Komend weekend ontvangt coleider KV Mechelen het new look Club Brugge. Malinwamidden-velder David Destorme hoeft alvast geen bijkomende motivatie.

Club is de ploeg waar hij als kind voor supporterde en waar hij vijf jaar geleden een week testte alvorens naar Dender te trekken.

En er is nog iets: ‘Club was vorig seizoen de enige ploeg die op Mechelen kwam winnen, dat zijn we niet vergeten.’

D avid – spreek uit als DévidDestorme (32) is een speciaal geval. Een goede voetballer, daar is iedereen het over eens, maar pas op zijn 28e komen kijken in eerste klasse. En eigenlijk pas echt erkenning gekregen sinds zijn overstap van Dender naar KV Mechelen, dik twee seizoenen geleden.

Een logische vraag is dus: waar verstopte Destorme zich dan zolang? In derde en vierde klasse, zo blijkt. En in tweede nationale van het minivoetbal. Of op een gegeven moment zelfs bij de Nederlandse amateurclub Hoek. Hij testte eens een week bij Club Brugge en als tiener verkoos hij tweede provinciale boven tweedeklasser Deinze.

“Tja, ik zat zo in elkaar”, haalt hij zijn schouders op wanneer we hem de vraag stellen. “Ik vond het leuk om bij Lovendegem of Evergem te voetballen, ik had geen ambitie om in eerste klasse te spelen. Ook financieel niet. Ik was tevreden met wat ik in vierde klasse verdiende. Bovendien had ik daarnaast nog een job. Op een gegeven moment kreeg ik dan een aanbieding om naar Nederland te gaan. Daar is die ambitie beginnen te groeien. Toen kwam Dender en heb ik besloten: ik ga voluit mijn kans in tweede klasse en ik zie wel wat daaruit volgt. Om eerlijk te zijn heb ik dat vooral te danken aan mijn vrouw en mijn schoonfamilie. Zij zagen dat ik wat in mijn mars had, maar dat ik het niet genoeg toonde. Ze stimuleerden me om die stap naar het profvoetbal te zetten. Uit mezelf zou ik dat wellicht niet gedaan hebben, ik ben niet de man van de grote veranderingen. Nu goed, na Dender is de rest van het verhaal bekend.”

Fast forward naar nu. KV Mechelen. Waar hij samen met Julien Gorius voor de doelpunten en assists moet zorgen. Destorme groeide er in twee seizoenen haast geruisloos uit tot een publiekslieveling. Al mocht hij er vlak voor het afsluiten van de transferdeadline nog twee concurrenten in het offensieve compartiment verwelkomen. De Portugese belofte-international Sérgio Oliveira (1 jaar geleend van FC Porto) en de twintigjarige Roemeense spits Denis Alibec (1 jaar geleend van Inter Milaan).

Heb je die namen snel eens gegoogled toen je hun komst vernam?

“Toch wel. Op Wikipedia even checken wie die gasten zijn. Of je zoekt eens een filmpje op YouTube. Maar ik maak me geen zorgen. Mijn contract loopt tot 2013 en daarna zien we wel. Veel zal afhangen van hoe dit seizoen verloopt, zeker? Sowieso ben ik iemand die van week tot week leeft.”

KV Mechelen kende een sterke competitiestart met 10 op 15, maar als we het nuchter bekijken is dat niet meer dan logisch: verlies tegen Anderlecht, gelijk tegen Genk en winst tegen STVV, Lierse en nieuwkomer OHL.

“Dat klopt. Voor deze eerste reeks van vijf wedstrijden hadden we 9 op 15 vooropgesteld. Missie geslaagd dus. Wij werken steeds in blokken van vijf wedstrijden. Dat is een systeem dat de trainer vorig seizoen al geïnstalleerd heeft. Met de hele ploeg plus de technische staf zitten we samen en stellen we per vijf wedstrijden enkele doelstellingen voorop. Niet enkel punten, dat kan ook gaan over de manier waarop onze goals tot stand komen of waarop we goals krijgen. Bijvoorbeeld: op vijf wedstrijden moeten we drie keer scoren uit een stilstaande fase.

“We hanteren dit systeem sinds vorig seizoen en ik moet zeggen dat het nog niet veel gebeurd is dat we onze doelstellingen niet haalden. Het positieve daaraan is ook dat je na vijf wedstrijden telkens met een propere lei kunt herbeginnen. Ik vind het alvast een zeer goed systeem.”

