‘Het was soms gênant hoe Boskamp met de trainer omging’

© BELGAIMAGE - JASPER JACOBS

Met zijn gekende flair interviewt Gille Van Binst voor Sport/Voetbalmagazine een bekende figuur uit de Belgische voetbalwereld. Deze keer: Willy Wellens.

Tijdens de boekvoorstelling van Hugo Broos kwam ik Willy Wellens (63) tegen, zoals altijd netjes in het pak, het kapsel keurig in de plooi en geen overtollige kilo’s te bespeuren. Iemand om jaloers op te zijn. Zowel naast als op het veld was Willy een gentleman. Het was zeker geen toeval dat hij in 1988 de Fair Play Prijs won. Wellens heeft als voetballer nooit de waardering gekregen die hij verdiende. Er lopen nu veel zogezegde vedetten rond in de Jupiler Pro League die Willy’s schoenen nog niet eens zouden mogen aantrekken. De talentrijke aanvaller speelde 589 matchen in onze eerste klasse, alleen Raymond Mommens deed beter. De man uit Averbode was goed voor 174 doelpunten. Ik speelde nog met Willy Wellens samen bij Club Brugge, tijdens het rampseizoen 1981-82.

Toen Hugo Broos zijn ding had gedaan en de receptiegangers waren verdwenen, zakte ik samen met Willy Wellens af naar de bar van Hotel Weinebrugge voor een frisse pint en een goede babbel.

Je bent geboren in Diest en groeide op in Averbode, maar toch begon je te voetballen bij Westerlo. Hoe kwam dat?

Willy Wellens: ‘Ik ging naar school in Westerlo en mijn vrienden speelden allemaal bij de plaatselijke club, dus ik ook. Toen ik zestien jaar was, mocht ik af en toe eens invallen bij de eerste ploeg, die in derde klasse speelde. In 1971 – ik was toen zeventien jaar – is SK Lierse mij komen halen. Op het einde van het seizoen werd ik verkozen tot beste speler van een tornooi voor UEFA Juniores, alle grote Belgische ploegen waren van de partij en ik werd opgenomen in de A-kern van Lierse. Tijdens de succesvolle Europese campagne van geel-zwart zat ik op de bank tegen het AC Milan van Gianni Rivera (legendarische Italiaanse middenvelder, nvdr).

‘Mijn beginperiode bij Lierse was de zwaarste tijd van mijn leven! ’s Morgens met de fiets van Averbode naar Zichem, daar de trein op naar Hasselt, drie kilometer te voet naar de school. ’s Avonds opnieuw te voet naar het station van Hasselt, daar de trein op naar Zichem, waar mijn vader me opwachtte met de auto. Vlug mijn fiets de kofferbak in en naar huis. Daar stond mijn moeder gereed met mijn voetbalzak. Samen met mijn vader de wagen in, 45 kilometer naar Lier, trainen, terug de auto in naar Averbode, om 22.30 uur thuis, eten en mijn huiswerk maken, rond middernacht lag ik in mijn bed en dat vier dagen per week. Ik ben drie jaar bij Lierse gebleven, maar ik wilde absoluut profvoetballer worden.’

Die kans kreeg je bij RWDM. Hoe werd je daar ontvangen?

Wellens: ‘Ik kwam daar bij een ‘zootje ongeregeld’ terecht, zoals Johan Boskamp zijn ploegmaats noemde. Het waren allemaal spelers die het net niet hadden gemaakt bij een topclub, zoals Boskamp bij Feyenoord en Maurice Martens, Jacques Teugels en Gérard Desanghere bij Anderlecht. Lon Polleunis was afgeschreven bij STVV door een knieblessure, maar was toch welkom in Brussel. Benny Nielsen kwam van Cercle Brugge, Eric Dumon was een oud speler van Daring. Kresten Bjerre, de uitvinder van de elleboogstoot, en Nico de Bree, een echt beest in het doel, liepen daar ook nog rond.

