Wat is er van Alin Stoica bij AA Gent ? ‘Als je hem vandaag iets ziet doen, mag je er zeker van zijn dat hij volgende week op dezelfde dag op hetzelfde uur juist hetzelfde aan het doen zal zijn.’ Zeven getuigenissen.

Zijn integratie was gemakkelijk, want hij blijft op zijn eentje. Belangrijk voor Alin was dat hij bij een club kwam waar spelers een kans krijgen, zoals eerder Boussoufa en Smoje. Hij was niet zwaar geblesseerd, had geen overgewicht, maar het is logisch dat het een tijdje geduurd heeft om het ritme op te pikken, want de snelheid van uitvoering is belangrijk. Ik heb met hem gesproken over hoe het moderne voetbal in mekaar zit. Hij wist hoe ik over voetbal denk. Hij móést de honger hebben om zich te bewijzen. Ik heb nog nooit een vedette gekend die niet werkte. En werken is niet iets negatiefs, hé. Het Slavische voetbal, dat is gedaan, het is een kwestie van veel en hard werken en hij past zich daardoor uitstekend aan aan hoe het voetbal evolueert. Hij moest meer volume in zijn spel krijgen en dat doet hij ook, want van de 90 minuten die je voetbalt, ben je er maar 3 in balbezit, de andere 87 is werkkracht, positiespel, intelligentie, lopen zonder bal.

“Hij is heel goed aan de bal en die kwaliteit moet je uitspelen. Tegen Zulte Waregem heb ik hem te vroeg in de ploeg gebracht. Elke speler denkt dat hij na een paar weken al in orde is. Maar hij staat nu psychisch sterker dan een paar maanden geleden. Voor zichzelf was het heel belangrijk dat hij zich weer gewaardeerd voelde en zijn persoonlijk succes leerde wegcijferen voor het elftal. Hij komt nu in beeld omdat Gent goed draait. Maar hij zal altijd wat harder aangepakt worden dan een ander, door de tegenstander en in de beoordeling van buitenaf.

“Hoe stabiel zijn succes is, zal van hemzelf afhangen, van de honger, de honger naar een internationale carrière. Het probleem bij het bestendigen van het succes is altijd : hoe ga je om met de downs. Hij heeft in elk geval al geleerd om niet te veel meer over het verleden te praten, want je kan soms zoveel over het verleden praten dat je het heden en de toekomst vergeet. Als rancune je drijfveer is, loop je kans dat dat op een gegeven moment wegvalt, want dat is iets waarvan de oorzaak uiteindelijk bij iemand anders ligt. Motivatie daarentegen is blijvend. Dus rancune mag niet zijn drijfveer worden, maar ik denk dat de motivatie wel in zichzelf zit. Als hij zegt dat hij nog altijd in de spiegel kan kijken en sommige anderen niet, betekent dat voor mij dat er geen rancune is, maar dat hij met zichzelf bezig is en anderen niet belangrijk zijn.”

(Georges Leekens, trainer)

Je ziet in zijn spel van de laatste weken dat hij ambitie heeft. Tegen Cercle Brugge zag ik hem vanuit de tribune na een aanval nog terug spurten naar de middenlijn om een speler terug te halen. Hij heeft besloten om te remonteren, dat zie je, hij schuwt het vuile werk niet.

“Hij is : een beetje altijd hetzelfde doen. Hij herhaalt alles. Als je hem vandaag iets ziet doen in de kleedkamer, dan mag je er zeker van zijn dat hij volgende week op dezelfde dag op hetzelfde uur juist hetzelfde aan het doen zal zijn. Hij vindt zichzelf geen maniak, hij verwaarloost zichzelf gewoon niet. Hij weet zichzelf te verzorgen. Zijn schoenen maakt hij na elke training schoon en voor de wedstrijd moeten die er perfect uitzien. Hij neemt zijn tijd. Voor alles. De sauna, de massage. Al moet hij er als laatste door vertrekken. Weet je, soms wil je je laten masseren en ligt er net een andere speler op de kinétafel. Dan gaan de meeste voetballers naar huis en ze laten zich op een andere dag masseren. Hij niet. Hij wacht. Maar hij stoort niet. Hij is alleen niet zichtbaar in de groep. Hij blijft zichzelf. Hij en Guillaume Gillet lopen altijd te lachen. Je moet er maar eens naar vragen, ze roepen altijd ‘jongen, jongen, jongen’ tegen elkaar ( lacht).”

