Wie is Franck Ribéry en waar groeide hij op ? Wat gebeurde er met de treintickets naar Rijsel die hij kreeg ? Waarom weende hij toen hij in Nice de kleedkamer binnenkwam ? En vooral : waarom ziet hij zijn schoonmoeder toch zo graag ? Een eenakter vol antwoorden.

Boulogne sur Mer, 13 juni 2007.

Hmaïda Maazoun, sinds één jaar voorzitter van AOC Aiglon, de tweede club van Franck Ribéry, en uitbater van restaurant Le Thalassa.

Madeleine Sauvage, oprichtster en voorzitster van AOC Aiglon, het clubje waarvoor Franck Ribéry zes jaar voetbalde.

Bruno Thomain, de eerste trainer van Franck Ribéry bij FC Conti, zijn eerste club, waarvoor hij als zesjarige één jaar voetbalde.

Pascal Langlois, voorheen jeugdtrainer bij US Boulogne, de derde club van Ribéry, nu éducateur sportif bij de stad, waar hij samenwerkt met de wijken en de scholen.

Dominique Ledez, oud-collega van Langlois bij US Boulogne, nu ook éducateur sportif en hoofdtrainer van AOC Aiglon.

Claude ‘Tonton’ Gronier, een buurtbewoner en kennis van vader Ribéry.

Jacques Kouplo, medewerker en manager.

De zoon van Bruno Thomain, tevens doelman van de club, een scheidsrechter, een familielid van de voorzitter, een manager, een paar vrouwen en een kind, blijven allen in meer of mindere mate luidruchtig aanwezig op de achtergrond en luisteren mee.

Het secretariaat van AOC Aiglon in Boulogne sur Mer, de geboortestad van Godfried van Bouillon en Franck Ribéry, bijgenaamd ’ti Franck ofte Kleine Franck. Aan de muren hangen foto’s van de jonge Ribéry in zwart-oranje shirt, krantenknipsels, overal staan bekers.

De wijk waaraan het clublokaal grenst en waarin Franck Ribéry is opgegroeid, heet Le Chemin Vert. Appartementsblokken brokkelen er langzaam af, auto’s missen velgen en de meeste zijn ook door roest aangetast, een aftandse Mercedes wordt door een stapeltje autobanden in evenwicht gehouden. Op de grond ligt een condoom. Graffiti schreeuwt op de muren en overal lopen mensen : kinderen kaatsen een bal, moeders dragen een boodschappentas, mannen lurken aan een sigaret. Hoogtekranen tussen de woonblokken kondigen het begin van de renovatie aan.

Het quartier ligt geprangd tussen de zee en de heuvel waarop de oude, nette binnenstad is gebouwd. Daar, waar Napoleon tussen 1803 en 1805 gelegerd was om Engeland binnen te vallen, herinneren talloze monumenten aan le Camp de Boulogne. Naast het veldje van AOC Aiglon staat een zuil ter herinnering aan le bicentenaire de la remise de la légion d’honneur à la grande armée par Napoléon. Beneden aan de kustlijn gaapt de havenmond, de vijfde van Frankrijk, maar een aftakelende getuige van een welvarender verleden.

In het secretariaat worden ondertussen foto’s, krantenknipsels en documenten op tafel uitgespreid. Tussen het geroezemoes van verheven en ingehouden stemmen, een kakofonie bij wijlen van af- en aanlopende mensen, uitbundige begroetingen en een vluchtig afscheid, ontspint zich het gesprek.

Te persoonlijk

Bruno Thomain : “Kijk hier, de eerste foto van hem bij FC Conti. Hij moet zes, zeven jaar geweest zijn. Il avait déjà du ballon. Ik moest hem af en toe eens uit de ploeg halen en op de bank zetten, want hij speelde te persoonlijk, te veel voor zichzelf.”

Madeleine Sauvage : “In elk geval : als je hem in de ploeg zette, wist je dat je zou winnen.”

Thomain : “Je zag dat hij op een hoger niveau moest gaan spelen en jij hebt mij gebeld om voor hem een uitzondering te maken.”

Sauvage : “Ja, om hem bij ons te kunnen aansluiten. Ik wou hem bij ons hebben. Pascal Bonvalet, een van onze trainers, heeft veel met hem gewerkt.”

Thomain : “Hij was altijd beleefd, weet ik nog, en hij at zijn boterhammen op de club op. We hebben met hem in de spits het kampioenschap afgesloten met 130 doelpunten. Hij was een buteur.”

Sauvage : “Alle bewegingen die je hem nu ziet doen, had hij toen al, hé. Op een toernooi in Saint-Martin verloren ze telkens, ik denk, met 7-0. Pascal bracht Franck in en ze wonnen met 5-0. Maar Pascal deed ze werken. Veel. Maar Bruno was zijn eerste trainer. Het zijn trouwens de ouders van Bruno die FC Conti opgericht hebben.”

