In 2001, zes seizoenen na de historische promotie, zakte KRC Harelbeke weer uit de eerste klasse. Tien jaar later blikt toenmalige aanvoerder Joris De Tollenaere terug op de op- en neergang van de Ratjes.

Koninklijke Racing Club Harelbeke, gesticht in 1930 onder stamnummer 1615, leidt lang een bestaan dat zich vooral in de provinciale reeksen afspeelt. Het is onder het voorzitterschap van wijlen Pierre Lano dat het in 1978 voor het eerst opklimt tot in de tweede klasse. Om daar het behoud te verzekeren, trekt de industrieel en politicus zelfs Ernst Happel aan, maar daarna profileert hij zich vooral als de promotor van de Zuid-West-Vlaamse fusiegedachte. Onder de leiding van zijn opvolger, vriend en advocaat Geert Sustronck spelen de Ratten in 1982, 1983, 1987 en 1988 de eindronde, maar die winnen lukt hen niet. Pas bij de vijfde deelname, in 1995, slaagt KRC Harelbeke erin te promoveren naar eerste.

De opgang

De beslissing viel toen op de vijfde speeldag van een eindronde met RC Genk, Excelsior Moeskroen en Beerschot. “Thuis tegen Moeskroen viel op het einde nog de 3-2 en daardoor werd de verplaatsing naar Genk op de slotdag onbelangrijk”, vertelt Joris De Tollenaere (40), geboren Harelbekenaar die op vijfhonderd meter van het Forestiersstadion woonde, de jeugdopleiding doorliep, aanvoerder werd van het eerste elftal en stage liep op het advocatenkantoor van de voorzitter. “Ik denk dat Patrice Zéré en Hein Vanhaezebrouck nog altijd aan het discussiëren zijn over wie die winning goal maakte. ( lacht) Zéré heeft altijd beweerd dat hij de bal als laatste raakte.”

Het was het eerste jaar van Henk Houwaart in Harelbeke. “Hij kreeg ons scherp, hij was ervan overtuigd dat het niet mis kon lopen en dat deed het dus ook niet. Iedereen speelde op zijn top. Bijna elke wedstrijd kwamen we op achterstand, maar telkens kwamen we terug. Achteraf bekeken werd die eindronde beslist in flitsen. Onvoorstelbaar. Ik had het in mijn jeugd als supporter al vier keer fout zien lopen, maar vanaf de eerste match gaven de feiten Houwaart gelijk. Dat we Beerschot, Moeskroen en Genk achter ons zouden laten, was nochtans niet vanzelfsprekend. Maar iedereen wilde ook wel. Voor de generatie Kurt Deltour-Chris Schouttetens, die in de late jaren tachtig met Harelbeke al twee keer de eindronde gespeeld had, was het de laatste kans. Hein had het bij KV Kortrijk al eens geprobeerd in eerste, maar dat was van korte duur geweest. Ik was dan weer net afgestudeerd, voor mij was het zeker het ideale moment om de stap te zetten. Ook in het bestuur waren veel mensen bereid om dat eens mee te maken. Geert Sustronck zei: ‘Al is het maar voor een jaar, we zullen er toch van genoten hebben.’ Misschien was dat ook wel het uitgangspunt. Maar als speler bekijk je dat anders, zeker omdat Houwaart beweerde dat we zonder problemen in de middenmoot zouden meedraaien. Na die gewonnen eindronde begin je dat te geloven.

“Ik voelde mij goed onder hem. Omdat hij je op het einde van de week altijd wat vrij liet op training, begon ik fris aan de wedstrijden. Hij was een trainer die een basisploeg vormde en eraan vasthield, ook als die slecht speelde. Dat vertrouwen en de verantwoordelijkheid die hij ons gaf, werkte positief: hij dwong ermee af dat je over een bepaalde grens heen ging voetballen. Houwaart creëerde een groepsgevoel en bezat de natuurlijke gave om met een vervanging of een positiewissel een wedstrijd die op slot zat te deblokkeren.

“Eigenlijk wisten we niet goed wat ons overkwam. Plots kreeg ik op kantoor de televisie op bezoek. Toen ik voor het eerst door Jan Wauters was geïnterviewd, dacht ik: dat nemen ze mij al niet meer af. Jammer dat Chris Schouttetens er niet bij was. Hij brak zijn been en haalde nooit meer zijn beste niveau.”