(Patrice Noukeu, ploegmaat)

Wij lachen graag, ja. Hij doet mij lachen als hij Nederlands praat. ‘Jongen, jongen, jongen’, roepen we altijd, ja. Wij spreken alle twee niet zo goed Nederlands, dus doen we het tegen mekaar ( lacht). Hij heeft humor. Als we naar de club komen voor een wedstrijd moeten we onze pas tonen voor we door de hefbomen mogen. Alin is de zijne altijd vergeten en dan zegt hij tegen die man van de barrière die hem tegenhoudt : ‘Bel naar Louwagie, dat hij op mijn plaats moet spelen ( lacht).

“Hij is niet zoals andere spelers. Hij praat niet veel. Hij blijft wat alleen. Het is niet iemand qui se vente. Maar als je hem wat kent, is hij oké. En ik ken hem goed, ik kan het goed met hem vinden. Toen ik klein was, speelde hij al bij Anderlecht. Hij deed mij dromen. Dus toen ik wist dat hij naar Gent kwam, wou ik hem leren kennen en bij hem zijn. Hij blijft een van de beste spelers in de Belgische competitie. Bal aan de voet, een goede pass, een hard schot met rechts : zo heb ik er nog niet veel zien spelen. Bovendien begint hij nu ook meer en meer te verdedigen, waar hij het in het begin nog wat moeilijker mee had. Wat mij verbaasd heeft, is het gemak waarmee hij een moeilijke bal speelt : zijn balcontrole laat het zó gemakkelijk lijken.

“Als hij praat, is dat eigenlijk zelden over voetbal. Over duizend-en-een dingen, maar bijna nooit over voetbal. Auto’s en vrouwen, ja, maar niet te veel over vrouwen, want hij heeft, denk ik, een vriendin in Roemenië.

“Hij werkt veel op training. Hij tackelt soms zelfs. In tegenstelling tot wat iedereen denkt, vind ik hem niet lui. Iedereen denkt altijd : die Stoica traint wellicht niet veel, maar hij werkt zelfs altijd wat meer dan een ander. Een echte prof en vaak de laatste die de kleedkamer verlaat. Al wie niet in hem geloofde, wil hij bewijzen dat hij het wél kan. Een beetje rancune merk je misschien wel. En als we verloren of slecht gespeeld hebben, gaat hij zeker anderen niet bekritiseren. Dan zegt hij niks en zit hij kwaad in zijn hoek.”

(Guillaume Gillet, ploegmaat)

Hij bereidt zich nogal minutieus voor. Zelfs voor een training. Hij zit geen koffie te drinken of de krant te lezen tot vlak voor de training zoals sommige anderen. Het is bijna een ritueel voor hem om dan te stretchen of krachtoefeningen te doen. Daarmee toont hij toch een vorm van maturiteit. Misschien weet hij na al die jaren wat goed voor hem is.”

(Frank Wezenbeek, kinesist)

Zijn medische testen waren zeer goed. Toen hij uit Roemenië naar Gent kwam, moet hij daar, naar wat ik hoor over zijn hartslagwaarden, blijkbaar doorgetraind hebben. Hij is zeer correct bezig met zijn vak en houdt vast aan een bepaald stramien, waarschijnlijk door positieve ervaringen daarmee in het verleden. Hij zal daar niet van afwijken. Hij wil altijd een bepaald ritme, een bepaalde volgorde aanhouden. Niet dat hij niet openstaat voor nieuwe dingen, maar … wat opgelegd wordt, doet hij op een andere manier.

