Bijna 34 jaar, maar Roger Federer denkt nog lang niet aan stoppen. De Zwitserse tennislegende over zelfvertrouwen, de tips van Stefan Edberg en Roland Garros. ‘Daar wil ik minimaal de halve finale bereiken.’

Onverslijtbaar. In juli 1998 debuteerde Roger Federer, zestien jaar jong, in het ATP-circuit, een jaar erna dook de Zwitser als jongste speler de top 100 binnen. In de zomer van 2001 maakte ook de wereld kennis met de balvirtuoos, toen hij in de kwartfinale van Wimbledon in een bloedstollende vijfsetter zevenvoudig Wimbledonkampioen Pete Sampras uit het toernooi kegelde en het seizoen op een 13e plaats afsloot.

Op het gras van de All England Lawn and Tennis Club won hij in 2003, nog altijd maar 21 jaar, tegen Mark Philippoussis zijn eerste grandslamtitel, een paar maanden erna tikte de Zwitser zich in Melbourne met een tweede grandslamzege naar de koppositie van het ATP-klassement. Een boerenjaar – opnieuw winst in Wimbledon en ook de sterkste op de US Open – waarna hij het mannentennis een nieuwe dimensie gaf. 237 opeenvolgende weken op nummer een, tot zijn Spaanse kwelduivel Rafael Nadal hem in augustus 2008 voorbijstak.

Zeventien jaar na zijn debuut zijn de cijfers indrukwekkend: 17 (!) grandslamzeges, 25 grandslamfinales. Niemand deed ooit beter. Na een tegenvallend 2013, waarin hij met een hardnekkige rugblessure op de ranking weggleed, leek het einde in zicht. En toch: hij greep naar een groter racket, huurde Stefan Edberg in als coach en pakte vorig jaar in Wimbledon tegen Novak Djokovic – de nummer een van de wereld – ei zo na een achttiende grand slam.

In augustus wordt hij 34 jaar, maar de vader van twee identieke tweelingen – Myla Rose en Charlene Riva (juli 2009) en Leo en Lennart (mei 2014) – mikt nog altijd hoog. Een halve finale op zijn zeventiende Roland Garros (“Nadal blijft de grote favoriet”), nóg beter doen op de grastoernooien van Halle en Wimbledon.

Je jongste tweeling is een jaar oud. Voor wie zijn de reizen van toernooi naar toernooi vermoeiender: voor de ouders of voor de vier kinderen?

Roger Federer: “Voor de ouders. Door de bergen bagage zijn we veel minder flexibel, voelen we ons soms als een wervelwind die ergens binnenkomt, maar Mirka (Vavrinec, nvdr) en ik vinden het een voorrecht dat we dagelijks bij onze kinderen kunnen zijn. Ik was amper dertien jaar toen ik voor het eerst naar een toernooi in het buitenland ging, twintig jaar later ben ik nog altijd onderweg. Toen ik jonger was, zag ik mezelf in gedachten de wereld rondreizen met een coach, mijn ouders of een vriendin. Maar nooit met een groot gezin. Daarom ervaar ik de laatste zes seizoenen, na de geboorte van onze eerste tweeling, totaal anders dan de eerste tien jaar van mijn carrière.”

Martina of Stan?

Na de nipte nederlaag tegen Novak Djokovic in de finale van het toernooi van Indian Wells, midden maart, gaf je forfait voor de Miami Masters. Was dat om meer tijd met de familie te kunnen doorbrengen?

“Neen, na de Australian Open nam ik twee weken pauze, échte vakantie. Na Indian Wells ging de familie op skivakantie, terwijl ik in Zwitserland met mijn physical coachPierre Paganini een goede conditionele basis wilde leggen. Ik heb vorig jaar heel veel toernooien én de Daviscup gespeeld, wat goed was voor mijn spel, maar ik heb toen ook ondervonden dat ik opnieuw langere trainingsperiodes moest inlassen. Lopen, dat in ieder geval, of een halfuur aan een stuk alleen maar gekruiste forehands spelen. Zonder druk, om vooral een goed balgevoel te vinden.”

Veel toernooien spelen, zoals vorig jaar, of trainingsperiodes inlassen: zijn dat beslissingen die je op het gevoel neemt?