Thomain : “Alle kinderen van de club kwamen uit Le Chemin Vert. Maar ze waren bij ons serieus én er was discipline. Ze voetbalden zo graag dat ze wisten dat ze zich wel moesten gedragen.”

Sauvage : “Franck had een ongelooflijke fysiek : naar voren gaan, scoren, terugkeren. Daarom is hij geraakt waar hij nu is.”

Thomain : “Een winnaar, hé. Als je hem met de invallers liet spelen of als hij verloor …”

Pascal Langlois : “Zijn kracht is dat hij van niet veel schrik heeft.” (Het geroezemoes valt stil.)

Sauvage : “Toen hij na de wereldbeker naar Boulogne is teruggekeerd en voor het stadhuis handtekeningen kwam uitdelen, trok ik hem bij zijn hals naar me toe – ik mag dat doen, ik ken hem al zo lang – en ik vroeg hem wat het hem had gedaan om in dat grote stadion het veld op te stappen met Zidane en al die vedetten. Hij antwoordde : ‘niets !’ Hij kent geen complexen.”

Thomain : “Zijn vader was ook een goede voetballer, in zijn hele familie waren het voetballers.”

Sauvage : “Pascal Bonvalet heeft hem met Josés zoon (Perreira, een andere trainer, nvdr. ) laten meegaan naar Lille omdat hij vond dat hij hogerop moest. Maar hij is daar niet zo lang gebleven en naar Boulogne gegaan.”

Brieven

Langlois : (Iedereen zwijgt) “Hij had daar drie jaar moeten blijven, in Lille, maar het zijn er maar tweeëneenhalf geworden. Ten eerste : hij was klein. Toen hij op zijn zestiende bij ons kwam, dachten we dat hij nog maar dertien was. Ten tweede waren er ook problemen met zijn gedrag op school. In het begin was hij nogal in de war. Hij liep wat verloren omdat hij bij Lille was afgewezen. Maar hij heeft zich herpakt. Ik heb hem erop gewezen dat hij kwaliteiten had, maar zich niet anders moest gedragen dan de rest. Hij moest iedereen respecteren. Dat is goed verlopen : veertien dagen later was hij de leider van de groep. Ik herinner mij een wedstrijd in Calais, een derby. Ik zette de ploeg op het bord en ik zei : op basis van hoe we deze week getraind hebben, gaan jullie mij nu vertellen hoe we gaan spelen. ’t Was Franck die opstond en het woord nam en we wonnen met 2-0. Een leider, quoi. Het probleem was wel dat hij zo klein was, maar hij stond goed op zijn benen, hij bleef overeind, was snel, technisch goed en hij werd enorm aangetrokken door het doel. Alles wat hij deed, was erop gericht om naar doel te gaan. Toen hij bij Lille zat, moest hij 800 francs betalen voor de trein en zijn ouders wilden dat de club dat op zich nam. Dus ik heb Lille gezegd : bezorg mij de tickets, want, pas op, als je hem zó het geld geeft, het is een filou, hé (grijnst). Dus wij hebben de tickets voor hem gekocht om naar Lille te rijden voor zijn lessen, de club heeft ze terugbetaald, awel, ze hebben hem daar geen enkele keer in de les gezien. Ik kreeg daar brieven over : meneer, wij willen u signaleren dat we Franck Ribéry nooit in de les zien. Dus die overeenkomst met Lille is vrij snel verbroken. Hij is toen op zijn zeventiende bij de B-ploeg van Boulogne aangesloten en het jaar daarop zat hij in de eerste.”

Sauvage : “Tweeëneenhalf jaar en de club is gezakt.”

Langlois : “Ik herinner me dat de trainer op vakantie vertrok en ik als trainer van de B-ploeg aan hem vroeg wie er zou blijven en vertrekken. Franck Ribéry zou blijven, zei hij, want hij had hem zijn woord gegeven. Ik zei nog : Franck en zijn woord geven … (lacht) … opgepast. Je weet hoe dat gaat met jongens die hier in de buurt zijn opgegroeid. Twee dagen later had hij bij Alés getekend. Ik heb in de 23 jaar dat ik jeugdtrainer was bij Boulogne, veel jongeren zien passeren maar hij stak toch wel boven de middelmaat uit. Het was vooral zijn ingesteldheid die indruk maakte : strijdlustig en van niks of niemand bang. Dat is zijn kracht geweest, want in het profvoetbal is de concurrentie groot. Hij speelt voor honderdduizend man zoals hij hier voor een paar mensen speelde.”

Sauvage : “Je moest dat eens horen als hij in Marseille het veld op kwam : Ribéry, ’ti Franck, ’ti Franck … !”