Komend weekend ontvangen jullie het new look Club Brugge, een goeie waardemeter?

“Vorig seizoen was Club de enige ploeg die ons in eigen huis verslagen heeft. Dat vergeet je niet. Bovendien spelen we thuis, dan moet je die drie punten ambiëren.”

Leren verdedigen

Je speelt nu weer als offensieve middenvelder, je natuurlijke positie, maar vorig jaar stond je vaak als diepe spits opgesteld.

“Dat vond ik geen gemakkelijke positie, omdat je vooral met je rug naar het doel speelt. Als echte diepe spits heb ik toch wel wat meer gewicht en lengte nodig, heb ik ondervonden. Ik moest ballen opvangen, kaatsen en verdedigend hard werken. Je moet de verdediger van de tegenstander in een bepaalde richting duwen zodat je als ploeg druk kunt zetten.”

Tiens, dat was nochtans de kritiek die Peter Maes in jouw eerste jaar Mechelen uitte: hij vond dat je grootste werkpunt de defensieve omschakeling was. Je maakte te veel onnodige meters, waardoor je ook nog eens de positionering van het elftal ontregelde.

“Daar kan ik hem gelijk in geven. Defensieve omschakeling is een werkpunt, nog altijd. Soms loopt een man in mijn rug weg en vergeet ik hem in de gaten te houden.”

Hoe komt dat? Heeft niemand jou daar vroeger op gewezen?

“Eigenlijk niet. Verdedigen moest ik amper doen. Enkel een beetje positioneel. Maar met het spel dat we met Mechelen trachten te spelen, moet je echt verdedigend meedenken. Dat kost als offensieve speler veel krachten. Misschien is dat een reden waarom we aanvallend soms net iets te kort komen. Maar goed, we hebben er de ploeg voor en we halen er resultaten mee.”

“Ik weet bijvoorbeeld dat Julien graag en gemakkelijk naar binnen komt, dus moet ik zorgen dat daar ruimte vrij blijft voor hem. Voorts krijgen we veel vrijheid. De enige voorwaarde is dat we bij balverlies meteen in positie staan.”

Door de grote flexibilteit en de beweging op het middenveld merk je dat de tegenstanders vaak niet weten hoe ze daarop moeten reageren.

“Tegenstanders twijfelen vaak tussen doordekken of achteruit lopen en daar proberen we van te profiteren. We trachten dit seizoen wel een ander soort voetbal te brengen, zeker thuis. Meer balbezit, meer dominantie. Vorig seizoen was het toch eerder vanuit powerplay. Op dat gebied zijn Peter Maes en Marc Brys gelijk: ze vragen veel druk vooruit.”

KV Mechelen greep de voorbije twee seizoenen nipt naast play-off 1. Botst het tegen zijn plafond, denk je?

“We hebben een van de laagste budgetten in eerste klasse, je kunt dus niet verwachten dat we meedingen naar de titel. Maar het zou leuk zijn om met deze club eens Europees te spelen. Al denk ik wel dat Mechelen nu in de eerste plaats nog bezig is met een stabiele club te worden. Anderzijds, als we dit seizoen wéér nipt naast PO1 grijpen, moeten we durven concluderen dat we daarvoor dat tikkeltje extra ontbreken.”

Slaapsmurf

Je bent een rustige, kalme jongen. Ligt Brys jou meer dan Maes?

“Het eerste seizoen hier, onder Maes, was zeker niet het gemakkelijkste. Je mocht op training geen enkel moment de concentratie verliezen. Daar had ik het soms moeilijk mee. Ik heb daar dat seizoen met hem geregeld over gesproken. Ik wist wel dat hij dat roepen met goede bedoelingen deed – hij deed het bij iedereen, op een correcte manier dus – maar ik voelde me soms een jong gastje dat uitgekafferd werd. Ik trok me zijn opmerkingen ook te veel aan. Ik was nieuw en wilde me absoluut bewijzen. Als er dan iets mislukte, kreeg ik meteen op mijn kop en ebde het zelfvertrouwen weg. Anderzijds: hij bleef me wel opstellen en ik heb dat seizoen zowat alles gespeeld. Hij was ook nooit echt grof tegen mij.”

Je staat hier bekend als een soort slaapsmurf. Iemand die vaak loopt te dromen en allerlei onhandigheden uithaalt.

