In 2012 droomde Jelle Vanendert dat hij en ex-ploegmaat Philippe Gilbert ooit eerste en tweede zouden worden in een klassieker. Vorig jaar kwam die wens uit in de Amstel Gold Race. Alleen de volgorde was verkeerd: 1. Gilbert, 2. Vanendert. Die wil de Limburger dit jaar omdraaien.

Zoek niet naar Jelle Vanendert (30) in de uitslag van de Brabantse Pijl, noch naar zijn naam in de top twintig van de Ronde van het Baskenland. In Leuven stond hij niet aan de start en de Spaanse rittenwedstrijd, die vorige week plaatsvond, beschouwde hij puur als voorbereiding op zijn grote doel: scoren in de Limburgse en Ardense heuvels. Dat de Lotto-Soudalrenner tot nu toe vrij onzichtbaar bleef, hoeft echter geen slecht teken te zijn. Vorig jaar kwam hij ook pas in de Amstel Gold Race voor het voetlicht met zijn tweede plaats na Philippe Gilbert. Vanendert huldigt immers al jaren het principe dat zijn team dit seizoen succesvol heeft toegepast op de Vlaamse voorjaarskern met onder meer Jürgen Roelandts,Jens Debusschere en revelatie Tiesj Benoot: niet te vroeg, te veel en te intensief koersen, maar heel gericht trainen en pieken.

“Om te kunnen winnen”, verklaart de Neerpeltenaar, “moet ik 110 procent zijn. Dan pas kan ik mijn gebrek aan een sprint enigszins compenseren, zeker in zware klassiekers als de Amstel of Luik-Bastenaken-Luik. Waarom fysiek en mentaal krachten verspillen voor een vijftiende plek in de Ronde van het Baskenland? In die korte, explosieve ritten kom ik sowieso minder tot mijn recht dan in koersen boven de 250 kilometer. Liever steek ik daar al mijn energie in.”

Leidt dat niet tot nóg meer druk?

Jelle Vanendert: “Ik zal er niet door blokkeren. Integendeel: die opgebouwde spanning vind ik zelfs leuk. Een uitdaging om net dán te pieken. Anderen gaan ten onder aan stress, maar ik kan daardoor, meer dan in andere wedstrijden, nog dieper gaan. Omdat ik weet: nú moet het gebeuren.”

Als gemoedsrust vooraf geen goed resultaat nodig?

“Neen, ik kan aan mijn training en aan andere inspanningen in een koers – terugkeren na een lekke band, een teamgenoot afzetten aan de voet van een klim – perfect aanvoelen of ik top ben. Is dat zo, dan heb ik niet de behoefte om dat per se aan de concurrentie te willen tonen. Alleen binnen de ploeg benadruk ik dat. En intussen weten ze dat ze daarop mogen vertrouwen.”

Kun jij die topconditie zo perfect timen?

“Ja. Kijk naar vorige zomer: zesde in San Sebastián, als enige uit de top tien (samen met Zdenek Stybar, nvdr) die geen Tour in de benen had. In de wedstrijden waar ik wil scoren, zal ik – zonder tegenslag – altijd meedoen voor de zege. Onder meer een kwestie van het juiste gewicht en dus heel strikt op mijn voeding te letten. Normaal weeg ik zo’n 66 kilo, op mijn piek anderhalve kilo lichter, zoals nu. Bergop een groot verschil.”

Opvallend: tegenwoordig trekt iedereen op hoogtestage, zelfs tijdens het seizoen. Dat doe jij nooit. Tussen Milaan-Sanremo en de Ronde van het Baskenland bleef je gewoon twee weken thuis. Waarom?

“Je hoeft echt niet in het hooggebergte te fietsen om te kunnen schitteren in de Amstel of Luik. Thuis voel ik me veel meer op mijn gemak en die trainingen kan ik perfect hier afwerken – in de Ardennen of met intervalblokken op de rollen. En om mijn hematocrietgehalte te doen stijgen slaap ik in een tent die een hoogte van 2300 meter simuleert. Al jaren een efficiënte aanpak, waarom dan veranderen?”

‘Van Philippe Gilbert heb ik qua voorbereiding veel geleerd’, zei je ooit. Wat juist?

