Een ritzege in de Ronde van Zwitserland, een zesde plaats op Alpe d’Huez en een vierde stek in de slottijdrit van de Tour deden Thomas De Gendt beseffen dat er een ronderenner in hem schuilt. In zes kernpunten overloopt hij zijn nieuwe carrièreplan.

in hem schuilt. In zes kernpunten overloopt hij zijn nieuwe carrièreplan.

1) Ander programma

“Meer dan die vierde plaats in de tijdrit, heeft mijn etappezege in Zwitserland en mijn prestatie op Alpe d’Huez mij verrast. Dat ik een hardrijder was, wist ik – dat had ik in Parijs-Nice al bewezen – maar ik had er geen flauw benul van dat ik ook in het hooggebergte een goed figuur kon slaan. Tot voor de Ronde van Zwitserland had ik in competitie nog nooit een col van meer dan tien kilometer beklommen …

“Die zesde plek op Alpe d’Huez plaats ik wel in het juiste perspectief: ik had op de Galibier mijn eigen tempo gereden en kon me in de afdaling zonder krachtverlies laten meedrijven met de ploegmaats van Thomas Voeckler. Bovendien had ik me, in tegenstelling tot de toppers, de dagen ervoor enigszins kunnen sparen.

“Anderzijds geeft dat wel aan dat ik goed recupereer en dus aanleg heb voor het rondewerk. Pas na een aantal koersdagen raak ik echt op dreef. Al in de jeugdcategorieën was dat zo: reed ik in een weekend twee kermiskoersen, dan voelde ik me op zondag altijd beter dan op zaterdag. En ook toen al behaalde ik het merendeel van mijn zeges in lastige rittenwedstrijden.

“Meer dan ooit ben ik ervan overtuigd dat ik daarop moet focussen. Vanaf volgend seizoen dus geen kasseiklassiekers meer, hoofdzakelijk nog rondes. Eerst kijken of ik in Parijs-Nice of de Ronde van Zwitserland een goed klassement kan behalen, en dan de volgende stap: Tour, Giro of Vuelta.

“Die rittenkoersen passen sowieso meer bij mijn kwaliteiten dan de Vlaamse wedstrijden. Daar moet je voortdurend om een goede positie in het peloton knokken en dat durf ik niet ( zie ook punt 3, nvdr). Bovendien ben ik vooral een renner van de lange adem: liever vijftig kilometer vollen bak koersen, dan elke helling opvlammen en daarna weer stilvallen. Philippe Gilbert zal ik op de Muur nooit kunnen volgen, maar ik kan in een lange tijdrit of op een col wel beter dan hij een hoog tempo ontwikkelen.”

2) Gerichter trainen

“Een voordeel van mijn aangepast programma is dat ik de omschakeling van trainen op explosiviteit – voor de Vlaamse koersen – naar trainen op uithouding – voor de Tour – niet meer zal moeten maken. Ik zal dus langer en gerichter kunnen trainen op klimmen en tijdrijden.

“Ik moet wel niet van nul beginnen, want al sinds ik belofte ben, ga ik ieder jaar op hoogtestage naar de Passo dello Stelvio. Dit jaar, voor de Ronde van Zwitserland, heb ik daar nog een tweeweekse stage op de Passo Pordoi aan vastgeplakt. Samen met ploegmaat Marco Marcato werkte ik er vooral lange duurtrainingen af, zelfs twee van bijna zeven uur, goed voor meer dan tweehonderd kilometer over zes cols. Die klimbenen in de Tour vielen dus niet plots uit de lucht, hé, ik heb daar hard op getraind. Volgend seizoen wil ik nog meer hoogtestages inlassen, al van in de winter. Mijn lichaam reageert daar goed op, want telkens als ik de voorbije jaren terugkwam van zo’n stage, won ik een koers.

“Ik overweeg ook om op middellange termijn een huis in de bergen – in de buurt van de Sierra Nevada of op Tenerife – te kopen. Ik ben aan het bouwen en heb daar voorlopig het geld niet voor, maar als ik de komende jaren meer verdien, wil ik daar zeker in investeren. Hoogtestages zijn wel een goed alternatief, maar een eigen huis is toch veel persoonlijker en praktischer. Je kunt er verblijven wanneer je wilt, je laat er een fiets en een auto achter … Mijn vriendin kan me zelfs vergezellen, dan hoeft zij niet in België achter te blijven en hoef ik niet als een monnik alleen op een berg te zitten.