“Ja. Als ik in alle toernooien ver geraak, dan heb ik sneller dan vroeger het gevoel dat het allemaal wat te veel wordt. En dan begin ik te twijfelen, terwijl ik beter speel als ik meer zelfvertrouwen heb. Het was zeker een risico om na de Australian Open een pauze in te lassen vooraleer ik naar Dubai en Indian Wells zou vertrekken. Twee heel sterk bezette toernooien, waar de kans groot was dat ik vervroegd uitgeschakeld zou worden. Maar het ging twee keer super: in Dubai in de finale van Novak gewonnen (6/3 7/5, nvdr), in Indian Wells in drie sets verloren.”

Verrassend goed zelfs, want op de Australian Open werd je al in de derde ronde uitgeschakeld.

“Een enorme teleurstelling, want tegen Andreas Seppi was ik echt zwak. Ik vind dat nog altijd onverklaarbaar, want voor de Australian Open had ik het toernooi in Brisbane vlot gewonnen (tegen onder anderen Milos Raonic, ATP 8, en Grigor Dimitrov, ATP 11, nvdr) en na de Australian Open was ik opnieuw heel goed.”

Wat verwacht je van de volgende maanden?

“In Roland Garros wil ik minimaal de halve finales bereiken, maar de grastoernooien van Halle en Wimbledon zijn de hoofddoelen. Zeker dit jaar, want door een verschuiving van de kalender kan ik mij tussen Parijs en Halle een week langer op grastennis voorbereiden.”

Vorig seizoen won je met Zwitserland de Daviscup, dit jaar gaf je forfait. Waarom?

“Het was verfrissend om nog eens Daviscup te spelen, maar moet je vijftien jaar aan een stuk hetzelfde doen? Neen, want dan worden die toernooien op de duur een sleur en is de kans groot dat ik zeg: ik heb hier al vijftien keer gespeeld, nu stop ik helemaal. Het moet vooral spannend blijven.”

Is het de bedoeling dat je volgend jaar met Martina Hingis aan de Olympische Spelen in Rio zal deelnemen?

Martina heeft mij in Dubai gevraagd of ik dat zie zitten. Ik heb heel veel bewondering voor haar, maar ik speel ook graag met Stan (Wawrinka, met wie hij in 2008 goud won, nvdr). Ik ben er nog niet uit. Moet ik mij concentreren op het enkelspel of aan meerdere disciplines deelnemen, zodat de kans groter wordt dat we voor ons land een medaille pakken?”

Je speelde je eerste buitenlandse toernooi toen je dertien jaar was, exact twintig jaar geleden. En toch was je, in tegenstelling tot veel collega’s, zelden zwaar geblesseerd. Verbaast je dat?

“Het verrast me meer dat ik op mijn 33e aan mijn zeventiende seizoen in het profcircuit bezig ben. Als junior droomde ik ervan om ooit tegen Andre Agassi te kunnen spelen. Ik ben hem enorm dankbaar dat hij langer in het circuit is gebleven en dat ik tegen hem op de baan mócht staan. Beseffen dat je niet meer alle toernooien kan winnen en toch nog doorgaan, dat vind ik groots. Dat is ook mijn doel: zo lang ik fit ben, blijven spelen.”

Geen rode loper, aub!

Mogen we spreken van een status quo in het mannentennis?

“Negen maanden geleden werd de top vier door heel wat commentatoren in vraag gesteld. Andy Murray (ATP 3, nvdr)werd aan de rug geopereerd, Rafael Nadal (ATP 4, nvdr) speelde op een minder niveau, ikzelf (ATP 2, nvdr) sukkelde met de rug. Maar ik heb toen meteen gezegd: ‘Laat ons eerst allemaal fit worden en oordeel dan pas.’ Jongens als Kei Nishikori, Milos Raonic en Thomas Berdych zíjn goed, maar de top vier is niet veranderd. Vooral Djokovic, Nadal en ik hebben iets speciaals. Ongeacht de ondergrond winnen we door onze fysieke, mentale en puur tennis-technische kwaliteiten meer dan de anderen. Ik verwacht dat de spelers die nu in de top tien staan, daar ook op het einde van het seizoen zullen staan.”

Is deze situatie te vergelijken met veertien à vijftien jaar geleden, toen je als jonge speler de gevestigde wereldtop van de troon wilde stoten?

“In die tijd waren er veel meer jonge spelers die klaarstonden: Lleyton Hewitt, Andy Roddick, Marat Safin, Juan Carlos Ferrero, Tommy Haas, Nicolas Kiefer en ik hebben de gevestigde namen bij manier van spreken gedwongen om te stoppen. Maar als ik beloftevolle jongens ontmoet, dan probeer ik eens met hen te trainen of geef ik hen tips, want voor het circuit is de aanwezigheid van jonge spelers enorm belangrijk.”

Komen ze zelf naar je toe?