“Nóg meer rusten. Voor Phils periode bij Lotto gingen we bijvoorbeeld tussen de Ardennenklassiekers naar huis, maar hij hamerde erop dat we anderhalve week met de ploeg samen op hotel moesten logeren. Geen energieverlies meer door die verplaatsingen of afleidingen tijdens de weinige uren thuis. In plaats daarvan: optimale verzorging met elke dag een massage, zo veel mogelijk op bed liggen… Krachten sparen is de boodschap. Ook tijdens de wedstrijd: bijvoorbeeld door later te remmen plaatsen te winnen in een afdaling en je bergop weer te laten uitzakken. Details die in de finale het verschil kunnen maken.”

Volgens je ploegmanager Marc Sergeant ben je, mede door Gilbert, uitgegroeid tot een kalme, gedecideerde kopman.

“Hoe hectischer de koers, hoe rustiger ik blijf. De aard van het beestje: ik maak me ook in het dagelijks leven niet rap zorgen.

“Ik heb er ook geen moeite mee om vooraf te beklemtonen welke tactiek volgens mij de beste is. Duidelijke richtlijnen die ik ook ín de wedstrijd geef. Beter direct ingrijpen als er iets misloopt dan achteraf te discussiëren als je niet meer kunt corrigeren. Verslapping duld ik niet, neen. Al mijn teamgenoten hebben een taak, die moeten ze naar best vermogen invullen. Gilbert was op dat vlak nóg strenger, maar hij is dan ook het hele jaar een echte kopman, ik alleen in enkele koersen. In alle andere werk ik zonder morren voor de ploeg.”

Punchers vs klimmers

Twee keer tweede in de Amstel, driemaal top zes in de Waalse Pijl en vier keer tussen plaats tien en achttien in Luik-Bastenaken-Luik. Welke race ligt jou het best?

“Ondanks de mindere resultaten: Luik. De lastigste van de drie, met langere beklimmingen, waar mijn grote uithouding bovendrijft. Een groot minpunt echter: de slotklim in Ans. Niet zo steil en meer een helling voor renners die op de macht kunnen exploderen. Mannen die op de steilere Saint-Nicolas (de voorlaatste helling op vijf kilometer van de finish, nvdr) meer afzien dan ik, maar kunnen aanklampen en in Ans om de zege sprinten. In tegenstelling tot op de Cauberg en de Muur van Hoei ben ik daar zelfs nog nooit helemaal kapot over de finish gebold.

“Toch heb ik meer winstkansen in Luik dan in de Amstel of de Waalse Pijl. Daar kan ik me wel in de top vijf nestelen, maar zullen er allicht altijd één of twee renners sneller zijn. Op de Cauberg pure punchers zoals Gilbert vorig jaar, op de Muur van Hoei explosieve lichtgewichtklimmers als JoaquimRodríguez, DaniMoreno, AlejandroValverde… In Luik daarentegen winnen soms ook types als Daniel Martin: goeie klimmers zonder de grote explosiviteit, die dat nadeel kunnen uitvlakken als er ook onderweg hard gekoerst wordt. Helaas was dat de voorbije jaren niet altijd het geval.”

En dan is de opdracht?

“Proberen weg te geraken voor de slotklim in Ans. De voorbije edities bleek dat moeilijk omdat ik helemaal alleen zat van de ploeg en vooral focuste op de andere toppers. Dit jaar wordt dat anders met Tony Gallopin en Tim Wellens naast mij. Met ons drieën kunnen we tactisch meer spelen: iemand die demarreert met enkele schaduwkopmannen, en twee die afstoppen – Gallopin kan zelfs speculeren op zijn sprint. Dat zal mijn winstkansen doen stijgen.”

In tegenstelling tot in Luik eindigde je al tweemaal als tweede op de Cauberg. Wat maakt die klim anders dan die in Ans?

“In Ans rijdt iedereen van beneden tot boven op het buitenblad, terwijl de meesten net voor de top van de steilere Cauberg naar hun kleine plateau moeten schakelen. Daarom ligt die helling Gilbert ook zo goed. Als enige kan hij op het buitenblad blijven rijden en na de top zelfs nog een tandje bijschakelen. Daar, op dat stuk vals plat, maakt Phil de grootste kloof: vijf, zes seconden die de rest niet meer kan dichten.”

Na de Amstel 2012, waarin jij tweede werd, en sinds het WK datzelfde jaar ligt de finish een kilometer ná de top. Een nadeel voor jou?