‘De eerste keer dat ik in het Edmond Machtensstadion aankwam met mijn blauwe Ford Mustang, begonnen er een paar van die gekken met hun hand op de wagen te kloppen, met een paar blutsen als gevolg. Ze lachten zich een bult, wel een speciaal soort humor als je het mij vraagt. Ik vroeg mij af waar ik terechtgekomen was. Bandieten waren het.’ (lacht)

Vette en magere jaren

Wat voor een trainer was Felix Week?

Wellens: ‘Week had geen bal te zeggen, Boskamp bepaalde alles. Felix Week was een fijnproever, hij kende alle restaurants in Brussel. Dat interesseerde hem volgens mij meer dan onze volgende tegenstrever. We gingen elke week op afzondering met de ploeg naar een hotel in Aartselaar. Het eerste dat hij vroeg als we daar aankwamen was: ‘Wat eten we vandaag?’

‘Nadat de spelers volgevreten waren, trokken ze naar hun kamer en speelden daar tot in de vroege uurtjes met de kaarten. Door de sigarettenrook zagen ze elkaar nauwelijks nog zitten. Week deed of zijn neus bloedde, daar was hij zeer sterk in.

‘Het was soms gênant hoe Boskamp omging met de trainer. Als Felix een vervanging wilde doorvoeren en het stond Boskamp niet aan, dan liep de Nederlander naar de bank en wees zelf de speler aan die moest invallen of vervangen worden.

‘Het ergste dat ik meemaakte was tijdens een training. De spelers schopten de ballen opzettelijk in een tuin naast het oefenveld. Zij wisten dat daar twee grote honden losliepen. Week wist van niks. Hij ging de ballen ophalen en werd aangevallen. Hij was serieus toegetakeld!

‘Ik moet toegeven dat hij een van de mindere trainers was die ik heb gekend. Hij deed soms de tactische bespreking met suikerklontjes, die met veel toewijding over een tafel heen en weer werden verschoven. Meestal werd zijn plan van tafel geveegd, figuurlijk dan, en vertelde Johan ons hoe er ging gespeeld worden.’

Was voorzitter Jean-Baptiste L’Ecluse een voetbalkenner?

Wellens: ‘Zijn voetbalkennis was onbestaande. Hij wou dat RWDM de eerste club van Brussel werd, te vlug natuurlijk. Men kan Anderlecht zo maar niet aan de kant schuiven, daarvoor heeft men twintig jaar nodig. Dat is dan ook gebleken. L’Ecluse kreeg financiële problemen. Uit noodzaak moest hij zijn beste spelers verkopen aan… Anderlecht. Morten Olsen, De Bree, Nielsen, vertrokken naar paars-wit. Het lot van RWDM was bezegeld.’

Deed je mee aan de vaste stapavond?

Wellens: ‘Ja, ik ging soms wel eens mee, maar ik was geen grote drinker. Tijdens de afzonderingen werd er geen alcohol gedronken, dat gebeurde overdadig tijdens de vaste stapavond op maandag. Na de festiviteiten werd er dinsdag wel keihard getraind onder leiding van Boskamp, die de ganse nacht melk had gedronken. Zijn motto was: wie kan zuipen, moet ook kunnen lopen.’

Er kon van alles gebeuren!

Wellens: ‘Ongelooflijk. Af en toe werd er ook een robbertje gevochten. Bjerre en Boskamp hadden eens een meningsverschil en gingen met elkaar op de vuist… Gelukkig was er Nico de Bree om de twee kemphanen te scheiden.

‘De dag van de wedstrijd was alles vergeten en vergeven en werden de mouwen opgestroopt. Ze gingen door een vuur voor mekaar, onwaarschijnlijk. Men moet het meegemaakt hebben om het te geloven! We werden met dit zootje landskampioen in 1975. Dankzij Boskamp, die speelde elke week voor twee.’

Groot feest in Molenbeek?

Wellens: ‘Niks gefeest, ik lag in het ziekenhuis. Ik werd geopereerd aan mijn spieren. Die hadden onvoldoende bloeddoorstroming. Resultaat, krampen en slapende voeten.’

Hoe kijk je terug op vier jaar bij RWDM?

Wellens: ‘Twee vette jaren en twee mindere jaren. Het ging meer en meer bergaf met de club, ook financieel. Het was tijd om te vertrekken!’