“De ploegleiding van Vacansoleil-DCM is bereid om mee te stappen in dit verhaal, want Hilaire Van der Schueren sprak al over de verkenningen van de bergritten van de Tour, die ik samen met Rob Ruijgh en Wout Poels ( twee Nederlandse klimtalenten, nvdr) zou kunnen afwerken. Hij overweegt zelfs om gewezen berggeiten als Steven Rooks en Michael Boogerd ( af en toe vipchauffeur bij Vacansoleil-DCM, nvdr) in te schakelen als gids. Dat juich ik zeker toe.

“Sowieso wordt het voor mij een ontdekkingsreis. Kan ik in de cols ook over meerdere dagen mijn mannetje staan? Zal ik ook versnellingen bergop aankunnen in plaats van in een constant tempo te klimmen? Op welke trainingen reageert mijn lichaam het best? Daarom wil ik me ook een wattagemeter aanschaffen. Tot nu toe train ik vooral op mijn gevoel en mijn hartslag, maar dat geeft, afhankelijk van de weersomstandigheden, soms een vertekend beeld. Een wattagemeter liegt niet: driehonderd watt is driehonderd watt. Op die manier zal ik de schema’s van mijn trainer Koen Pelgrim nog preciezer kunnen volgen.”

3) Vet inwisselen voor spieren

“Ik wil meer op mijn voeding letten. Als ik geen doel heb, eet ik te veel snoep of frieten. Maar als het moet, leg ik mezelf wel een streng dieet op. Voor de Tour heb ik zelfs drie maanden geen frieten gegeten. Als ik honger had, at ik een wortel. Het wierp zijn vruchten af, want na die hoogtestage op de Pordoi woog ik slechts 65 kilo, zeven kilo (!) minder dan in het begin van het seizoen. Te mager: ik was in een te korte periode te veel afgevallen en werd lichtjes ziek.

“Aan de Tour ben ik gestart met 67 à 68 kilo, en toen ik weer thuiskwam woog ik zelfs goed 70 kilo. Je moet in de Tour veel eten, zeiden ze, en dat heb ik ook gedaan … Al was die toename allicht een gevolg van vochtopstapeling in mijn benen, want nu weeg ik weer 68 kilo. Volgend jaar wil ik mijn vetpercentage met anderhalf procent verminderen: van 7,5 naar 6. Vet inwisselen voor spieren dus, door nog vetarmer te eten, maar wel in combinatie met proteïneshakes, zodat ik geen spieren afbreek.

“Qua gewicht streef ik naar een ondergrens van 66 kilo. Door dat gewichtsverlies over een langere periode te spreiden, moet dat lukken. Ik zal er ook een beetje mee kunnen ‘spelen’. Als blijkt dat 66 kilo, in combinatie met een verminderd vetpercentage, mijn lichaam te veel verzwakt, dan start ik in de volgende ronde met een halve kilo meer, om dan na een tijdje het ideale evenwicht te vinden.”

4) Anders koersen

“Tot nu toe heb ik mijn grootste zeges behaald door mee te gaan in een vroege ontsnapping en door niet op een inspanning te kijken. Als ik echter op een klassement wil mikken, zal ik dat achterwege moeten laten, want het kost te veel krachten die ik in andere ritten nodig heb. Ik zal iets afwachtender moeten koersen en mij meer moeten sparen voor de finale. Al wil dat niet zeggen dat ik nooit meer zal proberen om mee te gaan in een ontsnapping. Zit een goed klassement er niet meer in, dan ben ik weer weg. Nadeel van mijn goede prestaties is wel dat mijn collega’s mij minder rap van in het begin laten wegrijden.

“Ik val veel aan omdat ik niet graag in een peloton rijd. Vaak posteer ik me aan de zijkanten of achteraan. Het is vooral een kwestie van niet durven. Ik zie overal gevaar en denk – zeker na de dood van Wouter Weylandt – te veel na: als ik nu uit de bocht vlieg en ik knal tegen dat muurtje, dan … In Parijs-Nice, toen ik de leiderstrui droeg, kon ik niet anders dan vooraan mee wringen en toen heb ik met een ei in de broek rondgereden.