“Enerzijds wel, want bij tegenwind richting aankomst – en dat is heel vaak zo – is de kans groter dat er in die vlakke slotkilometer een groepje weer samenkomt en het uitdraait op een sprint. Anderzijds is er tactisch meer mogelijk, zoals vorig jaar toen ik heel bewust niet met de eersten de Cauberg op draaide. Ik rekende erop dat er op de klim niemand zou wegrijden en dat ik vanuit de schaduw zou kunnen demarreren en zo van de rivaliteit tussen de snelle jongens zou profiteren. Mijn plan klopte perfect, behalve dat er toch één iemand kon wegknallen: Gilbert. Mijn droom uit 2012 – ik die een klassieker win vóór Phil – werd bijna werkelijkheid.” (lacht)

Einde contract

Sinds de Tourrit in 2011 op Plateau de Beille heb je niets meer gewonnen. Frustrerend?

“Neen, omdat ik weet dat ik alleen moet aankomen en dat dat tegenwoordig bijzonder moeilijk is. Ik zou misschien op kleinere koersen kunnen mikken, maar ook daar zal er mij altijd wel iemand kloppen in de sprint. Dan concentreer ik me beter op de Amstel en Luik-Bastenaken-Luik. Zo’n grote zege heeft immers tien keer meer weerklank dan driemaal de GP van Wallonië winnen. De komende twee, drie jaar blijven die klassiekers dus het hoofddoel. Ik ben er ook van overtuigd dat het kan, want ik word elk jaar sterker. Mijn laatste inspanningstest, in februari, was mijn beste ooit, ik verteer de zware trainingen steeds beter… Of dat een grote overwinning zal opleveren is echter iets anders, dat hangt ook af van details in de koers.”

Zal je carrière mislukt zijn als dat niet lukt?

“Ik zal me niet kunnen verwijten dat ik er niet genoeg voor geleefd heb – dat is al veel – maar het zal wel pijn doen, ja. Of ik dan vooral zal moeten terugdenken aan de Amstel van 2012 toen Enrico Gasparotto me nipt klopte? Wellicht wel, al heb ik daar in feite geen fout gemaakt. Gasparotto was gewoon sneller. Geen klinkende naam, neen, maar toch geen sukkelaar: roze trui in de Giro, rit in Tirreno-Adriatico, Italiaans kampioen…”

Na die Amstel dacht iedereen dat je definitief gelanceerd was, maar 2013 werd een fiasco wegens een parasiet die maandenlang in je lichaam sluimerde. Je verlengde toen je contract bij Lotto met twee jaar, weliswaar aan een lager loon. Hoe moeilijk was dat, moeten inleveren?

“Niet leuk, maar wel de beste oplossing, want na een heel seizoen sukkelen wist ik niet of ik ooit weer een topniveau zou halen. Gezien de crisis in het peloton koos ik toen voor zekerheid. Bovendien kon ik die salarisvermindering voor een stuk compenseren met premies bij goeie resultaten. En die heb ik vorig seizoen behaald.”

De verbintenis van twee jaar loopt eind dit seizoen af. Verhoogt dat opnieuw de prestatiedruk?

“De situatie is nu totaal anders dan in 2013: het zelfvertrouwen dat toen weg was, is nu terug. Met die druk moet je trouwens kunnen leven als profrenner. Ik vind het zelfs enigszins leuk om einde contract te zijn. Ik moet en wil weliswaar niet weg bij Lotto-Soudal, maar ik ben wel benieuwd of ik van buitenlandse teams een voorstel zal krijgen. Misschien is er één zo interessant dat ik de stap waag, want het is nu of nooit. Al moet het dan wel een ploeg zijn waar ik in mijn wedstrijden mijn kans kan gaan. Bij Sky voor ChrisFroome en RichiePorte werken zegt me bijvoorbeeld niks. Daar is alles ook veel te strikt, terwijl ik qua training en voorbereiding liever mijn weg volg. Maar misschien zijn er andere teams die dat toelaten. We zien wel. Eerst die droom van 2012 waarmaken, in de goede volgorde deze keer!” (lacht)

DOOR JONAS CRETEUR

“Hoe hectischer de koers, hoe rustiger ik blijf. De aard van het beestje.”

“Bij Team Sky voor Froome en Porte werken zegt me niks. Daar is alles veel te strikt, terwijl ik qua training liever mijn weg volg.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content