Bob Marley betoverde de wereld met zijn meeslepende reggaemuziek, maar de man achter ‘No Woman, No Cry’ en ‘Redemption Song’ was ook een gepassioneerd voetballer.

Juni 1980, Humojournalist Marc Didden gaat in Kingston op bezoek bij Bob Marley, die hij voor de derde keer zal interviewen. De laatste afspraak, twee jaar ervoor in Londen, was geen succes – Marley viel tijdens het gesprek in slaap – maar nu staan de sterren gunstig. “Marley zat helemaal achterin het vliegtuig dat me net uit Miami gebracht had. Hij was er zijn maandelijkse inkopen gaan doen. Een tuner-versterker, een driewieler, wat waspoeder.”

Marley stelt de Belgische gast op de luchthaven meteen gerust en zegt dat er de komende dagen genoeg tijd zal zijn om te praten. Maar, wil The King of Reggae weten: “Heb je die handrem bij je?” Een interview kon, werd enkele weken ervoor per telegram bevestigd, alleen moest Didden dan even een handrem voor een Ford Transit en bijhorende kabel in Londen gaan ophalen…

Daar, aan de inkomhal van Norman Manley Airport, merkt de Belgische journalist wat Bob Marley voor zijn volk betekent, wanneer twee- tot driehonderd mensen achter een nadarafsluiting staan samengedrukt om hun held te verwelkomen. Of, zoals Didden zijn gevoel omschrijft: “Het oude Rome binnenwandelen aan de arm van Julius Caesar.”

Marley legt dollarbiljetten in de grijpgrage handen van zijn landgenoten en biedt Didden een lift naar het hotel aan. “This mon is a good mon“, zegt Marley in het Jamaicaanse Patois tegen de chauffeur, die met zijn Capri door de vibrerende nacht van Kingston scheurt. Afspraak morgen om tien uur.

Half blank

Op 56 Hope Road zijn drie muzikanten van zijn begeleidingsgroep The Wailers – Aston Family Man Barrett, Junior Marvin en Alvin SeecoPatterson – op het pleintje voor het witgeverfde houten huis aan het voetballen. Marley zelf slaapt nog, Didden zet zich op een omgedraaide bak bier en kijkt naar de energieke rasta’s. Tot plots een Hey mon uit een open raam weerklinkt. Marley, gekleed in sportuitrusting: “Het is tijd om te spreken.” Het wordt een lang interview. Op een bepaald moment filosofeert hij over geluk: “Zou dat kunnen, gelukkig zijn? Zou dat niet van een schaamteloos verregaand egoïsme getuigen? Ik kan hoogstens zeggen dat ik me soms goed voel, een minuut of vijf lang, terwijl ik in de armen van een vrouw lig of een lied zing.” Of wanneer hij voetbalt, zoals zijn bandleden op de binnenkoer.

Gelukkig zijn in de armen van een vrouw… Niet eens overdreven. Hoewel Marley alleen met Rita Anderson was getrouwd (van 1966 tot aan zijn dood in 1981), is hij de biologische vader van zeven jongens en vier meisjes bij in totaal negen vrouwen. Drie kinderen werden bovendien in een tijdspanne van amper een maand in de schoot van drie verschillende vrouwen geboren. “Sexual intercourse is a wonderful thing“, zei hij ooit.

Dat Marley ook nog geluk puurde uit zijn muziek was vanzelfsprekend – zijn muzikale erfenis sprak toen al voor zich – zijn passie voor de bal was dat veel minder. In zijn boek Bob Marley de voetballer ging de Nederlandse journalist Wiep Idzenga op zoek naar de voetballiefde van het uithangbord van Jamaica, wier lichaam in zijn graftombe omringd is door een gitaar, een joint, een bijbel, een ring en – natuurlijk – een voetbal. Het standbeeld voor zijn huis in Kingston bevestigt de verhalen als zouden voetbal en muziek in het leven van Marley om voorrang hebben gestreden: Marley, gitaar om de nek, bal aan de voet. Idzenga: “Voetballen was tijdens zijn ruige en eenzame jeugd Bob Marleys manier om zich staande te houden. Het werd voor de verlegen jongen, die werd gepest omdat hij half blank was, een kans om respect af te dwingen. Daarna werd voetbal een levenslange obsessie.”

Miss Marley

Bob Marley, geboren op 6 februari 1945 als Robert Nesta, groeide op in Nine Miles, een gehucht diep in het binnenland van Jamaica, waar zijn geboortehuis en mausoleum ook vandaag nog de kassa doen rinkelen. Zijn moeder, Cedella Malcolm, had zich als zeventienjarig tienermeisje laten inpakken door Norval Marley – meer dan zestig jaar, Britse roots én blank – die zich nog amper om zijn zoon zou bekommeren.