Langlois : “Het was toch iemand die tamelijk agressief was door zijn kleine gestalte.”

Sauvage : “Pascal heeft mij altijd verteld dat hij een ongelooflijke uithouding had, un fond terrible, en dat hij heel snel recupereerde.”

Langlois : “Hij had duidelijk atletische kwaliteiten én het was un gamin attachant. Ik herinner me uit die tijd dat hij ook een ijzeren wil kon hebben. Als je hem liet doen, nam hij het over. In een groep wordt dat een kracht als je daar met wederzijds respect mee omgaat. Maar als je de zaken niet op orde hebt met zo iemand … Had je hem laten doen, je had in een neerwaartse spiraal kunnen terechtkomen. Hij moest anderen respecteren en beseffen dat voetbal een collectieve sport is.”

Sauvage : “Hij heeft het geluk gekend dat hij in de handen is gevallen van mensen die zich met hem bezighielden.”

Langlois : “Klopt. Het is iemand die zich geen vragen stelt. Hij heeft veel geleerd van de mensen hier op de club, maar ook veel op straat. Dan word je zelfstandig. Ik kom vandaag nog vaak in die buurten, die gasten leren soms meer op straat dan van hun eigen ouders.”

Sauvage : “Hij ging om met mensen die ouder waren dan hij.”

Langlois : “Die kinderen hebben weinig of geen positieve referenties, maar híj is er nu een. Sommige kinderen doen het goed als voetballer, maar verliezen dan de school uit het oog. Ik leg er altijd de nadruk op dat ze de school niet mogen verwaarlozen. Hoeveel kinderen op hoeveel slagen er als profvoetballer ? Er zijn er veel die dénken dat ze het gaan maken zoals Franck, maar je moet voorzichtig blijven. Ze moeten blijven beseffen dat de school nuttig kan zijn – ook al zijn ze er niet goed in. Ze mogen zijn sportief succes niet als enig voorbeeld nemen, of ze lopen tegen een muur.”

Biljarten

Sauvage : “Ik ken de wijk van binnen en van buiten. Sinds 1962 woon ik hier, ik hield een kruidenierszaak open en daarna een café. In het begin circuleerde hier veel geld omdat de haven goed draaide, er waren dokwerkers, handelaars … De vis liet iedereen leven. Nadien kwam er meer werkloosheid. Tja, er zijn geen kleine boten meer, alles moet groter en die vertrekken naar elders.”

Sauvage : “Maar Le Chemin Vert wordt nu wel mooier gemaakt. Echt waar. Dat moet ook gezegd.”

Thomain : “Het is een stad in de stad.”

Sauvage : “Maar wat we jammer vinden, is dat de wijk de wijk blijft en de stad de stad. We missen de stad niet. De mensen hier komen er niet zo vaak. Je moet weten dat deze wijk is opgebouwd na de oorlog en het waren allemaal gezinnen die hun kinderen in dezelfde wijk zagen bouwen. Dus je kreeg groepen van families waaruit men niet graag mensen zag vertrekken.”

Dominique Ledez : “De ouders van Franck zijn op een gegeven moment in Pont de Briques gaan wonen …”

Sauvage : ” … en ze zijn teruggekomen !”

Ledez : “Ze konden het daar niet gewoon worden.”

Sauvage : “Er moet hier maar iemand overlijden of iedereen geeft geld en helpt. Allemaal een gouden hart hebben ze. J’adore le Chemin Vert. Overal waar we kwamen als voetbalclubje, herkenden ze ons als des Chemins Verts.

Langlois : “Een beetje een negatief imago.”

Sauvage : “Dus we hebben moeten laten zien dat we wél iets positiefs in ons hadden.”

Langlois : “Ik ben er zeker van dat er mensen uit de stad zijn die nooit in Le Chemin Vert komen.”

Sauvage : “Ik zeg altijd dat de mensen hier misschien wel beter zijn dan in andere buitenwijken. Tijdens al die rellen in de banlieues van Parijs is er hier niks aan de hand geweest. En weet je waarom ? Er zijn hier heel veel verenigingen : majorettes, drie voetbalclubs, culturele organisaties, van alles … Les gamins komen voetballen en durven niet veel uitsteken, want de trainer kent hen, de mensen rond de club ook, hun familie … Steken ze iets uit, dan weet iedereen het. Ik heb de club in ’77 in mijn café opgericht. Ik zag veel kinderen die schoolvoetbal speelden. Ze zetten hun schoenen op mijn toog en zeiden : ‘we willen een club (lacht) !’ Ik heb het altijd met heel veel ambitie gedaan. Daarom zijn we gestegen en daarom ook is een speler als Franck hier zo gegroeid, omdat hij altijd goed werd opgevangen. Menselijke waarden zijn belangrijk en dat heeft ’ti Franck. Hij ging niet zoveel de stad in. Als hij komt, is het naar zijn wijk. Maar zal hij de buurt met alle verbouwingen straks nog herkennen ? Laatst hoorde ik hem op de vraag of hij het hier mooi vond, nog antwoorden dat ze zijn wijk uit zijn jeugd aan het verwoesten waren.”