De climax

Het debuut in de eerste klasse in het seizoen 1995/96 is een succes: 0-1-winst bij het Lierse van Erik Gerets na een strafschop van Michel Ngongé voor een fout op Joris De Tollenaere. Harelbeke eindigt als elfde (op achttien). “Achteraf bekeken was dat een ploeg waarmee we konden degraderen”, zegt De Tollenaere. “Maar we pakten in het begin veel punten en kwamen zo nooit meer in de problemen. In maart gingen we zelfs nog met 1-3 winnen op het veld van Anderlecht. Het was de eerste keer dat we er speelden en dat was toch wel een hele speciale dag voor de club. Houwaart koos toen voor een veldbezetting zonder centrumspits, hij liet Rutjes en Grün vrij en zij wisten niet goed wat te doen.

“Het tweede seizoen in eerste werd de ploeg uitgebouwd, met onder meer Ronny Gaspercic en Daniël Maes, en naar mijn gevoel was dat nodig, want iedereen had tot dan op de toppen van de tenen gespeeld. Onder Houwaart is de ploeg ook wel altijd goed opgebouwd geweest vanuit een stevig defensief geheel. Gaspercic in de goal; Maes rechtsback; Arek Kubik, vóór zijn blessure, als linksback; Nordine Hameg en Zéré als voorstopper; en Vanhaezebrouck er nog eens achter als ausputzer die in een zetel speelde om iedere keer de counter op gang te trekken. Dat was een blok graniet waarop velen zich miskeken. Op verplaatsing voetbalden we vaak echt op onze eigen helft en konden veel tegenstanders ons niet ontwrichten. Niets weggeven en enkele snelle counters plaatsen: buitenshuis wonnen we geregeld met leep voetbal. Houwaart kon het ook tegenover de pers heel goed brengen. Dan zei hij: ‘We spelen met vier spitsen.’ Maar we waren toch vooral een team waarin iedereen sowieso meedacht. Ik was als spits de eerste verdediger.”

Het gaat crescendo. In 1996/97 eindigt Harelbeke als negende en in 1997/98 zelfs als vijfde. “Het derde seizoen hadden we een heel goede ploeg en konden we onze wil aan veel tegenstrevers zelf beginnen op te leggen”, zegt De Tollenaere. “Toen speelden we effectief met drie spitsen: Piet Verschelde of Mike Origi diep, Zvingilas of Wostijn rechts en ik links, Hans Visser en Martin Laamers centraal op het middenveld en daarachter het blok. In januari stonden we derde met 33 punten, maar toen verscheen dat fameuze interview in Sport/Voetbalmagazine en dat destabiliseerde de club toch wel wat.”

In dat interview noemde Hein Vanhaezebrouck, die ondertussen ook jeugdcoördinator was geworden, Racing Harelbeke nog een beetje een dorpsploeg en was hij ook bijzonder kritisch voor de trainer en sommige medespelers. Houwaart pikte het niet en Vanhaezebrouck werd ontslagen. “Misschien zat er wel waarheid in, maar de timing was heel slecht, want op dat moment was die dorpsploeg wel bezig iets fameus neer te zetten”, zegt De Tollenaere. “De kern van zijn betoog laat ik in het midden, maar de impact is in elk geval zwaar geweest. Hein had het interview de maandag op de nieuwjaarsreceptie aangekondigd en toen het verschenen was, had een of andere gluiperd het ’s middags op de plaats van de trainer gelegd. ( lacht) We wisten wel dat het zou stuiven, maar zo’n radicale reactie verwachtte niemand. Eigenlijk schrokken we er al niet meer van dat Hein zoiets deed. In een vriendschappelijke wedstrijd was hij al eens met de handen omhoog gaan staan, terwijl hij het spel door liet lopen, om aan te geven dat het tactisch volgens hem niet klopte en het zo niet verder kon. ( lacht) Dat interview typeerde hem een beetje. Hein is een leider en een winnaar, hij is organisatorisch sterk, ziet voetbal en doet veel voor een groep, maar we kenden ook zijn scherpe kantjes. Over mij zei hij ook weleens dingen, dat ik als aanvoerder niet veel deed en dat ik soms mijn grootmoeder niet voorbij raakte, maar daar trok ik mij niets van aan. We waren het min of meer gewoon dat hij kritiek leverde en altijd aan zijn visie bleef vasthouden. John Ottevaere, de toenmalige hulptrainer, vertelde mij eens dat Hein in Gent ooit over de bal trapte en na de match zei dat de bal te klein was. ( schokt van het lachen)