Afgemaakt door Happel

Hoe ben je bij Standard terechtgekomen?

Wellens: ‘Door Jef Jurion (oud-speler van Anderlecht, nvdr), maar die wou geld aan mij verdienen, te veel geld. Gelukkig zat Ernst Happel in Luik. Die wilde mij al toen hij trainer was van Club Brugge. Ik moet eerlijk zijn, Happel heeft veel voor mij gedaan. Bij Standard was Roger Petit de grote baas. Ik zou nooit het salaris gekregen hebben wat ik toen had als ik alleen met Petit aan tafel had gezeten! Happel is zelfs bij mij thuis geweest. Ik zie hem nog staan voor mijn deur, netjes in het pak met bloemen in zijn hand, die hij had meegebracht voor mijn vrouw. Hij kon verschrikkelijk moeilijk en nors zijn, maar was tevens een gevoelig mens. Op de begrafenis van het kind van Julien Cools heeft hij zitten huilen. Maar als je niet deed wat hij wilde, dan kon hij keihard zijn. Tijdens de rust in Beveren heeft hij mij eens, voor de ganse de ploeg, met de grond gelijkgemaakt. Ik durfde niet meer op te kijken…

Willy Wellens: 'Ik speelde de Brugse derby, de Brusselse derby en de Luikse derby, maar dat was peanuts in vergelijking met de Antwerpse derby.'
Willy Wellens: ‘Ik speelde de Brugse derby, de Brusselse derby en de Luikse derby, maar dat was peanuts in vergelijking met de Antwerpse derby.’© BELGAIMAGE – JASPER JACOBS

‘Ik heb Happel twee jaar als trainer gehad bij Standard, daarna één jaar Robert Waseige, en uiteindelijk is Raymond Goethals gekomen. Die moest niet van mij weten. Ik was zijn type speler niet, hij gaf de voorkeur aan Benny Wendt. Ondertussen had Club Brugge mij benaderd. Ik had Petit wijsgemaakt dat ik naar Waterschei kon gaan. Ze wilden mij weg en hij ging op mijn vraag in om mij een papier te geven waarop stond dat ik voor 150.000 euro mocht vertrekken. Ik ben naar Brugge gereden. Daar hebben ze mij een cheque uitgeschreven die ik op het bureau van Petit ben gaan smijten. Die kon er niet mee lachen dat ik naar Brugge ging. Ik heb drie goede jaren gehad in Luik. We hadden een sterke ploeg met MichelPreud’Homme, Erik Gerets, Michel Renquin, ThéoPoel, Walter Meeuws, Guy Vandersmissen, Gerard Plessers, Jos Daerden, Simon Tahamata, … Met die ploeg speel je nu zonder problemen kampioen.’

Wij hebben nog samen het rampseizoen 1981-82 meegemaakt bij Club Brugge onder trainer Spitz Kohn.

Wellens: ‘Hij slaagde erin van Club Brugge een totaal ontredderde ploeg te maken, zonder zelfvertrouwen, een echte ramp. Hij kon zijn trainingen niet doseren, wat leidde tot een golf van blessures.

‘Hij werd vervangen door Rik Coppens. Met alle respect voor de voetbalcarrière van die man, maar die was niet bekwaam om een voetbalploeg te leiden. Dat was een lachertje! Gelukkig heeft hulptrainer Raymond Mertens onverwacht de meubelen kunnen redden. Voor hetzelfde geld zakte Club Brugge dat seizoen naar tweede klasse, dat zou pas een afgang geweest. Het beste is die periode zo vlug mogelijk te vergeten.’

Toen is George Kessler naar Brugge gekomen.

Wellens: ‘Kessler is een trainer die een puinhoop kon opruimen, maar voor het overige had ik ook mijn twijfels over hem.’

Was Henk Houwaert de ideale trainer voor Club Brugge?

