Op zoek naar Danny Ost, de trainer van AS Eupen.

Onze eerste – en tot nu toe enige – afspraak met Danny Ost ging zo: hij was er niet. De ontmoeting zou plaatsvinden in het stadion van AS Eupen, waarmee hij op dat moment op de eindronde afstoomde. Manfred Theissen, de bereidwillige manager van de club, stond ons dan maar te woord, maar niet voordat hij met Danny Ost had gebeld. Uit de ingehouden toon waarmee hij aan zijn trainer de situatie uitlegde, viel maar één conclusie te trekken: die was de afspraak rats vergeten.

Een kwartier of wat na het telefoontje verscheen Ost alsnog op de afspraak: bril in de haren geschoven, de huid bruin getaand, het hemd losjes om het lijf en iets van kettinkjes om de hals en/of pols staat ons nog voor de geest. En hij maakte vriendelijk excuses voor zijn laattijdigheid.

Het blijkt bij nader inzien Danny Ost ten voeten uit: een niet altijd even gestructureerde, maar wel charmante bon vivant.

Danny Ost kende als speler een carrière die hem op een intermezzo van één seizoen na veertien jaar aan Union Sint-Gillis bond. Daarna speelde hij nog drie jaar bij Rode-Verrewinkel, waar hij als trainer debuteerde. Maar Danny Ost blijft ook nu nog een boegbeeld van Union, waar hij overigens vaak als trainer is genoemd, maar het nooit werd. Dat trainersluik van zijn carrière leidde hem van Rode-Verrewinkel naar Olympic Charleroi, Strombeek, Heppignies-Lambusart-Fleurus, nog eens Olympic Charleroi en AS Eupen. Drie keer promoveerde hij: met Rode-Verrewinkel naar bevordering, met Olympic naar tweede klasse en met Eupen naar eerste klasse.

Waar hij ook trainde, een Brussels ketje is hij altijd gebleven.

“Hij brengt sfeer op zijn eigengereide Brusselse manier, met een stukje folklore erbij misschien”, zegt Johan Vermeersch, die hem bij Strombeek – dat kort daarna FC Brussels zou worden – een half seizoen als trainer in dienst had. “Hij doet mij denken aan Lucien Masyn ( Cercle Brugge, nvdr) uit mijn tijd. Niet zo rustig, maar gedreven door zijn emoties, een motivator met een groot voetbalhart. Het is een ambiancemaker en als je dat kunt koppelen aan kwaliteit in je groep en een goede veldbezetting, dan kun je ver komen. De tactische bezetting was niet het hoofdparool. Het dreef bij hem voornamelijk op inzet en ambiance. Zonder een chipoteur te worden. Je hebt er die onmiddellijk over geld spreken als je met hen aan tafel gaat zitten, maar zo was hij niet.”

Kantinewerk

De emotie is een terugkerend gegeven in de persoonlijkheid van Ost.

“Hij gaat enorm mee in het spel”, beaamt Yves Soudan, speler en later assistent van Ost bij Olympic Charleroi. “Hij zou bij wijze van spreken zelf mee komen tackelen. Hij draagt nooit sokken: het mag min vijf zijn, hij gaat zodanig op in de wedstrijd dat hij de kou toch niet voelt, hij zou zelfs nog zijn trui uitdoen en in een polo zitten. ( grijnst) Heel gedreven. Het is een motivator, maar ook een entertainer. Hij kent bijvoorbeeld het repertoire van Jacques Brel en Charles Aznavour uit het hoofd. Het is een trainer die veel contact zoekt, ook met het publiek, en zich warm kan tonen voor de mens achter de speler. Hij is eigenlijk de twaalfde man. Dat contact met anderen heeft hij nodig, want hij moet zich erbij voelen. De vraag is alleen waar je de lijn trekt.”

Niet bij elke speler werkte zijn aanpak. Met sommigen kon Ost het vroeger beter vinden en daar trok hij dan ook geregeld mee op. “Het uitgaansleven, het nachtleven, dat was zijn leven”, zegt Rudy De Koning, die in het bestuur van Rode-Verrewinkel zit. “Maar hij was de beste trainer die Rode-Verrewinkel heeft gehad. Hij creëerde een groepssfeer en daar kwam ook veel ‘kantinewerk’ aan te pas, hé. Maar hij had ze allemaal mee. Ze móésten ook mee met hem om onder de supporters te komen, al had hij wel een kliek waar hij goed mee overeenkwam, spelers van Union die hij had meegebracht.”

“Die mannen waren zijn verlengstuk op het veld”, zegt Yves Buelinckx, die één seizoen onder Ost speelde bij Rode-Verrewinkel. Hij kende hem al langer door zijn vader, Theo Buelinckx, die met hem had gespeeld bij Union. Die wedstrijden, van zijn pa, met Ost als rechtsachter, waren Yves Buelinckx’ eerste voetbalervaringen. “Het eerste wat hij tegen mij zei, met zijn hand geopend, was: maintenant tu vas manger dans ma main, hein! ( grijnst) Hij had altijd een kleine pancarte waarop hij zijn ideeën met een stift telkens uitlegde, maar hij was niet de meestertacticus. Hij deed veel vanuit de buik. Maar ik herinner mij zijn positieve ideeën over voetbal: hij speelde om te winnen.”

De grote mannen

Terwijl hij in de lagere afdelingen trainde, hield Ost er ook een tijdje een brasserie aan de Brusselse Wolvengracht en later een koerierdienst op na. “Maar”, zegt Georges Oban, secretaris van Heppignies-Lambusart-Fleurus, “hij leefde wel honderd procent voor het voetbal. Hij plantte die rage de vaincre over op zijn groep.”

“Hij hield van het Engelse voetbal, dus hij ging ginder vaak zomaar naar wedstrijden kijken”, herinnert Firmin Terwagne, de gerechtigde correspondent van Heppignies-Fleurus-Lambusart zich. “Hij zat altijd op het hoekje aan de toog, omringd door al zijn spelers. Nooit ging hij na de training meteen naar huis. Elke maand organiseerde hij een etentje na de training. Laat zijn naam vallen in de regio’s waar hij gewerkt heeft en iedereen kent hem, hé, ook buiten het voetbal.”

Eindelijk zit Danny Ost nu bij – zoals hij het vroeger altijd graag scheen te noemen – ‘de grote mannen’. En dat, zegt iedereen onverkort, is hem van harte gegund. Over het diploma om in eerste klasse te kunnen trainen beschikt hij niet, maar bij AS Eupen, dat hij via de eindronde voor het eerst in zijn geschiedenis naar eerste klasse loodste, wordt de trainer, die na enige onzekerheid dan toch een contract van één seizoen kreeg, omringd door invloedrijke Italiaanse investeerders, een Italiaanse keeperstrainer en een conditietrainer die voetbalkennis wordt toegedicht.

Een eind ver in het eerder genoemde gesprek dat we met Danny Ost hadden, weerklonk een berichttoon op zijn gsm. “Ha, een signaal dat ik een afspraak heb met jou voor een interview”, zei hij. “Ik steek alles in de agenda op mijn gsm. Dus ik was het niet vergeten, zie je, ik had alleen het verkeerde uur ingetikt. Ik dacht al: hoe kan dat nu?”, lachte hij.

Manfred Theissen bleef hem onverstoord aankijken.

door raoul de groote – beelden michel gouverneur (reportersà

“Hij brengt sfeer op zijn eigengereide Brusselse manier, met een stukje folklore erbij. Johan Vermeersch”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content