‘Ik ken nu de betekenis van het woord werken.’ Alan Haydock, de aanvoerder van FC Brussels, probeert positief te blijven bij de dubbele tegenslag die hem trof in 2006.

Ook dat nog ! Dit blad belt Alan Haydock voor een interview en hij antwoordt : “Een afspraak ? Geen probleem. Maar ik moet er even mijn agenda bijhalen, want mijn zoontje wordt geopereerd.”

Wordt Alan Haydock dan door louter onheil bezocht ? Houdt de tegenslag dan nooit op ?

Met de operatie van het vierjarige zoontje Owen blijkt het achteraf mee te vallen. Haydock senior : “Hij had strabisme, een zogezegd lui oog. Het ontwaken uit de verdoving was een beetje pijnlijk, maar het ergste leed is intussen geleden. De ingreep is goed verlopen. Het gaat goed met hem, Owen is een stevige jongen. Net als zijn vader.”

Op de mentale stevigheid van Alan Haydock werd de laatste tijd appel gedaan. De aanvoerder van FC Brussels werd herhaaldelijk door pech bezocht. Eenzelfde blessure, aan dezelfde knie : het is een rariteit, zelfs in het voetbal. Zuchtend : “Ik trappelde van ongeduld om weer te kunnen voetballen. Eerst nog met de invallers welteverstaan, maar toch. Ik trainde al drie weken, ik kon tackelen zonder problemen en ik had zelfs de week voordien al gespeeld, indien ze de match tegen de invallers van Roeselare niet hadden uitgesteld. Het was de week dat er in de eerste klasse een stop was vanwege een wedstrijd van de Rode Duivels. Uitgesteld was niet verloren, mijn grote terugkeer volgde een week nadien, op het semisynthetische veld van Lokeren. Sommigen hechten daar geen geloof aan, maar ik ben ervan overtuigd dat net dat semisynthetische veld me parten heeft gespeeld. Ik kreeg krampen en ik heb zo geforceerd dat mijn knie opnieuw blokkeerde. Gewoonlijk scheurt een speler de kruisbanden van zijn twee knieën met een interval van tien jaar. Ik ben erin geslaagd om dezelfde kruisbanden van dezelfde knie te scheuren in een tijdspanne van zes maanden. Dat is zelden vertoond.”

Tranen met tuiten

De eerste keer dateerde van 30 april. “In een match tegen Lierse, na amper tien minuten, als gevolg van een contact met Dragan Mrdja“, herinnert Alan Haydock zich. “Ik voelde toen meer pijn dan nu. Deze keer was de pijn draaglijker. Helaas betekent dat niet dat ik vlugger uit blessure zal kunnen terugkeren. Er valt een hersteltermijn te respecteren en die termijn bedraagt zes maanden. Wat zoveel tijd vraagt, is de transplantatie van weefsel. Het tart iedere verbeelding. In de laatste twee officiële wedstrijden die ik heb gespeeld, heb ik telkens mijn kruisbanden gescheurd. Ik zag het ongeloof in de blik van mijn chirurg en mijn kinesist, Lieven Maesschalck. Ik kon in hun ogen lezen : dat is niet mogelijk, zoiets gebeurt nooit ! Ik had de reflex om meteen naar Maesschalck te bellen, toen ik op het Daknamstadion door mijn knie ben gezakt. Hij is in zijn wagen gesprongen om naar me toe te rijden. Ik heb ook mijn beste vriend gebeld : Thierry Dailly, een ex-speler van Tubeke en van Union Sint-Gillis. Die kwam net terug van een zakenreis naar Spanje en was pas in Zaventem geland. Mijn vrouw durfde ik eerst niet te bellen. Pas op de terugweg heb ik al mijn moed verzameld om haar in te lichten. Ze is in tranen uitgebroken.”

’s Anderendaags zond de televisie beelden uit van Alan Haydock die wenend de aftrap gaf van de wedstrijd van FC Brussels. Zijn tranen hebben veel mensen ontroerd. “Op het ogenblik van het ongeval werd ik geen bijzondere gevoelens gewaar”, getuigt de kapitein van FC Brussels. “Maar in het Edmond Machtenstadion kraakte ik. Alles wat er op mijn hart lag, is eruit gestroomd en ik weende tranen met tuiten.”

“Het ergste,” vindt hij, “is om elke morgen de wagen te nemen en naar Antwerpen te rijden. De eerste keer was het in de zomer. Deze keer overkomt het me in de winter en dat zal allicht nóg minder leuk zijn. Maar zodra je ter plaatse bent, beland je in een buitengewone sfeer en vergeet je je ellende. Je ontmoet er andere sportlui, die misschien niet dezelfde blessure als jij hebben, maar zich toch door een soortgelijke periode van revalidatie moeten worstelen. Zo heb ik Khalilou Fadiga, Emile Mpenza, Joos Valgaeren en anderen ontmoet. Je werkt drie à vier uur keihard en ononderbroken. Ik ken nu de betekenis van het woord werken. Als je gewoon voetbalt, geef je je daar geen rekenschap van. Je traint anderhalf uur en daarna keer je terug naar huis.”

Aan sympathiebetuigingen ontbrak het Alan Haydock niet. “Ik kan ze niet allemaal beantwoorden, want het zijn er te veel. Ze hebben me veel deugd gedaan, het heeft me toegelaten om er de moed in te houden. In zulke momenten besef je dat de mensen je waarderen en dat is hartverwarmend. Ook de club steunt me enorm. Ik ben bij FC Brussels een beetje kind aan huis. Zelfs na mijn eerste operatie was ik altijd en overal aanwezig, ook al was ik daartoe niet verplicht. Ik reed met mijn auto naar iedere oefenmatch – in België, Nederland of waar dan ook. Ik passeer nu ook dagelijks langs het stadion, alleen al voor het plezier om er de mensen te ontmoeten die er werken. Als ik dat niet doe, word ik een gemis gewaar. Dat menselijk contact, ik heb dat nodig. Ik krijg er veel voor terug. Hoewel ik zes maanden niet heb gespeeld, behoorde ik tot de 25 genomineerden voor de titel Brusselaar van het Jaar. Ik heb zin om die mensen op mijn beurt een plezier te doen.”

DANIEL DEVOS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content