leekens niet anders dan dat ook zijn moeder Paulina ging werken. Eerst in een pralinefabriek in Aken, later op de middelbare school waar ook haar zoons naartoe gingen. ‘Ze vertrok ’s ochtends om vijf uur naar Aken en was om zes uur ’s avonds terug. In die uren dat ze thuis was, zorgde ze dat alles voor ons gedaan was, alles lag gereed. Onze kleren, onze boterhammen, onze schoolspullen. En ’s avonds maakte ze ons eten. Wij zeiden steeds: ‘Mama, dat hoef je niet allemaal te doen’, maar ze deed het toch. We keken uit naar het moment dat ze weer thuiskwam. Tegen zessen stonden wij te wachten om te zien of de bus al afkwam. De bushalte was voor ons huis en daar stonden wij dan, samen met onze hond. We hadden een collie, die we volgens mij Lassie noemden.

‘Mijn moeder was mijn alles. Voor haar was niets mij te veel. Wanneer ik met mijn fietsje naar de winkel moest, deed ik dat direct. En als ze iets vergeten was, was ik al terug weg nog voor ze het had gezegd. Moest ik dat vier keer doen, dan deed ik dat vier keer.

‘Mijn vader noemde haar altijd Paulineke. Ik zei weleens tegen hem: ‘Wat heb jij een geluk.’ De wisselwerking tussen die twee was ook iets bijzonders om te zien. Dat is nog niet zo evident, hé, na al die jaren, maar die twee hadden elkaar echt gevonden. Ook al waren het twee totaal verschillende karakters. Mijn vader was nogal extravagant en mijn moeder was een boerendochter, die zichzelf volledig in dienst stelde van haar gezin. Ze had een gouden hart, een crème van een crème.

‘Als er wat verzwegen moest worden, dan deed ze dat. Ik was een kwajongen. Als er iets was uitgestoken, wist mijn moeder het wel. ‘Het zal Georges zijn, zeker?’ Wanneer mijn vader op vrijdagavond of zaterdagmorgen terugkwam, dan werden die zaken met de mantel der moederliefde bedekt. Hij was een militair, hé, redelijk streng. Er waren normen en waarden. Uiteindelijk vond ik hem helemaal niet streng, maar er waren duidelijke regels. Wanneer er in de tuin meegeholpen moest worden, moest er meegeholpen worden. Waren er huishoudelijke taken, dan waren er huishoudelijke taken. Je moest afspraken maken als je verder wilt komen in het leven: in die trant.

‘De zaterdag en zondag waren dagen om naar uit te kijken. Dan waren we weer compleet met ons gezin. Samen eten, ’s morgens, ’s middags, om vier uur en dan ’s avonds nog een keer. In die tijd waren er nog heel andere gewoontes, het leven was meer gericht op het gezin. Ik vond dat prachtig.’

De geleerde

Wanneer Leekens over zijn jeugd praat, glinsteren zijn ogen. De zinnen rollen uit zijn mond, de ene na de andere, doorspekt met de warmte die hij voelt voor thuis. ‘De liefde waarmee ik over mijn ouders spreek is er altijd geweest. Iedereen toont die op een andere manier en ik doe dat openlijk, ik toon mijn liefde ook heel lijfelijk. Zo ben ik altijd geweest. Ik kon mijn moeder zo een knuffel geven, uit het niets.

‘Ik heb mij later wel verontschuldigd tegenover mijn vader, dat ik al mijn liefde aan mijn moeder gaf. Pas later ben ik gaan beseffen wat hij allemaal voor ons deed. Mijn vader richtte zich meer naar buiten toe en was vrijwel altijd weg. Wij leefden met onze mama en omdat wij zagen wat zij allemaal voor ons deed, verafgoodden wij haar.’

Toch waren de jongens veel alleen en werden ze zo al op jonge leeftijd op hun eigen verantwoordelijkheid gewezen. ‘Ze gaven ons de vrijheid, maar duwden ons wel in een richting. We móésten een diploma halen. Dat zat er bij ons ingebakken. Door onze vader en moeder, maar ook door onszelf. Wij wilden per se slagen op school.’

De eerste twee jaar aan de universiteit zat Leekens samen met zijn broer op kot in Leuven. Ze kregen de oude auto van vader mee, die zelf een nieuwe kocht. ‘Een Kevertje, zo’n 1200’je, waarvan de wieltjes naar buiten stonden als je daar met een man of zeven in zat. Mocht niet, ook toen niet, maar de tolerantie lag destijds nog iets hoger. Dat was fantastisch: als student al een autootje hebben – soms een gevecht om de sleutels. We hadden die auto ook omdat we moesten trainen bij Dessel Sport. Mijn broer was doelman, zeer getalenteerd. Eigenlijk meer getalenteerd dan ik. Ik had eerder verwacht dat hij het zou redden als prof dan ik.’