“Toen Houwaart dat artikel begon te lezen, zagen we hem van kleur veranderen. Hij stond recht, ging weg en riep mij meteen bij zich. ‘Dat kan ik niet accepteren’, zei hij. ‘Het is Vanhaezebrouck of ik.’ Ik voelde meteen dat hij het meende en dat de beslissing onomkeerbaar was. Gaspercic en Maes praatten nog twee dagen op hem in, maar tevergeefs. Het bestuur had geen andere keuze dan voor de succestrainer te kiezen. Toen is het toch wat gekanteld. Met Hein viel een belangrijke schakel in een fantastisch geheel weg en met Alex Pastoor werd er een vervanger gekocht met een heel andere visie en speelstijl en met wie het op noch naast het veld klikte. Ik ben ervan overtuigd dat we zonder dat interview niet uit de top drie waren gegaan. Nu nog bezorgt het mij een wrang gevoel omdat ik daar wellicht het hoogtepunt van mijn carrière heb gemist.”

De neergang

In de zomer van 1998 debuteert Harelbeke Europees in de derde ronde van de Intertoto Cup tegen UC Sampdoria met twee nederlagen: 0-1 en 0-3. In de competitie eindigt het als elfde en het jaar erna als veertiende en gaat het gerucht dat de club financieel zwaar noodlijdend is. Henk Houwaart vertrekt naar AA Gent en Herman Helleputte volgt hem op, maar in december wordt het Duitse bedrijf Quadro Office sponsor en Enver Alisic met zijn assistent Gerd Zeise de sportieve baas. Harelbeke eindigt als zeventiende en degradeert. Het feestje is afgelopen. De kater is fameus. De club verandert nog van naam in KRC Zuid-West-Vlaanderen, maar gaat uiteindelijk in vereffening.

“Europees spelen tegen Sampdoria was heel plezant, maar toen al was de neerwaartse spiraal ingezet”, zegt De Tollenaere. “Ik zal je een onwaarschijnlijk verhaal vertellen. We komen ons hotel in Genua binnen en ik sta eerste in de rij. Zegt dat meisje aan de balie: ‘Jullie kunnen inchecken, maar ik moet eerst van iemand een visakaart hebben. Als borg.’ Iedereen was al aan het drummen om naar zijn kamer te gaan, dus ik geef mijn visakaart. Wél, echt waar hé, een jaar of twee later krijg ik een brief van een Italiaanse curator: dat hotel was failliet gegaan, hij had vastgesteld dat het verblijf van al die spelers van Harelbeke niet betaald was en via die openstaande vorderingen en mijn visanummer was hij dus aan mijn adres geraakt! Ik heb die brief aan het bestuur gegeven. Hoe ze dat daar hebben opgelost, weet ik niet, maar ik hoorde er alleszins nooit nog iets van.

“Misschien staaft dat een beetje de stelling van Hein dat de club eigenlijk niet professioneel gerund werd, maar dan moet hij beter op de hoogte geweest zijn dan ik. Natuurlijk, Piet Verschelde en Ronny Gaspercic werden verkocht en spelers in wie zwaar geïnvesteerd was, vielen tegen. Je voelde wel dat het zo stilletjes afgleed, maar de ernst van de situatie kenden wij op dat moment niet en ik trok mij dat eerlijk gezegd niet aan. Ik was gegroeid in een systeem waarin er nooit spel gemaakt werd als we eens enkele maanden later betaald werden, ook omdat er een raad van bestuur was met de financiële draagkracht om de put elke keer weer te dichten. Tot in februari 2001, toen ze gestopt zijn met betalen, hebben wij nooit geweten dat de situatie zó ernstig was en zeker nooit gedacht dat het zo zou eindigen.