Tijdens een bezoek aan Nine Mile ontmoet Wiep Idzenga Sledger, Marleys neef, die vertelt hoe ze pompelmoezen en zure sinaasappels als bal gebruikten. “Als ze half rijp waren, lekker hard nog, dan kon je er prima mee voetballen.” Altijd blootsvoets, want voetballen op zijn enige paar schoenen mocht niet van moeder.

Wanneer Marley twaalf jaar is en samen met zijn neef, moeder, haar nieuwe vriend en zijn halfbroer Neville Bunny Livingston – de latere Bunny Wailer – naar Trench Town verhuist, is hij ook daar de white man, het bleke buitenbeentje. Bovendien blijkt de zachtaardige Marley niet gewend om met een echte bal te spelen en vooral niet opgewassen tegen het harde spel, wat hem de bijnaam Miss Marley oplevert. Sledger: “Muziek en voetbal hielden hem op de been. Zingend en spelend op zijn zelfgemaakte gitaar kon hij zijn diepere gevoelens kwijt.”

En toch: Marley vindt voetballen geweldig. Hij steelt met de ogen, oefent úren in zijn eentje en krijgt meer zelfvertrouwen. In wedstrijdjes zoekt hij de jongens op die de voorbije maanden minachtend over zijn huidskleur en kleine gestalte deden, waardoor het respect groeit. Miss Marley wordt Mister Marley, Skipper of Tuff Gong. Idzenga: “Thuis was Marley niet zo stoer. Toen hij zijn nieuwe broek en schoenen op het voetbalveld had vernield en moeder Cedella hem met een riem had afgeranseld, maakte hij de volgende dag het huis schoon en repareerde hij een kapotte tafel.”

Op het voetbalveld speelt Marley de onzekerheid van zich af, erbuiten speelt zijn gemengde afkomst hem langer parten. Voetballers en muzikanten voelen zich verbonden in Trench Town, de enige mogelijkheden om uit het getto te ontsnappen. Dudley Boyd, journalist van The Gleaner: “Bob Marley koos voor de muziek toen dat geld begon op te leveren, maar ik weet zeker dat hij meer van voetbal hield.”

‘Ziggy, Bob, Ziggy’

Het is midden de jaren zestig wanneer Bob Marley & The Wailers – onder andere Bunny en Peter Tosh – hun eerste album The Wailing Wailers uitbrengen, Marley zelf is ondertussen een bekeerd rastafari, de levenswijze die Ethiopië beschouwt als het beloofde land (Zion), waar alle zwarten op een dag zullen samenleven. In die periode wordt Allan SkillCole, die hij als puber leerde kennen, zijn beste vriend. Cole debuteerde op zijn vijftiende in het nationaal elftal van Jamaica, kreeg een contract in de North American Soccer League bij de Atlanta Chiefs en voetbalde begin de jaren zeventig bij Clube Náutico in de Braziliaanse Série A. Skill, zijn bijnaam vanwege zijn uitzonderlijke balbehandeling, wordt Marleys held. “Bob always tell mi, him wish him could sing like how mi play ball.”

De twee worden boezemvrienden, zeker wanneer ze samen een training van de Jamaicaanse U20 bijwonen en de coach een man tekort komt. Hij zegt tegen Marley dat hij zijn voetbalkledij – altijd in de auto – mag aantrekken, waarna The King of Reggae zo blij als een kind het veld oprent. Cole: “Hij deed het prima en dat moest ik vaak herhalen. Bob vroeg er steeds naar.” De blijdschap op Bobs gezicht is op het netvlies van Skill gebrand. “Die middag was een hoogtepunt in zijn leven.”

De voetbalwedstrijdjes met vrienden zijn een vast onderdeel van Marleys fysiek programma, want het lichaam was zijn tempel, zijn indrukwekkende sixpack een statussymbool. Elke morgen rond halfvijf thee en fruit als ontbijt, een ritje naar Bull Bay, waar de brethren zwommen, voetbalden of tien kilometer door het mulle zand liepen. Ook aanwezig in Marleys entourage: Antonio Gilly Gilbert, die tijdens zijn tournees ital kookte (geen vlees, zoutloos, natuurlijk voedsel) maar ook op het hoogste niveau in Jamaica voetbalde. Idzenga: “Uit de samenstelling van de groep muzikanten die met hem over de wereld reisde, viel het belang van voetbal voor Marley af te leiden. Goed kunnen voetballen leek bijna het belangrijkste criterium om tot de crew te worden toegelaten. Marley wilde in de vele wedstrijdjes onderweg geen modderfiguur slaan.”

Ook opvallend: wanneer Bob Marley in 1968 voor de tweede keer vader wordt en Rita hun zoon officieel David – geboren in armoede op een krant in Trench Town – noemt, kijkt de reggaeartiest naar de kromme beentjes en roept: “We noemen hem Ziggy.” Volgens Rita een verwijzing naar de kreet van Bob Marleys ploegmaats – “Ziggy, Bob, Ziggy” -, die vonden dat de zanger/gitarist zigzaggend en slalommend met de bal op zijn best was.