Wellens: ‘Hij zag het voetbal. Hij was een offensieve coach. Men verweet hem dat hij te dicht bij de spelers stond, maar dat was juist zijn sterkte. De spelers gingen door een vuur voor hem. Hij had natuurlijk een Jean-Pierre Papin als midvoor, dat was een fenomeen. Die stampte de ballen van alle kanten binnen. Daarenboven had hij Marc Degryse, een aanstormend talent op de bank.’

Italiaanse toestanden

Je was succesvol bij Club Brugge: 56 goals in 154 matchen. En toch vertrok je er in 1986.

Wellens: ‘Ze vonden mij waarschijnlijk te oud en lieten mij verstaan dat ik beter kon vertrekken. Als je toen 32 jaar was en je wilde een nieuw contract, dan was dat zeer moeilijk, want men ging er van uit dat de beste jaren voorbij waren. Ik heb samen met Vandersmissen en Tahamata de bakens verzet. Wij hebben bewezen dat je op 32-jarige leeftijd nog verre van versleten bent en gemakkelijk tot je 35e kan voetballen. Ik was veertig jaar toen ik stopte.’

Je scoorde vrij veel in je carrière.

Wellens: ‘Dat is juist. Als je nu tien doelpunten per seizoen maakt, dan ben je een absolute vedette. (lacht) Als ik maar tien keer scoorde, dan beschouwde ik mijn seizoen als mislukt!’

Wie heeft de poten van onder je stoel gezaagd bij Club Brugge?

Wellens: ‘Dat weet ik niet Gille, ze komen het je niet vertellen, daarvoor is de voetbalwereld te hypocriet.’

Wie heeft je naar Beerschot gehaald?

Wellens: ‘Dimitri Davidovic, die kende ik nog van bij Lierse. Toen hij is vertrokken, werd Barry Hughes trainer. Die kwam uit Nederland, een carnavalsfiguur. Hij paste goed bij de Beerschotmentaliteit. Hij was een motivator, verbaal onwaarschijnlijk sterk. De meestertacticus was hij niet, maar hij kon de ploeg bijeenhouden. We hebben wat afgelachen met die man. Toen ik bij Beerschot kwam, hadden ze een goede ploeg met Simon Tahamata, Jos Daerden, Patrick Vervoort, Claudio de Oliveira en Dirk Goossens.’

Met zo’n ploeg moest toch meer mogelijk geweest zijn?

Wellens: ‘Als ze tegen Anderlecht of Antwerp gewonnen hadden, was hun seizoen geslaagd. Een spectaculaire overwinning en dan twee weken niks, daar schiet men niet mee op in het klassement natuurlijk. Er was geen regelmaat. Dirk Goossens bijvoorbeeld was een grandioze voetballer maar een labiel type. Je moest constant met hem bezig zijn om hem op het goede pad te houden en dat lukte niet altijd. Na een uitschieter dook hij het nachtleven in en dat kon dagen duren! Er is daar nogal wat gefeest. Een ding staat vast: Beerschot had fantastische supporters. Ondanks het feit dat ik er drie jaar niet aan de top heb gespeeld, heb ik het erg naar mijn zin gehad in Antwerpen. De Antwerpse derby meemaken, dat was pas een belevenis. Ik speelde de Brugse derby, de Brusselse derby en de Luikse derby, dat was peanuts in vergelijking met de derby van ’t stad, fantastisch! Bij winst was dat pure euforie, ik beleefde daar Italiaanse toestanden. In 1989 begonnen de financiële problemen en was er geen geld meer om mijn contract te verlengen.’

Geen vetpotten

Hoe ben je dan in godsnaam bij KV Kortrijk terechtgekomen?

Wellens: ‘Er was niets anders! Henk Houwaert was er trainer en die bood mij een contract van één jaar aan. De sfeer in de kleedkamer was zeer slecht. Er waren twee clans die constant ruzie maakten. Henk kon de problemen niet oplossen en vertrok naar Griekenland. Op het einde van het seizoen stond ik weer op straat. Ik was ondertussen al 37 jaar. Dan ben ik op mijn eentje blijven trainen. In augustus haalde Hugo Broos mij terug naar RWDM. Ik maakte dat seizoen toch nog 13 doelpunten. Broos vertrok en de geschiedenis herhaalde zich. Ik bleef op mijn eentje trainen en hoopte dat ik nog van straat zou geraken. Henk Houwaert, weer hij, heeft mij bij Cercle binnengehaald en maakte van mij een libero.’ (lacht)

Kortrijk, RWDM en Cercle, was dat financieel nog interessant?

