Vader Jacques Defour over de jeugd van zijn zoon Steven, aanvoerder van Standard en Rode Duivel. ‘Als je hem nu ziet, zijn al onze inspanningen niet voor niets geweest. Hij is waar ik wilde dat hij kwam.’

Donderdagmiddag, iets voor twee. In het centrum van Mechelen maakt Jacques Defour zich op voor een drukke middag. Defour werkt nog halftijds als ambtenaar en ziet de rest van zijn middag stevig gevuld. Zijn dochter wil dat hij nog snel de krant gaat halen voor die is uitverkocht, want er staat een interview – twee pagina’s – met haar broer in. En dit blad wil weten hoe zijn zoon zijn jeugd doorbracht. Steven is zijn trots, ook al is de relatie de voorbije jaren niet altijd de makkelijkste geweest. De band is hersteld, zij het nog fragiel, daarom blijft pa voorzichtig als we het hebben over hun sporadische contacten. “Ik ben blij met wat we nu hebben.” Een verhaal over sterke vaderliefde en veel inspanningen, want een zoon hebben die tot profvoetballer wordt opgeleid, kost energie aan heel de familie.

Hoe was Steven als kleine jongen?

Jacques Defour: “Steven ging graag naar school.”

Lydia Frix, stiefmama: “Hij was zeker geen moeilijk kind.”

Jacques: “Wanneer we thuiskwamen, vroegen we: ‘Heb je huiswerk?’ Dan was het antwoord altijd: ‘Jaja, al gedaan.’ Waarop hij een bal pakte en buiten ging sjotten.”

Lydia: “Ik heb er altijd over gewaakt dat de kinderen eerst hun huiswerk maakten. Daarna konden ze sjotten zo lang ze wilden. Hij was zeven toen ik in dit gezin kwam. We hebben toen gezegd: laat dit maar zijn natuurlijke gang gaan.”

Klikte het direct met de nieuwe mama?

Lydia: “Heel goed, ja. Toen ik hier landde, gingen we de eerste zondag naar Vilvoorde. Jacques speelde daar bij de veteranen. De twee klein mannen waren mee en iedereen schrok. Allez, dat kan toch niet dat jullie mekaar voor het eerst zien! Steven ging af en toe naar het voetbal kijken, maar kwam ook naar mij en zijn zusje hing de hele tijd aan mij. God zij dank geen problemen. Misschien was ik toen wel wat de kwaaie, want ze aten chocoladekorrels in een potje in de zetel en dat wilde ik absoluut niet. Ik wilde dat ze een gezond ontbijt kregen.”

Voetbalde u nog lang?

Jacques: “Ja, tot ik op de jaarmarkt van Vilvoorde mijn eerste hartinfarct kreeg. Ik voelde me niet goed, op een zeker moment kon ik amper mijn handen omhoog houden. In 1995 was dat.”

Lydia: “Maak daar maar 1994 van, ik was net een week bij u.”

Jacques: “Mijn carrière begon bij Schaarbeek, maar als scholier trok ik naar Anderlecht. Gille Van Binst en Werner Deraeve waren toen ploegmaats. JohnnyVelkeneers ook. Twee, drie jaar heeft dat avontuur geduurd, ik was niet serieus genoeg. Voetbal was voor mij een spel. Ik ben dan teruggekeerd naar Crossing en in een wedstrijd met de juniors heb ik mijn kruisbanden gescheurd. In die tijd was dat nog: gedaan.”

Strenge trainer

Heeft Steven iets van u?

Jacques: “Ik kon niet verliezen, Steven evenmin. Als hij verklaart dat hij pissig is na een nederlaag is dat de waarheid. Ik had ook techniek, maar hij heeft veel meer. Ik was snel, maar hij is nog veel sneller.”

Met Steven bent u bij Hombeek terechtgekomen.

