Morgen speelt Charleroi voor weer eens een vol huis tegen Club Brugge. Play-off 1 is voor de Zebra’s één groot feest. Slaat de vonk straks over naar stad en streek?

Een uur voor de aftrap is het al stilstaand verkeer op de afrit naar het stadscentrum aan de ring rond Charleroi. Dat is even schrikken. De afgelopen jaren reed je zo de ring af en de ondergrondse parking naast het stadion binnen. Op de Place Charles II, tijdens het EK 2000 het epicentrum waar alle buitenlandse cameraploegen verzamelden in de hoop beelden te kunnen schieten van rellen voor of na Engeland-Duitsland, staat een familie in Afrikaanse klederdracht verbaasd omhoog te kijken naar de helikopters die boven de stad cirkelen. Er heerst in en rond de stad een drukte waar men hier de afgelopen jaren niet meer aan gewend is.

In play-off 1 tegen Standard voetbalde Charleroi voor het eerst in een uitverkocht huis sinds het stadion gerenoveerd werd. Voorheen bedroeg de capaciteit 25.000 plaatsen, waardoor Mambour zelfs bij topwedstrijden maar een half gevulde indruk liet. De vorige keer toen het bordje ‘sold out’ opgehangen werd, dateert van 2008, toen 23.283 kijkers Standard in Charleroi kampioen zagen worden. Voor het eerste duel in play-off 1 tegen AA Gent daagden ‘slechts’ 10.100 toeschouwers op, maar de volgende vijf thuiswedstrijden, inclusief die van morgen, speelden de Zebra’s voor een vol huis.

Wat een contrast was dat met de eerste thuiswedstrijden van het seizoen. Op 2 augustus daagden voor de eerste thuiswedstrijd tegen Westerlo amper 4523 geïnteresseerden op. Dat Westerlo met 2-3 won, zorgde ook al niet voor veel enthousiasme. Voor de volgende ‘clash’ tegen Waasland-Beveren zit er 6500 man in het stadion. Geestdriftig zijn die niet voor een team dat uit de eerste vier wedstrijden slechts één op twaalf haalt. Met mondjesmaat gaan de toeschouwersaantallen weer omhoog. Dankzij een speciale actie via de plaatselijke krant La Nouvelle Gazette zit er tegen Lierse verrassend 12.750 man.

Die avond wordt voor het eerst duidelijk dat de gedwongen afbraak in juli 2013 van een extra verdieping in drie van de vier tribunes geen slechte zaak is geweest. De onvrede bij de omwonenden die met het oog op het EK 2000 ongevraagd in het duister werden gezet is weg, en met 10.000 aanwezigen oogt Mambour al gezellig vol, terwijl het tevoren zelfs bij topwedstrijden vaak half leeg leek.

Bij de start van play-off 1 is het gemiddelde aantal toeschouwers al flink gestegen, van 6500 vorig seizoen naar 8300. In play-off 1 gaat dat nog omhoog, tot in de buurt van het gemiddelde uit het laatste succesjaar 2006/07, toen de ploeg voor gemiddeld 11.284 aanwezigen vijfde werd. Samen met de vijfde plaats uit 2004/05 (allebei behaald onder leiding van Jacky Mathijssen) het beste resultaat uit de afgelopen twintig jaar tot… vandaag.

Lege businessseats

Toen vicevoorzitter Alain Gaume in december 2012 in functie trad, wilde hij een ambassadeur zijn die stad, regio en sponsors dichter bij de club bracht die vorig jaar in alle stilte haar 110-jarige bestaan vierde. Voor de wedstrijd tegen Standard moest op de grote parking van het stadion een tent worden opgetrokken om de in totaal duizend eters te kunnen plaatsen. Alain Gaume heeft de tijd nog meegemaakt toen hij als bedrijfsleider niemand meekreeg naar de businessseats op Mambour waar soms maar twintig man rond de tafels zat.

Tien minuten voor de aftrap wordt de aanhef van het plaatselijke volkslied gespeeld, Pays de Charleroi, van de plaatselijke negentiende-eeuwse zanger Jacques Bertrand. ‘Pays de Charleroi, c’est toi que je préfère, le plus beau coin de terre, à mes yeux, oui, c’est toi !’ wordt door de hele tribune waar de ultra’s staan, uit volle borst meegezongen. Een paar keer zet de hele tribune ook de nieuwe plaatselijke slogan in. “We are Charleroi, we are Charleroi!”, een kopie van het zelfbewuste “We are Anderlecht“, en het geeft de langzaam veranderende mentaliteit in het Stade du Pays de Charleroi én in de hele stad weer. Frustraties en cynisme maken, heel langzaam, plaats voor zelfbewustzijn, ook buiten het stadion.

Toen Charleroi in 1904 opgericht werd, was de stad dankzij de industriële revolutie een van de rijkste steden van België. Vandaag ligt de halve ville basse in puin, nadat de fabrieken sloten, de lege gebouwen afgebroken werden, in afwachting van de heropbouw, wijk per wijk. Na de zege tegen de Luikse club ontploft het stadion, uitzinnig stormt trainer Felice Mazzu het veld op. Tot voor een paar maanden waren vijf minuten na affluiten van een match op Mambour alle plaatsen verlaten. Nu blijft iedereen zitten. De ultra’s heffen spontaan a capella ‘Pays de Charleroi’ aan. Een kippenvelmoment. De spelers stappen het stadion rond, manen het publiek aan te gaan zitten en weer op te staan. Een halfuur na het laatste fluitsignaal zit Tribune 4 nog meer dan halfvol wanneer Clément Tainmont met zijn zoontje aan de hand naar de ultra’s stapt, de megafoon krijgt toegegooid en inzet: “Aux armes (te wapen)!” In de perszaal wordt de zoveelste wijnfles geopend. “Toch geen rode, mijnheer?”, knipoogt de man achter de toog. Vandaag serveert men du vin blanc in le Pays Noir.

Een klein feestje

De stad Charleroi, met 205.000 inwoners de grootste van Wallonië en na Groot-Brussel, Antwerpen en Gent qua inwonersaantal de vierde agglomeratie van België, moet wel nog even wennen aan de geur van succes. Terwijl het stadion feest, is het in de stad erg rustig. Door de Rue Neuve slenteren groepjes en koppeltjes in de populaire witte T-shirts met zwarte letters (Les Zèbres en play-off 1). Voor de start van de play-offs waren er al 3000 van verkocht.

De Place Charles II, het kloppende hart van het stadscentrum, oogt ruim een uur na een thuismatch akelig leeg. Aan het Paleis voor Schone kunsten staat wat volk aan de grote tombolakraam op de kermis. Verder is het erg rustig op het plein waar het krioelt van de kebabzaken.

Alleen het terras van Taverne Brabançonne in de Rue Neuve puilt uit. Een aan de overkant geparkeerde auto met open raam is de plaatselijke jukebox. Uit de luidsprekers schalt, luid meegezongen, Dalida’s kaskraker uit de jaren zeventig: Gigi l’Amoroso, voorafgegaan door Petula Clarks La nuit n’en finit plus, populair in de jaren zeventig en tachtig, als cover van Needles and pins van The Searchers.

Een man excuseert zich voor het lawaai. “Excusez-nous, monsieur, on fait un peu la fête.

Het is nog maar een begin.

DOOR GEERT FOUTRÉ – FOTO BELGAIMAGE

Voor de eerste thuiswedstrijd dit seizoen tegen Westerlo daagden amper 4523 toeschouwers op.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content