In de aanloop naar het EK gaan we op zoek naar de veldjes waar de Rode Duivels voor het eerst tegen een bal trapten. Deze week: Divock Origi en zijn debuut bij de Limburgse vierdeprovincialer KFC De Zwaluw Wiemismeer.

Zijn eerste veldje had ook in Kenia kunnen liggen, van waar zijn ouders afkomstig zijn. Maar het was in het West-Vlaamse Oostende dat Divock Origi (20) ter wereld kwam, waar zijn vader – Mike Origi – in die tijd voetbalde. En de onderburen van het appartement waar de Origi’s toen woonden, kunnen getuigen dat het wel degelijk daar is dat hij voor het eerst en meteen veelvuldig tegen een bal schopte. De kleine Origi is twee jaar wanneer de familie naar Harelbeke verhuist en hij aldaar in de tuin een ruit intrapt. Maar het is in Limburg dat hij voor het eerst aan de aftrap van een wedstrijd zal komen. Mike zit dan intussen bij KRC Genk en Tony Greco vond voor zijn gezin een geschikt huurhuis langs de Kempenseweg in Wiemismeer, een gehucht van Zutendaal. Divock is bij zijn debuut voor KFC De Zwaluw amper vier jaar, maar hij schiet de ballen niettemin al direct langs alle kanten binnen.

DRIBBELEN

Twee goed bespeelbare velden met een ruime kantine ertussen: de Limburgse vierdeprovincialer KFC De Zwaluw Wiemismeer heeft zo te zien niks te kort. En Mike bracht Guy Beliën mee om er over de in de bossen gelegen eerste club van zijn zoon te praten. Ook dat was goed.

GUY BELIËN: ‘Ik woonde niet ver van hen en hielp hen zelfs te verhuizen. We zijn altijd contact blijven houden. In die tijd was ik medewerker van KRC Genk, waar Mike toen speelde en waar Divock later ook zou spelen.’

MIKE ORIGI: ‘Dat Divock hier is begonnen met voetballen, was eigenlijk puur om praktische redenen. Ons huis, de club en de school, dat lag allemaal binnen de vijfhonderd meter. Als ik niet thuis was, omdat ik zelf moest trainen of spelen, kon mijn vrouw hem te voet naar de club – en naar de school – brengen. Dat was ook absoluut nodig, want als kind was Divock heel beweeglijk. Hij kon niet stilzitten.’

GUY: ‘Als hij een bal had, was het goed. Het maakte niet uit waar hij kon voetballen, hier of in de living, áls hij maar kon voetballen.’

MIKE: ‘Binnen mocht hij alleen met een zachte plastic bal spelen, en alleen als het buiten te koud was of regende. Maar het is waar: hij wou gewoon altijd voetballen. De bal was zijn beste speelgoed. Ook op school voetbalde hij trouwens.’

GUY: ‘Daar is ook veel ruimte. In die tijd stonden er zelfs twee doelen op het grasveld. Hier stak Divock er van in het begin boven uit. Wat opviel, was: hij wou altijd winnen en knalde er niet zomaar op los.’

MIKE: ‘Wat hij ook wel had, was: hij nam de bal en wou altijd maar dribbelen en scoren, terwijl andere jongens stonden te kijken. Dat was niet goed. Hij moest nog leren samen te spelen.’

GUY: ‘Dan was dat zijn enige nadeel, dat hij misschien veel zelf deed. Maar misschien was dat omdat het te gemakkelijk ging, want hij was groter en beter dan de anderen. En waarschijnlijk dacht hij ook: als ik die bal aan iemand anders geef, zijn we hem snel kwijt.’

MIKE: ‘Als kind besef je niet dat je moet passen en als ploeg moet spelen.’

Zo is dat. Wat hij op die leeftijd deed, was heel natuurlijk. Dit seizoen spelen de U6 in ons land zelfs geen vijf tegen vijf meer, omdat ze daar nog niet rijp voor zijn. In de plaats daarvan wordt er twee tegen twee gespeeld. Het zogenaamde dribbelvoetbal.’

GUY: ‘Sommige kinderen op die leeftijd willen wel voetballen, maar kijken vooral wat er gebeurt. Maar bij Divock was het meteen: daar staat het doel, daar moet ik naartoe en daar moet ik de bal in die netten krijgen.’