“Soms, maar om het ijs te breken spreek ik hen meestal zelf aan. Dat praat gemakkelijker.”

Is er in het proftennis plaats voor vriendschappen?

“Ik heb met weinig spelers persoonlijk contact. Dat hoeft ook niet, want we zien elkaar genoeg op de toernooien. Het leven op het circuit is aangenaam, we zijn één grote familie.”

Zou je na je carrière een speler willen begeleiden?

“Neen. Als ik zie hoeveel e-mails mijn manager Tony Godsick krijgt en op elk moment van de dag of nacht, zeven op zeven, in de weer is… Voor mij, met een familie van vier kinderen, is dat niet realistisch.”

Je zou je twee dochters kunnen trainen…

“Ik vind het belangrijk dat ze aan sport doen, ook al is dat geen tennis. Coördinatie, lenigheid, leren omgaan met winst en verlies… Ik zal hen op alle mogelijke manieren steunen en begeleiden, maar niet als coach.”

Je dochters zijn tijdens de trainingen soms rebels, schreef je op je Facebookpagina. Een van hen vond dat je haar verkeerde tips gaf.

“Ik zei haar wat ze verkeerd deed en hoe het beter moest, maar ze antwoordde meteen: ‘Neen, van mijn coach moet ik het zo doen.’ (lacht) Een terechte opmerking, alleen voerde ze het anders uit dan haar coach had gevraagd.”

Naar wie moet ze luisteren: naar haar trainer of naar de succesvolle papa?

“Dat maakt me niet uit. Als ze maar naar een van ons tweeën luistert.”

Onlangs trainde je in een club in Zürich, hoe reageerden de clubleden?

“Ik wil dat de mensen goeiendag zeggen en zich op een normale manier gedragen. Ik ben daar niet als superster en verwacht al helemaal niet dat ze de rode loper uitrollen. Ik ga het veld op om te trainen en blijf er ’s middags iets eten. Ik was meteen geïntegreerd.” (lacht)

Rackets in het bos

Tijdens de finale op Indian Wells gooide Djokovic meermaals zijn racket op de grond, iets wat jij als jonge tennisser ook geregeld deed. Hoe ga je nu met boosheid om?

“Ik ben soms nóg gefrustreerd, maar meer op training dan tijdens wedstrijden. Toen ik op training in Monte Carlo vier domme ballen tegen het net sloeg, heb ik mijn racket op de grond gegooid om weg te trappen. Dat deed ik vroeger ook, ik heb zelfs nog mijn rackets in het bos gegooid. Maar dan moest ik ze telkens opnieuw gaan zoeken. (lacht) Boosheid is niet altijd slecht, het is het beste bewijs dat het heilige vuur nog altijd in mij brandt, maar het mag niet te lang in je hoofd blijven zitten.”

Als het tijdens een wedstrijd niet loopt zoals je wilt, hoe probeer je dan het spelbeeld te veranderen?

“Dat hangt van de stand af. Het gemakkelijkste is denken dat het vanzelf goed zal komen, maar meestal moet je harder voor jezelf zijn en zeggen: ‘Dit lukt niet, probeer iets anders.’ Of je verandert je volledige tactiek, ook al was dat voor de wedstrijd nooit de bedoeling. Maar soms, als er nog maar een paar spelletjes gespeeld zijn, kan je beter rustig blijven. ‘Bij de tegenstander lukt momenteel alles, dat zal niet blijven duren.’ Je moet vooral op je eigen spel proberen te focussen.”

Sta je nog elke morgen op met de gedachte dat je zo veel mogelijk punten voor de wereldranglijst moet verzamelen?

“Punten zijn natuurlijk belangrijk, alleen al omdat je met een hogere ranking in de eerste rondes de betere tegenstanders kan ontlopen. Maar als ik op het einde van het seizoen op zes of tien sta, dat maakt me niet uit. Het liefst nummer een natuurlijk. (lacht) Ik probeer zo veel mogelijk punten te pakken en met één of twee grandslamtitels opnieuw de beste van de wereld te worden.” ?

DOOR THOMAS KLEMM EN CHRIS TETAERT – FOTO’S: NIKE

“Als ik beloftevolle jongens ontmoet, dan probeer ik eens met hen te trainen of geef ik hen tips.”

“Als junior droomde ik ervan om ooit tegen Andre Agassi te spelen. Ik ben hem enorm dankbaar dat hij langer in het circuit is gebleven.”

“Boosheid is niet altijd slecht, maar het mag niet te lang in je hoofd blijven zitten.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content