“Dat laatste jaar in eerste begon heel slecht. Onder Helleputte werden in de heenronde slechts zeven punten gehaald. Maar Alisic bracht wat Kroaten mee en we waren snel weg van de degradatieplaatsen. Helaas is hij dan beginnen te zeggen dat we beter naar tweede zouden gaan en uiteindelijk zorgde hij daar volgens mij ook zelf voor. Plots stelde hij de beste ploeg niet meer op en na de degradatie zei hij: ‘Jij bent de kapitein, dus jij moet het voorbeeld geven: jij gaat nu inleveren.’ Ik weigerde. Bij de promotie naar eerste was mijn contract ook niet aangepast geweest, maar bleef het gewoon doorlopen. In mijn ogen was dat een eerlijke compensatie. Later kreeg ik dan toch een beter contract, maar ik vind niet dat ik te veel verdiende voor een eersteklasser die altijd meedeed. Wie niet wilde inleveren, vloog in de zogenaamde C-kern. Uiteindelijk werd ik 21 jaar na mijn aansluiting bij KRC Harelbeke ontslagen ‘om dringende redenen’. Supporters hadden spandoeken tegen het beleid opgehangen en op een ervan werd ik ‘opper-Rat’ genoemd. Alisic beweerde dat ik daar zelf achter zat en vond dat ik met onmiddellijke ingang ontslagen kon worden en niet meer betaald moest worden. Ik ben toen uiteraard een rechtszaak begonnen tegen de club. Die won advies in bij een gespecialiseerde firma, brak de zaak voortijdig af en betaalde mij uit met de vijftig miljoen frank aan transfergeld van Anderlecht voor Ode Thompson, die ik had laten blokkeren. Het was hard om plots een ontslagbrief in mijn bus te vinden, maar achteraf bekeken is het mijn geluk geweest. Want zo kon ik sneller handelen en ben ik niet in de vereffening terechtgekomen. Die is nu trouwens nog altijd niet afgerond, dus de uitkomst ervan is nog onzeker. Hopelijk overtreft het actief het passief. Naar verluidt is dat best mogelijk, gezien de vele openstaande vorderingen van onbetaalde sponsorcontracten die er blijkbaar waren.”

In het Forestiersstadion speelt nu eersteprovincialer Sporting West Harelbeke met het stamnummer 1574 van achtereenvolgens KSV Ingelmunster, KSV Ingelmunster Zuid-West en Sporting West Ingelmunster-Harelbeke. Joris De Tollenaere ging er naar aanleiding van de fotoshoot voor dit artikel voor het eerst in tien jaar nog eens binnen.

“We zitten weer in de jaren zeventig zeker?”, zegt hij. “Jammer, want ik vind: als het in Westerlo kan, waarom zou een eersteklasser niet kunnen in Harelbeke? Er is nu wel een betere spreiding van de tv-gelden. De scouting is heel belangrijk natuurlijk, en de loonlast mag niet te zwaar worden. Maar ik werp niemand een steen, want gemakkelijk is het niet om zo’n club te leiden. Het publiek ging achteruit, na drie jaar begonnen er supporters af te haken omdat ze het eens gezien en beleefd hadden en was het bij bepaalde bestuurders weer tijd voor andere prioriteiten. Het Zuid-West-Vlaamse fusieverhaal is een spook met vele koppen, maar volgens mij zal het er nooit van komen. Het ligt in golven: Harelbeke profiteerde in die tijd van de problemen in Kortrijk en in Waregem. Nu zijn zij weer aan zet.

“Het was een mooie periode. Wie zegt dat de aandacht in eerste niet plezant is, is niet correct. Maar toen het voorbij was, liet ik er – gelet op mijn bloeiende advocatenpraktijk – geen dag slaap voor. Nu word ik nog altijd meer herkend als ex-voetballer dan als advocaat. Nog altijd zeggen de mensen: haja, Joris De Tollenaere van Harelbeke. Blijkbaar was ik toch wel het uithangbord van die club. Ik moet bekennen dat het mij pakte toen Olivier Doll vorig jaar, toen hij stopte met voetballen, in de pers zei dat Joris De Tollenaere de moeilijkste tegenstander uit zijn hele carrière was. Als iemand die tien jaar voor Anderlecht speelde en international was dat verklaart, wil dat zeggen dat ik in die jaren in eerste toch iets betekend heb. Dan voel je: daarvoor deed je het.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

“Toen Houwaart dat artikel begon te lezen, zagen we hem van kleur veranderen.” “Als het in Westerlo kan, waarom zou een eersteklasser niet kunnen in Harelbeke?”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content