Jacques: “Op een dag zei Steven: ‘Ik wil gaan trainen bij Hombeek.’ Dat kwam volledig uit hemzelf, ik heb hem nooit wat gevraagd of voorgesteld. Ik wist niet eens waar het veld van die club lag. Maar Brammeke ging en nog een ander en hij wilde ook. In de auto heb ik hem wel verwittigd: als je met iets begint, doe je voort. En hij heeft voortgedaan. Ik denk dat hij nooit een training miste. We woonden niet ver van een veldje waar twee doelen stonden. Daar ging de jeugd uit de wijk voetballen. Grote jongens, maar ook kleine pagadders zoals Steven. Die groten daagden hem uit: probeer dat of dat eens. Ik heb hem ooit gezegd: je linker is zwak. Dan ging hij tegen een muur zijn linker oefenen.”

U bent ook zijn trainer geweest.

Lydia: “Een rotjaar voor Steven. De training stopte niet als de training afgelopen was. Dat ging thuis nog door, als je snapt wat ik bedoel. Dat was voor Steven niet plezant, maar voor de rest van de familie evenmin.”

Jacques: “Ik zag dat hij een van de beteren was, maar zei dat nooit. Integendeel, hij kreeg onder zijn voeten. Ik was fier als de mensen langs de kant zegden: ‘Amai, dat spelerke kan iets.’ Maar toch was ik streng, zo streng dat hij soms weende omdat ik hem wisselde.”

Van Hombeek trok Steven naar KV Mechelen.

Jacques: “Hij testte bij Lierse en bij Malinois, onder Frank Vercauteren. Op Anderlecht ook, maar nadien zei hij: ‘Hier kom ik niet meer. Als ze geen Nederlands kunnen spreken, moeten ze mij niet.’ Effectief, die trainer sprak de hele tijd Frans.”

Lydia: “Steven liep de hele tijd achteraan, tegen zijn gewoonte. Dan viel mijn frank: Steven was zeven of acht, die verstond hooguit oui of non.”

Jacques: “Toen Anderlecht begon te voelen dat Mechelen failliet zou gaan, kreeg ik voortdurend telefoon. Of Steven niet wou komen? Ik heb hen gezegd dat de beslissing bij hem lag, maar dat ik vermoedde van niet. De hoofdscout is dat gaan verifiëren en gaf de fout toe, maar Steven wil sinds die dag geen voet meer op Anderlecht zetten.”

Lydia: “De overgang naar Mechelen heeft toch even aangesleept. Vercauteren belde een eerste keer toen hij zeven was, maar dat vond ik te vroeg.”

Jacques: “Toen hij negen was, kwam hij op een keer naar mij, na een wedstrijd in Heffen. Hij had toen al drie matchen met Hombeek gespeeld en zei: ‘Papa, hier kan ik niks meer leren. Ik ga naar Mechelen.'”

Was zijn lengte geen probleem?

Jacques: “Voor Lierse wel, ja.”

Lydia: “Voor Vercauteren toch ook in zijn evaluatie. Te klein.”

Jacques: “Dat klopt. Nu lach ik. Waar zijn de spelers die toen tegen Steven speelden?”

Lydia: “Je moet hen de tijd laten om te groeien en dan nog, ik ken nog klein pruttekes.”

Jacques: ” Van Moer, Ronaldinho.”

Lydia: ” Gerd Müller. Trainers kennen het voetbal beter dan wij, maar ik vond dat argument flauw.”

Jacques: “Steven speelde op dat moment niet op tien, zoals nu. Wel op zeven, aan de buitenkant rechts. Het jaar van het faillissement van Mechelen is hij op tien gaan spelen.”

De stap naar Limburg

Hem laten gaan naar RC Genk na dat faillissement was voor jullie een zware beslissing, vermoed ik.

Jacques: “Het probleem was dat hij naar een andere eersteklasser moest om aan de topsportschool te kunnen blijven. Steven zat toen in Leuven op school en reisde op en af naar Mechelen met een busje. Na die transfer naar Genk kwam iemand hem ophalen aan de school en die voerde hem naar Genk. Zolang er ’s avonds werd getraind, was dat niks. Dat werd wel een probleem toen Ronny Van Geneugden hem overhevelde naar de beloften. Die trainden de ene keer ’s ochtends, een andere keer ’s namiddags. Genk heeft ons toen gebeld met de melding dat zij Steven in Genk naar school konden laten gaan, om de vermoeidheid van de verplaatsingen tegen te gaan. Ik werkte op dat moment nog voltijds (Jacques Defour is belastingambtenaar in Evere, nvdr) en zag me niet alle dagen naar Genk rijden. Toen stelde Genk een gastgezin voor.”