“Ja, ik kan soms afwezig zijn … Concentratie en focus zijn een werkpunt voor mij. Kleine dingen kunnen mij ook weleens uit mijn evenwicht brengen. Ikzelf ben me daar eigenlijk niet zo van bewust, maar anderen wijzen mij daar constant op, dus zal het wel zo zijn, zeker?” ( grijnst)

Olivier Renard vertelde: als er iets valt of er gebeurt iets, dan kun je er donder op zeggen dat David erbij betrokken is.

( lacht) “Ik kan hem geen ongelijk geven. Een mes laten vallen of tegen iets aanlopen … zulke dingen gebeuren bij mij geregeld. Ik ben altijd zo geweest. Ik heb het er op training soms moeilijk mee om mijn aandacht erbij te houden. Of als er iets gebeurt op training blijft dat door mijn hoofd spoken. Als ik bijvoorbeeld een pijntje voel opkomen, steek ik dat te veel in mijn hoofd. Ik blijf daar dan over doordrammen, terwijl ik beter die knop zou omdraaien en voluit voor de wedstrijd gaan. Tja … ik denk niet dat ik op mijn leeftijd nog veel zal veranderen.”

Testen bij Club Brugge

Je bent opgeleid bij Lokeren, waar je naar verluidt een van de betere talenten was. Net als later in vierde en derde klasse bij Lovendegem en Evergem. Waar liep de volgende stap dan mis?

“Bij Lokeren ben ik weggegaan na onenigheid met een trainer. Ik ben toen teruggekeerd naar Lovendegem, waar ik vandaan kwam en veel vrienden had. Ambitie om hoger te spelen had ik niet. Ik zat zo niet in elkaar.”

Uiteindelijk verzeilde je bij HSV Hoek, een amateurclub in het Nederlandse Zeeland, dicht tegen de Belgische grens. Hoe kwam je daar terecht?

“We hadden met Evergem de eindronde in vierde klasse gewonnen. Onze spits kreeg een aanbod van de toenmalige sportief manager van Hoek, Patrick Naudts, een ex-speler van Lokeren. Omdat ik met die spits een sterke tandem vormde, stelde Hoek mij voor om met hem mee te komen. Wij konden samen naar Terneuzen rijden, dat was amper een half uurtje van Lovendegem, dus zoveel maakte dat niet uit. Ik heb daar twee jaar gespeeld. Heel plezante tijd. We moesten alleen maar aan aanvallen denken. Die Nederlanders blijven maar naar voren lopen, ongeacht de stand. Ik ben dat eerste jaar clubtopschutter geworden met negentien goals.”

In die periode heb je blijkbaar ook getest bij Club Brugge?

“Ja, in mijn tweede jaar daar. Naudts kende Sollied goed, die toen trainer was bij Club, en had me aanbevolen. Maar ze zaten in volle titelstrijd, dus hebben ze mij er een volledige week laten meetrainen met de beloften onder Cedomir Janevski. Tom De Sutter zat er ook in de kern.

“Een leuke en boeiende ervaring, alleen jammer dat ik niet met de eerste ploeg kon trainen. Uiteindelijk hebben zij – onder meer Marc Degryse – laten weten dat ze me een goede voetballer vonden, maar dat er te veel concurrentie was op mijn positie. Ze vertelden me dat ik zeker de kwaliteiten had voor eerste klasse, maar eerder bij een middenmoter dan bij een topclub.

“Club Brugge was de club van mijn jeugd, ik ging altijd met mijn broers kijken. Ik heb dus echt genoten van die week proef. In feite heb ik daar de smaak te pakken gekregen om in eerste klasse te spelen. Ik heb dan mijn werk stopgezet en voor Dender in tweede klasse gekozen, dat mij echt wilde en veel ambitie toonde.”

Voor je in eerste klasse doorbrak, had je in feite vooral naam gemaakt als minivoetballer.

“Ik speelde lange tijd bij ZWR Evergem, in tweede en derde nationale. Maar toen ik naar Hoek ging ben ik daarmee gestopt, het hield te veel risico’s in. Als profvoetballer draag je toch een bepaalde verantwoordelijkheid. Maar nu nog zie je restanten van dat minivoetbal in mijn spel: sleepbewegingen, zolenwerk en eentijdsvoetbal.”

Wat deed je destijds eigenlijk als werk?

“Ik heb nog in een drukkerij gewerkt – ploegenarbeid en nachtwerk – en ook als vuller van automaten. Ik weet dus wat het is, het ‘gewone’ leven. Als voetballer kun je wel eens klagen na een zware training, maar het blijft een tof bestaan. Ik ben wel blij dat ik die werkervaringen meegemaakt heb. Bij Dender ben ik dan nog even opnieuw gaan studeren – regentaat LO – maar die combinatie bleek niet echt haalbaar.”