“Ik besef dat ik meer risico’s zal moeten nemen om me in de finales van vlakke ritten vooraan te plaatsen, zodat ik geen tijd verlies als er gevallen wordt. Ik zal het me niet meer kunnen permitteren om me, zoals in de Tour, aan de kant te zetten als het gevaarlijk wordt. Ik moet die angst overwinnen.”

5) Tijdrit perfectioneren

“Mijn belangrijkste doel voor de komende weken wordt het WK tijdrijden, als Carlo Bomans me selecteert tenminste. Daarvoor zal ik maandag op het BK minstens in de top drie moeten eindigen. Hoe dan ook wil ik blijven werken aan die discipline, want in de Tour is nogmaals gebleken hoe belangrijk een tijdrit kan zijn.

“Al van in de jeugd had ik dat onder de knie, maar de laatste twee jaar ben ik er steeds beter in geworden. Vroeger blies ik me soms al van aan de start op, maar nu kan ik veel beter indelen en kan ik een uur net onder mijn limiet fietsen. In je eentje met die pijngrens flirten, vind ik fascinerend. Veel renners haten dat, terwijl ik dat beschouw als ‘maar’ een uurtje afzien.

“In de Tour werd gezegd dat ik de tijdrit niet verkend had, maar dat is niet waar. Ik heb zelfs als een van de weinige renners in de voormiddag op het parcours rondgereden. Tot verbazing van de politieagenten, want om de kilometer hield er mij eentje tegen. ‘Geen toeristen toegelaten …’ Ik zal altijd een tijdrit verkennen, want een moeilijke bocht juist inschatten scheelt al vlug een paar seconden.

“Het klopt wel dat ik niet opgewarmd heb op de rollen. Voor een lange tijdrit doe ik dat nooit. Ik haat dat: al na vijf minuten heb ik geen zin meer en zit ik wat doelloos te trappen. Dan denk ik dat ik slechte benen heb en kom ik met stress aan de start. Ik begin liever zonder complexen. Mijn opwarming is vooral mijn verkenning.

“Tot nu toe heb ik zelden getraind op mijn tijdritfiets, vooral omdat ik te veel last heb van mijn rug en knieën als ik daar langer dan een uur op zit. Mijn positie moet aangepast worden. Als de ploeg daar een budget voor wil vrijmaken, wil ik komende winter gerust in een windtunnel testen. Ook op dat vlak kan ik dus nog progressie maken.”

6) En vooral: blijven relativeren

“Het is niet omdat ik nu een bekend renner ben, dat ik – zoals sommige collega’s – zal beginnen te zweven. Populair zijn is leuk, maar die roem is vergankelijk. Mijn familie en vriendin zijn veel belangrijker. Natuurlijk is wielrennen mijn passie en ik wil er alles aan doen om een toprenner te worden, maar als Evelyn ernstig ziek wordt, zal ik niet zeggen: ‘Dat gaat niet, ik moet koersen.’ Dan stop ik meteen om voor haar te zorgen. En als mijn zoon of dochter ooit tijdens de Tour geboren wordt, dan stap ik meteen af, zelfs al sta ik in de top tien.

“Dat relativeren heeft altijd in mij gezeten. Wat betekent een Tourrit winnen of verliezen als diezelfde dag in Noorwegen tientallen mensen doodgeschoten worden? Zó veel erger, en toch staan beide zaken even groot in de krant. Sommige mensen – ook coureurs – moeten toch eens nadenken over de prioriteiten in hun leven.

“Ik begrijp ook niet dat sommige fans renners als halfgoden aanzien. Philippe Gilbert kan toevallig rap met een fiets rijden, maar zet hem in zijnen bloten tussen honderd anderen, en dan is hij, net als ik, ook maar een doodgewone mens. Het is natuurlijk goed dat wielrennen populair is – ik profiteer daar ook van – maar je moet er niet meer van maken dan het is. Wat dragen renners bij tot de mensheid? Niets toch? Of ik nu met twintig of dertig per uur een col oprijd, niemand wordt daar beter van hoor. Ik heb veel meer respect voor ontwikkelingswerkers of dokters die kanker proberen te genezen. Dat zijn de échte helden van onze maatschappij.”

DOOR JONAS CRETEUR

“Tot voor de Ronde van Zwitserland had ik in competitie nog nooit een col van meer dan tien kilometer beklommen …”

“Ik overweeg ook om op middellange termijn een huis in de bergen te kopen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content