MIKE: ‘Maar in zijn eerste match nam hij de bal en scoorde hij in het verkeerde doel, namelijk in eigen doel. Hij was zó blij, tot de coach zei: ‘Neen, Divock, je moet aan de andere kant scoren!’ Sindsdien vond hij de juiste weg. (lacht)

‘Je zag meteen dat hij kon voetballen, maar op die leeftijd is voetbal speeltijd en zo beleefde hij het ook. Na de match begon hij weer te voetballen, terwijl wij in de kantine op hem zaten te wachten.’

GUY: ‘En wanneer hij thuis kwam, was de kans groot dat hij ook daar begon te voetballen.’

MIKE: ‘Het was nooit genoeg voor hem.’

GUY: ‘Divock had van klein af die voetbalmicrobe in zich en was een crème van een manneke. Als je iets tegen hem zei, nam hij dat aan én hij onthield het. Later maakte ik hem bij de U12 van Genk mee en hij was echt een hele goeie jongen om mee te werken. Nooit heb ik hem ruzie met iemand weten maken. En als hij iets zei tegen ploegmaats of tegen de trainer was het altijd zinvol. In wedstrijden waarin het minder liep, moest je maar één keer ‘komaan jongen’ roepen en hij ging er weer voor. Divock was niet iemand die zijn hoofd liet hangen. Dat vind je nu ook nog allemaal bij hem terug. Of hij nu bij Lille of Liverpool speelt: hij zal nooit hoog van de toren blazen en hij zal altijd hard blijven werken, zelfs al zet de coach hem op de bank.’

GROEIEN

Wil je een topper worden? Beginnen bij de Zwaluw is de boodschap!

Het is een bericht van 20 juni 2014 boven een foto van Divock Origi op de Facebookpagina van KFC De Zwaluw. Het is een boutade voor: je hoeft niet bij een topclub te beginnen voetballen om het ooit tot Rode Duivel te kunnen schoppen. Voor een kind zijn er nog andere parameters.

GUY: ‘Daar zijn bewijzen genoeg van, dat je niet noodzakelijk bij de elite moet starten om profvoetballer te worden.’

MIKE: ‘Hier is er geen druk.’

GUY: ‘Het is hier heel gemoedelijk. Dit is momenteel zelfs de enige club die haar spelers van de eerste ploeg niet betaalt.’

MIKE: ‘Als je als kind meteen naar Genk gaat, weet je: presteer ik niet, dan ben ik hier volgend seizoen niet meer welkom. Zeker op die leeftijd is weggestuurd worden pijnlijk. Elk jaar is er die druk om te presteren om te mogen blijven.’

GUY: ‘Elitejeugdvoetbal is zoals op school: twee keer per jaar is er een evaluatie.’

MIKE: ‘Bij Genk zag ik ooit een jongetje wenend buitenkomen. Misschien groeit zo’n trauma er nog wel uit. Maar misschien ook niet en blijf je die ervaring mentaal meedragen, geraak je nooit meer hogerop, gaat het bergaf en stop je met voetballen.

‘Voor mij maakt het niet uit waar je begint, als de mensen er maar weten wat voetbal is. Maar soms zijn het ook de ouders die druk zetten op kinderen.’

GUY: ‘Bij Divock was dat zeker niet het geval.’

MIKE: ‘Er zijn ook ouders voor wie het altijd de fout van anderen is en dat is ook niet goed. Ik ging meestal alleen staan om naar de matchen te kijken. Want als je andere ouders dingen hoort zeggen, zou je je misschien kwaad maken. Terwijl dat niet nodig is, want het is maar voetbal. Een spel. Maar sowieso hoor je ouders roepen en ruzie maken. Ik sprak na de match met Divock, niet tijdens de match.’

GUY: ‘De vraag is nooit geweest: zal Divock ooit elitejeugdvoetbal spelen? De vraag was: hoelang zal het duren voor hij elitejeugdvoetbal speelt? Toen zij na een paar jaar naar Houthalen verhuisden, vond Mike het beste voor Divock dat hij daar nog wat bleef.’

MIKE: ‘Iedereen praat hier alleen maar over Genk en veel jongens zijn vroeger dan Divock naar Genk gegaan. Maar ik had het er een beetje moeilijk mee dat hij daar soms al naar de andere kant van het land zou moeten reizen om matchen te spelen. Ik vond ook: Genk is de top en als je daarnaartoe gaat, is het om er te blijven en niet om na enkele seizoenen weer te moeten zakken naar een kleinere club. Ik wou dat Divock rijp genoeg was om te beseffen dat hij hard zou moeten werken om iets van zijn hobby te kunnen maken.’