Georges Leekens: 'De sociale cel bij een voetbalclub is zo belangrijk. Niet alleen voor de spelers, de coach is soms ook zwak.'
Georges Leekens: ‘De sociale cel bij een voetbalclub is zo belangrijk. Niet alleen voor de spelers, de coach is soms ook zwak.’© INGE KINNET

Daarvoor voetbalden de twee bij de club in hun dorp, Sporting Houthalen. ‘Mijn broer vertrok naar Geel, terwijl ik bij Houthalen bleef. Daar stond ik in de spits. Zie je mij al als spits? Ik scoorde in mijn eerste wedstrijd, in mijn tweede wedstrijd … en toen speelden we tegen Geel. Stond ik tegenover mijn broer, ik kon het niet maken om te scoren…’

Het jaar nadien verkasten ze samen naar Dessel Sport, maar eigenlijk was het niet de bedoeling dat de jongste zou meegaan. ‘Ze wilden alleen mijn broer, als doelman. Maar mijn vader zei: ‘Ze gaan alle twee.’ Dat was ook met de verplaatsingen beter te doen, we hadden maar één auto. ‘Maar we hebben geen centrale verdediger nodig’, zeiden ze bij Dessel. Ik was inmiddels al van de voorste linie naar de achterste verhuisd. Mijn vader was resoluut: ‘Het is te nemen of te laten.’ Zo ben ik meegegaan, heb ik álles gespeeld, én zijn we kampioen geworden. Nadien is mijn broer met mij meegegaan, naar Schaarbeek, toen begonnen de verhoudingen wat te veranderen.’

Na een jaar Schaarbeek kon Leekens naar Anderlecht. Maar neen, hij ging niet. ‘Een jonge speler die níét naar Anderlecht ging. In díé tijd. Dat was … ongekend. Maar ik wilde mijn studie afmaken, dat stond mij zo helder voor ogen. Constant Vanden Stock heeft dat uiteindelijk geapprecieerd, maar hij gaf wel toe: ‘Ik was er niet zo tevreden mee.’ Ik was zo: op die momenten kon ik mijn emoties wegsteken en zeggen: dit wil ik en dan is dat de consequentie. Ik lag goed in de groep, maar ik had een mening en een duidelijke persoonlijkheid waardoor mijn medespelers vaak zeiden: daar is hij, hoor, de geleerde!’

Er is heel weinig over het verlies van Edgar gesproken thuis. Je moest door. Het was bijna verboden om erover te praten, om te huilen.’ Georges Leekens

Een krolleke en broske

De jaren op kot betekenden ook een afscheid: onder moeders vleugels vandaan. ‘Ik vond het geweldig dat ik mijn plan moest trekken, ik was een echte student, in de brede zin van het woord. Maar gelukkig stond ik ook onder de controle van mijn broer, zodat ik zeker genoeg tijd in mijn studies stak. Na vijf dagen weer thuis binnenstappen was zálig. Weer heerlijk thuis eten, want we zaten op zaterdag met flinke honger. We hadden het financieel niet breed en op vrijdag waren alle centen al op. En die frieten in de Alma heel de week… dat was ook niet alles. Dan thuiskomen, de was neerzetten en dat die ook nog gedaan was op zondagavond! Nu zeggen wij: hoe deden ze dat toch allemaal, in die tijd? Er waren geen wasmachines, geen afwasmachines, niets. En dan ging mijn moeder ook nog werken. Zij was een keiharde werkster en enorm sterk, fysiek en mentaal. Ik heb haar nooit neerslachtig gezien, nooit horen klagen. Zelfs niet in moeilijke momenten, zoals na het overlijden van Edgar. ‘

Want aanvankelijk was het gezin Leekens een familie met drie zoons. De jongste, Edgar, stierf al op driejarige leeftijd. ‘Hij had een vorm van keelkanker, maar in die tijd kwam dat nog nauwelijks voor. Ik was nog maar vijf, mijn broer zeven. Ik kan me er dan ook niets van herinneren. Ik ken hem enkel van zijn foto, een klein ventje met zijn krolleke vanvoor. Ikzelf had een broske. Nu heb ik niet zo veel meer. ( lacht) Er is heel weinig over het verlies van Edgar gesproken thuis. Je moest door. Zeker in die tijd. Het was bijna verboden om erover te praten, om te huilen. Altijd vooruit met de geit. Doorgaan. Er is werk. De zorg voor het gezin stond voorop. Uiteindelijk wisten we wel dat het verlies van Edgar zeer pijnlijk was. Heel soms kwam het voorbij naar aanleiding van een gebeuren, en dan werd er daarna gezwegen. In die zwijgzaamheid zat dan het verdriet. Pas op haar sterfbed hoorde ik mijn moeder er voor het eerst, na al die jaren, over spreken. Ze zei: ‘Het ergste dat er bestaat voor een mama is een kind verliezen.’ Ik heb nooit geweten dat het zo diep zat. We gingen gewoon mee met de stroom.