Wellens: ‘Ik verdiende er mijn brood, maar dat was het dan ook, vetpotten waren het niet.’

Op je veertigste ging je nog naar Racing Mechelen in derde klasse. Was dat nog nodig?

Wellens: ‘Er was nog interesse van Eendracht Aalst en Lokeren, maar dat is niet doorgegaan. Ik ben dan in december op mijn 40e naar Racing Mechelen gegaan. Dat was de slechtste ploeg waar ik ooit heb gespeeld. We zijn dan ook gedegradeerd. Was dat nog nodig? Als je maanden zonder inkomen zit, is alles welkom. Anders moest je continu aan je spaarpotje zitten.’

Slechts zeven selecties bij de Rode Duivels, dat is niet veel!

Wellens: ‘Ik heb je al gezegd dat Raymond Goethals (bondscoach van 1968 tot 1976, nvdr) geen fan was van mij.’

Waarom ben je geen trainer geworden?

Wellens: ‘Ik heb enkele kleinere clubs getraind, maar was de bemoeienissen van onbekwame mensen kotsbeu. Dan kwamen ze je tijdens de rust zeggen wie je moest vervangen. Ze denken dat recht te hebben omdat ze een beetje geld in de club steken. Neen, het trainerschap zit niet in mijn genen.’

Hoe schat je de huidige Jupiler Pro League in?

Wellens: ‘Dat stelt niet veel meer voor. Er is een gebrek aan echte smaakmakers op onze velden, maar dat mag men natuurlijk niet zeggen. Ik mis een Tahamata, een Boskamp, een Lozano, een Rensenbrink, een Papin, …’

Tot slot: gaan de Rode Duivels het waarmaken op het WK in Rusland?

Wellens: ‘Als ze voor elkaar spelen, gaan ze het waarmaken!’

De tackle van Renquin

Je speelde vijf seizoenen bij Club Brugge, maar werd er nooit kampioen. Nochtans waren jullie er in 1986 dicht bij in de barragewedstrijden tegen Anderlecht.

Willy Wellens: ‘We speelden 1-1 in Brussel en in de terugmatch stond het 2-0 bij de rust. Ik gaf de beslissende pas aan Papin en maakte er voor de rust nog 2-0 van. Het Brugs publiek was hysterisch. Het is onze eigen schuld geweest dat we het kampioenschap niet hebben binnengehaald, want we hadden genoeg kansen in de tweede helft om het af te maken (het werd uiteindelijk 2-2, nvdr). Ik heb een tijd nodig gehad om die mokerslag te verwerken, het deed pijn!’

Was dat de grootste ontgoocheling uit je carrière?

Wellens: ‘Het kan verrassend klinken maar dat was niet zo. Voor het EK van 1980 was ik in de kern van 22 spelers die mochten afreizen naar Italië. Ik had mijn kostuum al. (lacht) Op de laatste training werd ik getackeld op mijn enkel door Michel Renquin. Het sprookje was voorbij, ik kon thuisblijven. Dat seizoen had ik reeds een spierscheur gehad en een jukbeenbreuk. Ik had hard gewerkt om terug te komen en dan dat! Toen heb ik diep gezeten. Ik zat mij thuis te verbijten toen België Europees vicekampioen werd.’

'Het was soms gênant hoe Boskamp met de trainer omging'
© BELGAIMAGE – JASPER JACOBS

Fiche Willy Wellens

Geboortedatum en -plaats

29 maart 1954, Diest

Spelerscarrière

1971-1974: Lierse SK

1974-1978: RWDM

1978-1981: Standard

1981-1986: Club Brugge

1986-1989: Beerschot

1989-1990: KV Kortrijk

1990-1991: RWDM

1991-1993: Cercle Brugge

1993-1994: Racing Mechelen

Nationale ploeg

7 caps, 0 goals

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content