GUY: ‘Op een bepaald moment is Genk een paar keer komen polsen, maar Mike hield dat aanvankelijk tegen.’

MIKE: ‘Divock was ontgoocheld. Maar ik vond het te vroeg en wou hem het signaal geven: Genk is een grote club en om er te kunnen blijven moet je er klaar voor zijn. Ik dacht dat hij toen mentaal nog niet klaar was om daar die discipline van vier trainingen en een wedstrijd per week te volgen. Als je dat wilt combineren met school is dat niet gemakkelijk.’

GUY: ‘Maar op een bepaald moment was hij zo goed dat je zegt: nu kun je die stap zetten. Ik denk dat Mike voor Divock de ideale begeleider is geweest. Hij is altijd rustig gebleven. Als hij goed speelde, mocht dat gezegd worden. Maar hij zei ook: dat, dat en dat kan nog beter. En: hij moet nog veel leren.’

MIKE: ‘In voetbal weet je het nooit zeker. Van vrienden met wie ik samen voetbalde, zijn er weinig zonen die op hoger niveau speelden. Bij sommigen lag dat aan het karakter. Anderen volgden een andere weg. Er zijn er ook die verhuisden naar een wijk waar er geen plaats was om te voetballen. En er zijn ook ouders die willen dat de focus alleen op de studies ligt. Ik zei altijd tegen Divock: als je wilt voetballen, moet je er honderd procent voor gaan. Elke training. Maar ook als je iets anders wilt doen, moet je er honderd procent voor gaan. Het is zeker ook goed geweest dat ze bij Genk heel strikt waren wat discipline betreft.’

GUY: ‘Ik heb Divock nooit weten uitgaan. Hij was volledig gefocust op zijn voetbal.’

MIKE: ‘De meeste van zijn vrienden voetbalden ook. Ook dat is belangrijk geweest. Anders ben je misschien geneigd om met vrienden andere dingen te doen en dat kan ervoor zorgen dat je niet slaagt.’

VECHTEN

In de tuin van het huis langs de Kempenseweg waar de Origi’s destijds in Wiemismeer woonden, staat er een doeltje. Maar het is niet het doeltje waarin Divock toen zo vaak scoorde.

MIKE: ‘Neen, want toen we naar Houthalen verhuisden, namen we dat doel mee. Want een tuin zonder doel, dat gaat niet voor Divock. We voetbalden ook heel veel samen in de tuin. Dan probeerde ik zogezegd de bal van hem af te pakken, maar ik liet hem meestal scoren en winnen. Dat was goed voor hem. Maar soms duwde ik hem, werd hij boos en begon hij te wenen. Hij moest ook weten dat voetbal niet altijd makkelijk is en dat hij soms ook een beetje moet vechten voor de bal.’ (lacht)

GUY: ‘Die winnaarsmentaliteit zit er nog altijd in.’

En: hij dribbelt ook nog altijd even graag. Na het WK in Brazilië wou hij bij Lille in de Ligue 1 precies iedereen voorbijlopen. Maar zo werkt het nog altijd niet.

MIKE: ‘Dat zie je nu inderdaad ook nog. Hij dribbelt nog altijd graag, maar waar het om gaat in voetbal is: de juiste beslissing nemen. En dat is niet altijd een man uitschakelen, maar soms ook een pass geven. En: hoe hoger je gaat, hoe harder je moet werken om je op dat niveau te stabiliseren. Je bent jong, je groeit en op een bepaald moment behaal je succes en denk je: ik ben er. Op het WK kende niemand hem en ging het gemakkelijk. Dan keer je terug, kijkt iedereen naar jou, is de druk anders en weten de tegenstanders: geven we hem ruimte, dan wandelt hij erdoorheen. Dan ervaar je: ik moet terug naar de basis, hard werken, mijn wedstrijden analyseren enzoverder. Dat zijn de lessen die je leert.’

GUY: ‘Een van zijn grote pluspunten is: hij wil het graag leren.’

MIKE: ‘En: hij leert snel.’

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S KOEN BAUTERS

‘In wedstrijden waarin het minder liep, moest je maar één keer ‘komaan jongen’ roepen en hij ging er weer voor.’ – GUY BELIËN

‘We voetbalden veel samen in de tuin. Meestal liet ik hem scoren en winnen. Dat was goed voor hem.’ – MIKE ORIGI

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content