De attitude van de trainer die voorop gaat in de strijd, dat is eigenlijk zever.’ Georges Leekens

‘Mijn moeder is gestorven na een verschrikkelijk ziekbed. Ze had kanker en heeft daar enorm van afgezien. Dat was vreselijk om te moeten zien. Zo’n sterke vrouw die ineens zo … afhankelijk was. Haar afscheid viel mij enorm zwaar. Zeven maanden later is ook mijn vader overleden. Zoals hij zelf wilde, op een nacht. Naar bed gegaan en niet meer opgestaan. Ik had eigenlijk net het idee dat hij zich herpakt had, na het verlies van mijn moeder. Maar hij is dan toch vertrokken. Zonder pijn, geen strijd. Toen mijn broer mij ’s nachts belde, onverwacht, wist ik hoe laat het was. Ik voelde het gewoon. We hebben hen alle drie samengebracht, mijn vader en mijn moeder hebben we bij het graf van Edgar gelegd.’

Gevoeligheid

Kort daarvoor had Leekens al een zeer zware periode gekend. In 1996 kreeg zijn toenmalige vrouw Arlette een hersenbloeding. Hun levens veranderden compleet. ’13 augustus… Ik was die dag thuis, een zeldzaamheid, als coach ben je veel van huis. En dan is dat gebeurd…

‘Ik neem op de 13e van een maand geen enkele beslissing meer. Sinds die dag zijn er vaker op de 13e dingen gebeurd ( zo nam Leekens op die dag de beslissing de Rode Duivels te ruilen voor Club Brugge, wat geen gelukkige keuze bleek, zie kader, nvdr) en het rare is: je begint daarnaar te leven. Je kunt dat wel rationaliseren, dat het geen steek houdt, maar toch… Dat laat iets na. Tot in het merg van je beenderen, tot in je hart is dat gegaan, dat laat een litteken na. En dat blijft het.

‘Mijn vader, mijn moeder en mijn vrouw … dat is allemaal op korte tijd gebeurd. Dan is het alsof de bodem onder je voeten wegzakt. Na zo’n periode verdergaan … al die gevoelens en emoties. Dat was ontzettend moeilijk. Ik heb dan het geluk gehad dat ik Kathleen leerde kennen, mijn huidige vrouw. Ik heb nogal geluk gehad met de vrouwen: mijn moeder, mijn eerste vrouw, nu Kathleen. Toch heeft het een tijd geduurd voor ik haar kon toelaten. Die klik was er, maar het was heel moeilijk mijn hart opnieuw te openen.’

Hoe hij na zo’n periode verder is gegaan, weet Leekens niet precies. ‘Ik heb wat er gebeurd is, proberen te plaatsen. Dat moet ook, denk ik… Als je daar constant mee blijft rondlopen… Sommigen gaan er aan onderdoor en dat begrijp ik. Dan is het eigenlijk aan andere mensen om hen op te vangen. De sociale cel bij een voetbalclub is daarom ook zo belangrijk. Niet alleen voor de spelers, de coach is soms ook zwak.

‘Die gevoeligheid niet tonen… Dat was ik vroeger helemaal. Ze mochten geen emoties zien. Maar natuurlijk raakte kritiek mij. Diegene die zegt dat kritiek hem niet raakt… dat kan niet. En natuurlijk deed ik alsof dat niet zo was. Dat is een attitude die ik heb. Ik was de trainer, de sterke man, degene die voorop ging in de strijd… Maar eigenlijk is dat zever. Indertijd was dat nog meer zo dan nu: iedereen wilde zich manifesteren en vooral geen zwakheden laten zien. Allemaal onzin.

‘Ik heb geleerd dat je gevoelig mag zijn en op een gegeven moment merkte ik dat spelers dat ook voelden: hij is ook een mens, hij moet niet altijd de sterke uithangen, hij heeft ook gevoelens. Ik kon begrijpen dat een speler een probleem had met zijn vrouw, dat zijn kleine ziek was, dat hij moeite had zich aan te passen aan een nieuwe cultuur, dat hij met een medespeler problemen had. Ik ben meer mijn emoties gaan laten zien, meer gaan tonen hoe ik echt ben. Ik heb leren begrijpen dat vallen en opstaan me tot een mens maakt.’

Georges Leekens: 'Ik ben fan van Kompany, maar hij zal een beetje een rem moeten zetten op zijn ambitie.'
Georges Leekens: ‘Ik ben fan van Kompany, maar hij zal een beetje een rem moeten zetten op zijn ambitie.’© INGE KINNET

Dit interview verscheen in Sport/Voetbalmagazine van 22 oktober 2019.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content