Lydia: “Wij hebben Steven na dat faillissement zelf laten kiezen en toen hij Genk zei, dacht ik: amai. Vanwege de afstand. Anderlecht, Lierse, Beerschot, er lagen veel ploegen dichterbij. Steven was tenslotte nog maar vijftien. Zonder dat faillissement was Steven hier nooit bij de jeugd vertrokken. Dat heeft ons hele leven omgegooid.”

Jacques: “Ik ga nog steeds graag naar KV. Steve, het vriendje van onze dochter, speelt er ook. Pas zestien maar hij voetbalt al bij de U19. Talent, maar nog niet het karakter van Steven op die leeftijd.”

Mag ik hem eigenzinnig noemen?

Jacques: “Hij weet heel goed wat hij wil.”

Lydia: “En als hij iets wil, bereikt hij het. Die tatoeage op zijn arm staat daar niet toevallig.”

Hij beslist blijkbaar alles zelf: ík wil voetballen, ík wil naar Mechelen, ík wil naar Genk, ík ga naar Standard …

Jacques: “Dat is Steven, denk ik. Nu begint hij al te verklaren: volgend jaar ben ik weg. Ik hoop van niet. Amsterdam oké, maar …”

Lydia: “Madrid is wat ver hé.”

Jacques: “Dat zie ik me niet elke week doen.”

Zag u Steven nog vaak in die Genkse periode? Tijdens de week een gastgezin en in het weekend voetballen.

Jacques: “Na de wedstrijd kwam hij naar hier, op zaterdagavond. Af en toe vroeg hij om te mogen blijven, als dit of dat vriendje iets organiseerde. Op zondagavond keerde hij terug. Toen hij zijn vriendin leerde kennen, was hij niet meer te houden, wilde hij voortdurend in Genk blijven. Het is zijn leven, vroeg zelfstandig.”

Lydia: “Ik heb daar nog met andere moeders over gepraat. Uit ervaring – ik heb zelf op internaat gezeten – weet ik: die ben je kwijt. Je hebt geen controle meer. Je vraagt nog wel hoe het is en altijd zeggen ze: ‘Goed.’ Tot je een keer een briefje in de bus krijgt of op een ouderavond wat anders hoort. Daar heb ik altijd spijt van gehad.”

Jacques: “Daar spreken we niet over, ik heb al genoeg ruzies gehad. Ik wil alleen over het voetbal praten, want de band tussen ons blijft fragiel. Ik versta me nu goed met Steven, laat het ons zo houden. De opleiding bij Genk vond ik heel goed. Ze zeggen iets van Vercauteren, maar Van Geneugden is ook veeleisend. Op korte tijd heeft Steven daar 20 procent bijgeleerd. Tachtig procent komt van één trainer op KV Mechelen, Vinnie Stevens. Naast de individuele training die Kanacki hem af en toe gaf.”

Wat vindt u mooi aan de voetballer Steven Defour?

Jacques: “Zijn techniek. Altijd in één tijd voetballen, altijd het makkelijkste zoeken, niet proberen zes man te dribbelen. Een pass die aankomt, is beter dan een dribbel, vindt hij. Technisch is hij vergelijkbaar met Van Moer, maar ik denk dat Steven sneller is in de uitvoering.”

Praat u daar veel over?

Jacques: “Praten … Na een wedstrijd op Standard zie ik hem tien minuutjes in het spelershome. Dan is het al laat en vertrek ik liever. Daarna, als ik thuis ben, bel ik hem nog eens om te zeggen wat ik ervan vond. Hij komt niet zo vaak, maar dat hoeft niet voor mij. Ik zou wel graag eens wat met hem gaan drinken, maar hij heeft weinig tijd. Steven wordt veel gevraagd en probeert ook veel te rusten. Ach, als hij gelukkig is, laat het maar zo.”

Bent u – als u met hem belt – nog even streng als vroeger?

Jacques: “Niet meer. Hij is waar ik altijd van droomde. Hij speelt te hoog nu. Ik kan nog wel wat zeggen, maar hij zal eerder luisteren naar Michel Preud’homme.”