Door een dal

Je hebt nog iets anders overgehouden aan je avontuur bij Hoek: een Nederlandse echtgenote.

“Ja. Haar vader was de voorzitter van de club.”

Goed gezien.

“Dat zegt iedereen mij altijd … ( glimlacht) We hebben sinds twee jaar een zoontje, Beau, en we wonen in Terneuzen. Het leven daar bevalt me heel erg. Ik heb er geen enkel probleem mee om elke dag die 85 kilometer op en af te rijden. Op een klein uurtje ben ik thuis.”

Oorspronkelijk ben je van Lovendegem, waar je moeder de kantine openhield van de plaatselijke voetbalclub.

“Wij woonden op twee minuten van de club, ik was dan ook bijna constant daar te vinden. Ik heb er mijn eerste voetbalstappen gezet en later ben ik er via mijn oudste broer Jurgen in tweede provinciale gaan spelen. Nadien wilde Deinze me overnemen, maar ik bleef liever bij de vrienden in Lovendegem voetballen.

“Door de ziekte van mijn andere broer – Serge, de middelste, hij was zes jaar ouder dan ik – zat ik ook in een moeilijke periode. Ik wilde mij gewoon amuseren en met de vrienden iets drinken na de match. Maar goed, ik weet niet of mijn keuzes anders geweest zouden zijn zonder zijn ziekte.”

In 1999 verloor je broer het gevecht tegen kanker.

“Ik leerde inzien dat het leven soms snel gedaan kan zijn, dus ik wilde ervan genieten. Ik wilde daar in die tijd ook totaal niet over praten, ik schoof het van mij af. Maar dat bleek niet de goede manier, er was geen verwerkingsproces, ik kropte alles op. Nadien krijg je dat natuurlijk dubbel en dik terug. Ik voelde me echt niet goed. Ik ging vaak op stap, kwam laat thuis … het kon me echt niet schelen. En dan kun je ook niet op hoog niveau voetballen natuurlijk. Op een bepaald moment zie je in dat het niet de goede manier is om ermee om te gaan.”

Zeiden je ouders niets op je stapgedrag?

“Neen, die zaten zelf in de put. Er werd ook nauwelijks over dat verlies gepraat. Het was lastige materie. Mijn oudste broer was het huis al uit. Jurgen is negen jaar ouder, dus echt veel trokken wij in onze jeugd niet met elkaar op. Maar door de dood van Serge zijn we heel erg naar elkaar toe gegroeid. Nu zit hij hier elke thuismatch op de tribune.”

Hebben jullie het verlies van je broer ondertussen een plaats gegeven?

“Ja. Het is helemaal geen te mijden onderwerp meer. Het heeft een plekje. Je kunt in een hoekje kruipen – ik begrijp zelfs dat veel mensen dat doen – maar op een bepaald moment moet je de knop kunnen omdraaien, anders kom je niet verder. Je moet je leven weer oppakken. Met het hele gezin hebben we dat gedaan, al vind ik dat mijn ouders het er nog altijd moeilijk mee hebben.”

Maar je draagt geen symbool om hem te eren, een tattoo of iets dergelijks?

“Neen. Ik heb zeer weinig aandenkens. Bij mij thuis staat er gewoon een mooie foto van hem. Bij mijn ouders staan er meer zaken die aan hem herinneren. Als ik daar ben, spreken we er wel nog vaak over. Zeker in deze periode: 28 augustus was zijn verjaardag. Dat zijn moeilijker dagen.”

Ben je sindsdien gevoeliger voor andermans leed?

“Ik denk het wel. Ik begrijp verdriet beter. Een goede vriend van me had ook teelbalkanker, net als mijn broer en Lance Armstrong, hij is er wél van genezen. Ik heb hem toen toch wel bijgestaan, omdat ik het allemaal al eens beleefd had. Tja, tegen het leven kun je weinig beginnen.”

DOOR MATTHIAS STOCKMANS – BEELDEN: JELLE VERMEERSCH

“Bij Club Brugge vertelden ze mij dat ik wel kwaliteiten voor eerste klasse had, maar eerder bij een middenmoter.”

“Je ziet nog restanten van het minivoetbal in mijn spel: sleepbewegingen, zolenwerk en eentijdsvoetbal.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content