Goed of slecht?

Over Marleys voetbalkwaliteiten zijn de meningen verdeeld. Trevor Wyatt, in Groot-Brittannië de vertegenwoordiger van zijn platenmaatschappij Island Records, was onder de indruk. “Het was hopeloos om hem, de centrale middenvelder, de bal proberen af te nemen. Met zijn ploegje leek het wel alsof Brazilië aan het voetballen was.” Mauricio Valladares, een fotograaf die een wedstrijd tussen Marleys bandleden en enkele Braziliaanse ex-internationals (met onder andere Paulo César, in 1970 wereldkampioen) bijwoonde, spreekt dat tegen. “Bob was verschrikkelijk slecht. Hij kon gewoon niet voetballen. Op een schaal van 1 tot 10 zou ik hem 1,5 geven.”

Maar Marley was tijdens die trip naar Rio meer dan ooit in zijn nopjes. Want: de militaire regering had de werkvergunningen van hem en zijn bandleden ingetrokken, optredens waren geannuleerd en dus was er des te meer tijd om te voetballen. Hij was heel blij om hier te zijn, klonk het aan het strand van Copacabana. “Vooral omdat ze hier zoveel voetbal spelen. We is great lover of soccer, mon.”

Goed of slecht, Marley hield gewoon van het spelletje. Of, zoals de liefde van zijn leven Cindy Breakspeare, in 1976 Miss World en moeder van Damian Marley, antwoordde op de vraag of ze Bob veel zag voetballen: “Does a bear shit in the woods? Hij hield zielsveel van voetbal. Bob en de bal waren een perfecte match. Hij had het voetbal nodig om de druk van de ketel te halen en te kunnen blijven functioneren. Want om goede liedjes te schrijven, moet je geïnspireerd en in de juiste stemming zijn.”

Marleys favoriete team was het Braziliaanse Santos, met Pelé als grote voorbeeld, maar ook de Argentijn Ossie Ardiles en… Gerrie Mühren hadden een plaats in zijn hart. Mühren, in het inmiddels verdwenen maandblad Johan: “Mijn neefje, die helemaal knetter was van Marley, had zijn graf en museum bezocht en daar vond hij een boek met namen van personen die Marley bewonderde. Zag hij ineens mijn naam staan. Marley was een fan van Ajax en dan vooral van Gerrie Mühren. Toen ik dat hoorde, ben ik wel even stil geweest.”

‘Enjoy the World Cup, Bob’

Ze leidden een mooi leven, vertelde percussionist Alvin Seeco Patterson aan Idzenga. “Met de brethren op reis, de wereld zien, muziek maken, overal vrouwen én voetbal, veel voetbal.” Want: concertorganisatoren maakten er een erezaak van om in hun stad wedstrijdjes voor de altijd blowende rasta’s te organiseren. Zoals in juli 1980, toen Marley opgewonden was dat er in de namiddag een match tegen een zestal profs van de Franse landskampioen FC Nantes – onder wie Henri Michel – was georganiseerd. Het Jamaicaanse allegaartje verloor met 4-3, maar Marley glunderde: hij had twee keer gescoord, kreeg achteraf complimenten én een shirt.

Bob Marley en voetbal, het leverde unieke foto’s en video’s op. Zoals de beelden van Roger Steffens, die jaren met het rasta-icoon op tournee ging, en Marley in San Diego fotografeerde, terwijl hij de bal in de kleedkamer hooghield: links, rechts, stuiterend op de dijen en op de borst, joint losjes in de hand. Ook het videofragment van Steffens’ echtgenote, Viviane Goldman, is legendarisch: de zanger die, gezeten op een kruk achter een microfoon en met een gigantische koptelefoon over zijn dreadlocks, Could you be loved zingt, terwijl hij het ritme tapt met zijn zwarte voetbalschoenen met de drie witte strepen.

Marley droeg wel meer voetbalschoenen, shirts en trainingsbroeken van Adidas, waar handige marketeers van het Duitse sportmerk in 1998 gretig op inspeelden, toen het Jamaicaans nationaal elftal zich voor het eerst in de geschiedenis voor een WK (Frankrijk) had gekwalificeerd. In het promofilmpje toont Marley, op de tonen van Jammin’, zijn voetbalkunstjes en is het Adidaslogo aangepast in de reggaekleuren – geel, groen en rood – waarna een pathetische boodschap in het beeld flikkert: “Enjoy the World Cup, Bob.”

DOOR CHRIS TETAERT

” Voetballen was voor de jonge Marley een manier om respect af te dwingen. Daarna werd het een levenslange obsessie.” Wiep Idzenga

” Hij had het voetbal nodig om de druk van de ketel te halen en te kunnen blijven functioneren.” Cindy Breakspeare

” Marley was een fan van mij. Toen ik dat hoorde, ben ik wel even stil geweest.” Gerrie Mühren

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content