U was niet voor zijn overgang naar Standard, hé?

Jacques: “Neen. Ik was een tijd hevig supporter van Standard, ik vond dat een fantastische club, maar ik was ertegen omwille van de manier waarop het gebeurde. En toegegeven, ik had wat schrik. Het waren oude ratten op Sclessin: Rapaic, Conceição, Sa Pinto. Hoe zouden zij het vinden? In het begin hééft hij het moeilijk gehad. De eerste drie wedstrijden onder Preud’homme zat hij nog op de bank, maar toen – hoed af – heeft hij laten zien wat hij waard was en speelde hij Rapaic uit de ploeg. Als Conceição later zegt dat Steven de kapiteinsband verdient, dan betekent dat toch wat. Niet vergeten, hij is nog altijd maar 19 jaar. Ik hoop dat het blijft duren, want af en toe zit ik toch met schrik. Het kan allemaal zo snel gebeuren … Een blessure hé, want gefluit deert hem niet. Als je Steven ophitst, speelt hij nog tien keer beter.”

Blauw met oranje bloempjes

Hij zegt zelf: ‘Dat leiderschap zit in mij. Op school bepaalde ik op de speelplaats wat we deden.’ Was dat thuis ook zo?

Lydia: “Hij domineerde, zeker en vast. Al liet zijn zusje zich niet doen.”

Jacques: “Dat was kat en hond, maar nu verstaan ze mekaar goed. Onrechtstreeks is Jessie wel fier op haar broer.”

Lydia: “Als Steven het in zijn hoofd haalde dat de living blauw geverfd moest zijn met oranje bloemekes, dan …”

Jacques: “… zaagde hij zolang tot je het deed.”

Lydia: “Doe dit, doe dat, voortdurend beval hij zijn zusje. Tot ik op een dag zei: meisje, bijt van je af. Hij was de baas. We hadden in die tijd maar één tv. Als Steven een programma wilde zien, was dat zo – dan mocht zij 20 keer op dat knoppeke duwen. Idem met de computer.”

Jacques: “Je deed in die tijd ook alles voor zijn voetbal. Daarom ben ik heel tevreden dat hij zo ver raakte. We hebben hem geholpen, maar hij was het toch die het met zijn voeten deed.”

Lydia: “Wat niet wegneemt dat je jezelf moet wegcijferen. Als ik onze organisatie van toen bekijk … Steven ophalen, wegvoeren, Jessie die altijd mee moest naar het voetbal, want ze was te klein om hier alleen te blijven. Dan snel naar het station om Jacques op te pikken, snel naar huis om te koken, weer naar de training … Ooit heeft Jessie verklaard dat alle aandacht naar Steven ging. Dat was niet zo, al draaide alles wel rond voetbal. Daarom zijn we in Mechelen komen wonen, zodat hij met de fiets naar KV kon.”

Jacques: “Ik heb bijgewerkt om het allemaal te kunnen betalen: de benzine, zijn voetbalschoenen, het lidgeld, de topsportschool. Je moet er toch wat voor doen hoor, als ouder. Maar als je hem nu ziet, denk je: het is niet voor niets geweest.”

Hoe zien jullie de toekomst?

Jacques: “Vandaag zegt hij in dat interview: ‘Als ik niks meer bijleer, ben ik weg.’ Sportief moet hij nu heel gelukkig zijn: kandidaat voor de Gouden Schoen, kapitein van Standard, zogezegd onmisbaar voor de nationale ploeg. Wat kan je nog meer dromen op je 19de? Een goeie transfer misschien. Laat ons zeggen dat het Ajax wordt, en als hij ook daar een goed figuur slaat … Zijn droom is Real Madrid. Hij is zot van Real, al van toen hij begon te sjotten. Mensen wisten dat en brachten dan wel eens wat spullen mee. Een shirtje of een handdoek.”

Lydia: “Ik heb nog een opstel bewaard uit het vijfde leerjaar. Wat wil je later worden, was de opdracht. Topvoetballer, schreef Steven. Mooie meisjes, mooie wagens …”

Jacques: “Chapeau, met wat hij al bereikt heeft!” S

door peter t’kint – foto’s michel gouverneur

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content