“Het hangt er allemaal een beetje van af hoe je hem aanpakt. Hij is enorm geïnteresseerd als je bijvoorbeeld met hem de anatomie van een letsel overloopt. Hij weet er ook veel van. Hij zit er meestal óp, op het probleem. Zijn rugklachten bijvoorbeeld. Bij het minste dat hij voelt, kleinere dingen, zal Alin daar al gemakkelijker een probleem van maken. Als je hem dan uitlegt welke spier waar aanhecht en dat je dat los moet masseren, kan hij dat appreciëren. Maar je moet er wat meer tijd en geduld in steken. Het is niet dat hij constant op de massagetafel ligt – hij zal er geen misbruik van maken – maar áls hij iets voelt … Tja, waarom zou hij het niet doen, hé ? Maar hij blijft wel vrij gesloten. Als je hem op de massagetafel dingen vraagt, zal hij je antwoorden, maar het is niet dat hij daar een halfuur zal liggen babbelen. Je weet niet altijd : wat zou hij nu denken ? Tudor, zijn neef die met de invallers meetraint, die is heel anders, socialer, bezorgder om anderen en geïnteresseerder in anderen. Die zal al eens vragen : hoe is’t ?”

(Karel De Roo, kinesist)

Het is een eigenzinnige jongen, heel introvert, doet alles op zichzelf en trekt zich niet te veel van de rest aan, maar je hebt er geen last van. Het is een echte prof, die heel erg met zijn lichaam bezig is. Crèmekes, speciale shampoo, parfum, zulke dingen. Mwa ja, er wordt misschien wel eens raar gekeken als hij weer een spray’ke spuit, maar niemand stoort er zich eigenlijk aan. Zijn schoenen maakt hij helemaal zwart, met een alcoholstift gaat hij over de witte strepen. Ik heb hem al eens tevergeefs gevraagd waarom hij dat doet ; het moet een gewoonte van hem zijn. Voor de wedstrijd zit hij ook zijn eigen drank te fabriceren. Er zijn er wel meer die dat doen, maar hij is daar écht mee bezig. Iets van koffie of zo met ik-weet-niet-wat. Allee, geen verboden producten, hé, maar alleszins niet drinkbaar ( lacht).”

(Nicolas Lombaerts, ploegmaat)

Hij is een paar keer naar een huis of een appartement gaan kijken, maar hij heeft gezegd : voor mij hoeft het niet. Dus hij blijft hier tot het eind van het seizoen bij mij in het hotel. Hij gaat regelmatig wel eens uiteten, maar hij eet hier bij mij veel pasta’s. Hij zal niet ver buiten zijn schreef gaan. Je kan hem alle dagen pasta doen eten. Kijk, dan ben je met je vak bezig. Hij is secuur op elk gebied. Mochten alle voetballers zo zijn, ik zou een gelukkig man zijn. Voor mij hoeft dat niet, maar hij zegt na vijf maanden nog altijd monsieur Norbert tegen mij. Iedereen die uit het Oostblok komt, is zeer gedisciplineerd. Je weet niet dat je hem in huis hebt. En hij valt je voor niks lastig.

“Alles komt erop neer hoe je mensen benadert. Die jongen heeft al veel meegemaakt, stond van zijn zestien jaar onder druk, je mag dat niet onderschatten. Hij neemt financieel ook bepaalde zaken over van Tudor. De bereidheid is er om zijn familie te helpen, dat voel je. Hij zou ook kunnen zeggen : trek je plan. Met zulke jongens kan je naar de oorlog. Als je daar als trainer een input in hebt, wel, hij loopt twee keer door de goal. Dus iedereen bij de club moet hem op zijn manier een gevoel van welbehagen geven. Kijk, vanmorgen was hij, ik zal niet zeggen vies, maar ontgoocheld omdat ze tegen Cercle niet allemaal inzet getoond hadden. ‘Ze moesten niet zeggen dat ze moe waren,’ zei hij, ‘want jij bent ook moe als je ’s morgens vroeg moet opstaan.’ Dat toont zijn ingesteldheid. Hij heeft zich goed herpakt.

“Hij zit veel op z’n kamer, kijkt op zijn gemak tv, leest veel en drinkt eens een pintje, een Vedett. Ah ja, als hier coureurs slapen, zet ik alle dagen twee flessen wijn op tafel, dus waarom niet ?”

(Norbert De Ganck, zaakvoerder hotel Prado in Melle)

door Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content