Ledez : “Zijn vader had een zwaar werk, bij de openbare dienst.”

Sauvage : “En ’ti Franck is er ook een jaar moeten gaan werken toen hij het opleidingscentrum van Boulogne had verlaten en niks om handen had. Un an de galère ! Miserie. Hij kreeg zes maanden niets betaald. Zijn schoonmoeder heeft hem toen met van alles geholpen en financieel gesteund. Hij respecteert haar ongelooflijk. Il a une reconnaissance terrible. Goeie mensen ook.”

Ledez : “Voor de leerlingen van de school waar ik lesgaf, bakte ze koekjes.”

Sauvage : “Ze komen vaak samen, geven feesten. Meneer Maa- zoun en die andere Noord-Afrikanen doen dat veel.”

Ledez : “Ze huren een zaal en ze nodigen iedereen uit om spe- cialiteiten te komen eten.”

Claude ‘Tonton’ Gronier : “Ik heb nog met Francks vader gevoetbald. Alles deed hij op inzet. Een winnaar. Maar nu komt hij bijna niet meer buiten. En als hij buiten komt, is hij altijd snel weer weg in zijn auto. Hij is discreet.”

Sauvage : “Wie wil er koffie ?”

Tonton : “Je geeft de kinderen hier een boek en ze weten niet wat ze ermee moeten aanvangen. Niet dat ze het niet kunnen lezen of begrijpen, maar allemaal omdat ze denken dat ze getalenteerd zijn zoals Petit Franck. Un petit emmerdeur(lacht). Super gentil. En met een groot hart.”

Virus

Hmaïda Maazoun : “Madame Sauvage, Pascal Bonvalet en José Perreira, hij heeft geluk dat hij die drie is tegengekomen. Op dit moment is hij zich niet bewust van wat hij heeft. Op een dag is hij in Lille een toernooi gaan spelen tegen Lens, wat toen voor die jongens een grote club was. Mijn zoon speelde ook mee en raakte geen bal meer, maar Franck wel, die trok zich daar niks van aan. Bij Boulogne was de trainer de chef van de sportdienst van de stad, iemand die het nogal graag beter weet, een beetje autoritair. En daaraan laat Franck zich niet vangen. Hij is er nooit in geslaagd Franck te doen luisteren. Die laat zich niet doen. Die maakt soms zijn eigen regels. Hij is mentaal sterk.”

Sauvage : “En hij heeft veel humor. Hij deed in Marseille iedereen lachen. Maar hebben we hem goed begeleid of niet ?”

Maazoun : “Ah ja, maar het mentale van Franck is ook belangrijk geweest. Mijn zoon had fantastische voeten, maar hij is nu kinesist (grijnst). Je moet álles hebben om te slagen. Kijk naar om het even welke topvoetballer : zelfvertrouwen hebben ze. En nu gaat hij voor 25 miljoen euro naar Bayern. Maar hij beseft op dit moment nog niet wat hij in handen heeft, meneer. Hij is er nog niet rijp voor om ons te helpen. Later, als hij wat meer gaat nadenken, zal hij – zoals Zidane, die in Algerije een ziekenhuis heeft helpen bouwen – ons, zijn wijk, ook beginnen te helpen. Het is een erg sympathieke familie, simpele mensen, maar ze leven nu nog in een feeststemming. Wij vragen geen geld, maar gewoon dat hij onze dertien jeugdelftallen eens komt bezoeken.”

Sauvage : “Vorig jaar heeft hij hier honderd ballen getekend. We hadden elk van onze spelertjes er één gegeven. Nadien is de hele wijk afgekomen. Tweehonderd heeft hij er uiteindelijk getekend.”

Maazoun : “270 spelertjes hebben we nu en daardoor hebben we bij de jongsten een derde elftal moeten creëren. Er zijn er veel die afkomen om zich in te schrijven. Dus al wie ons geld kan geven, is welkom (lacht).”

Jacques Kouplo : “Maar we hebben geen ruimte. We vinden niet genoeg terreinen.”

Maazoun : “En rond logistiek, materiaal, verplaatsingen, zijn er ook problemen. We hebben gewoon te veel jongeren. Ik heb dus moeten schuiven met ploegen. Het Ribéry-effect, meneer. ‘Het Ribéry-virus doet AOC Aiglon vollopen’, zo stond het in de krant. Alle ouders willen hun kinderen bij de club laten spelen waar Ribéry is begonnen. Et voilà, er is geen plaats meer.” S

Door Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content