Bijna twee maanden geleden hing Jonathan Blondel de voetbalschoenen aan de haak, amper 30 jaar oud. Een poging tot reconstructie.

In april wordt Jonathan Blondel 31. Een leeftijd waarop de meeste voetballers wat van hun explosiviteit verliezen maar dat compenseren door intelligentie en een beter positiespel. Dat was voor Blondel geen optie meer. Het lijf wilde na vijftien jaar profvoetbal niet meer mee. Sedert zowat anderhalf jaar sukkelde de Ploegsteertenaar (waar ook Frank Vandenbroucke vandaan kwam) van de ene blessure in de andere. Vijf mensen die hem goed kennen, blikken terug: Steve Dugardein, de voormalige aanvoerder van Excelsior Mouscron, Alex Teklak, oud-verdediger van Les Hurlus en nu voetbalanalist, Patrick Stellandre, sinds 1995 ploegafgevaardigde van Mouscron, Pierre Huys, ex-jeugdsecretaris van de Henegouwers, en ten slotte Fabian Lestienne, de vader van Maxime.

Zijn roots

Mouscronploegafgevaardigde Patrick Stellandre kent Blondel al sinds hij de grote belofte was van de club. “Het is een jongen van hier, hij heeft altijd in de streek gewoond, met name in Ploegsteert, waar hij als jongetje ook is beginnen te voetballen. Ik herinner me dat hij eens niet was opgenomen in de wedstrijdkern van Club Brugge en mij belde om te vragen of ik geen ticket kon regelen voor de match van Excelsior Mouscron. Hij was hier thuis, we hebben die avond afgesloten bij een goed glas. Dat is Jonathan ten voeten uit. L’Excel was altijd in zijn hart. Hij zal nooit ver weg verhuizen, daarvoor is hij veel te verknocht aan deze streek.”

Steve Dugardein, voormalig aanvoerder van Excelsior Mouscron, heeft altijd een uitstekende relatie met Blondel gehad. “Jo komt uit een dorp, hij heeft nog op straat gespeeld. Hij heeft nog altijd goeie banden met zijn vrienden van vroeger. Net zoals ik komt hij uit een volks milieu. Hij stond altijd dicht bij de fans, de vrijwilligers en de entourage van de club.”

Het volkse milieu waarvan sprake heeft nochtans niet altijd in zijn voordeel gespeeld, al neemt Fabian Lestienne wat dat betreft zijn verdediging op: “Ik heb nooit geloof gehecht aan wat men allemaal over hem vertelde. Ik zag altijd een serieuze jongen, erg professioneel, die niets anders verkeerd deed dan heel af en toe eens een pint te gaan pakken met zijn vrienden of familie. Ik heb hem jarenlang van dag tot dag meegemaakt, omdat hij Maxime elke ochtend kwam oppikken om te gaan trainen. Ze reden altijd samen en waren als broers voor elkaar.”

Zijn opmars

“Jonathan heeft altijd toegegeven dat hij te jong naar Engeland vertrokken is en dat hij zichzelf daar tegenkwam”, vertelt Fabian Lestienne. “Het is om die reden dat ik er bij mijn eigen zoon op aangedrongen heb om niet te snel toe te geven aan de lokroep van de grote competities. Ook Jo heeft over zijn ervaring verteld en hem aangeraden om het juiste moment af te wachten. Samen hebben we er Maxime van overtuigd om nog wat in België te blijven.”

“Al toen hij bij de jeugd van Mouscron speelde, maakte heel België hem het hof”, herinnert Pierre Huys, voormalig jeugdsecretaris van Excelsior Mouscron, zich nog goed. “Er stonden vaak scouts langs de lijn. Toen hij naar Tottenham vertrok, op een moment dat Mouscron in geldnood zat, hoopte iedereen dat hij zich die ervaring niet zou beklagen. Hij heeft er niet in het eerste elftal gespeeld, maar ik denk dat hij er wel veel geleerd heeft, vooral over zichzelf.”

Alex Teklak, tegenwoordig analist en toen ploegmaat van Blondel bij Mouscron: “Hij had er moeite mee om zijn vrienden achter te laten. Had hij in Engeland kunnen doorbreken, dan zouden de mensen hem geniaal genoemd hebben, maar indertijd was het voor die jongen gewoon te vroeg. Hij heeft altijd buitengewoon veel klasse gehad, maar om op je achttiende je kans te wagen in een grote competitie moet je ook heel veel persoonlijkheid bezitten.”

“Destijds was Hugo Broos trainer van Excelsior en hij stond er niet om bekend dat hij het de jeugd gemakkelijk maakte”, herinnert Patrick Stellandre zich nog. “Jo eiste meteen een basisplaats op, hoewel hij nog maar net bij de kern was. De coach zag dat anders. Jo is vertrokken, maar hij was daar volgens mij niet klaar voor. Hij had nog nood aan een goede omkadering. Hier had je Steve Dugardein, Mbo Mpenza en anderen, in Londen stond hij er alleen voor.”

Zijn karakter

“Jo ging niet met iedereen om, hij was nogal zwijgzaam, op het introverte af. Het is een vriendelijke jongen, die weet waar hij vandaan komt, maar die bij een eerste contact moeilijk te peilen valt”, omschrijft Alex Teklak. “Voor het overige is het een gouden gast. Hij bleef vaak plakken met de mannen van de oudere generatie, zoals ik, voor de ‘derde helft’. Hij voelde zich gewaardeerd en gesteund. Ik denk dat hij dat diep vanbinnen altijd nodig heeft gehad.”

“Veel mensen denken dat hij op het veld gemener geworden is door naar Brugge te gaan, maar dat klopt niet”, zegt Patrick Stellandre. “Ik herinner me dat hij bij de jeugd en bij de reserven ook al regelmatig kaarten pakte. Jonathan is iemand die zich kon wegsteken als hij vond dat hij niks te zeggen had of ergens niet op zijn plaats was. Maar als hij zich wel goed voelde, kon hij zich ook geweldig goed amuseren.”

Pierre Huys herinnert zich nog een beloftewedstrijd waarin Blondel een vrije trap wilde nemen. “Hij deed mee in een hogere leeftijdscategorie met jongens die drie, vier jaar ouder waren. Hij schoot en de bal belandde aan de cornervlag. Tien minuten later kreeg Excel een nieuwe vrijschop. Nu wilden de anderen hun kans gaan, maar Jonathan duwde hen opzij, nam de bal en… scoorde. Hij had een geweldige traptechniek.”

Steve Dugardein: “Hij zette nooit een grote mond op, hoewel hij toch kapitein geweest is van Club Brugge, toch een van de drie grote clubs in ons land. Hij is ook Rode Duivel geweest, al is men dat bijna vergeten. En hij is een paar keer kampioen geworden.” Dugardein kan niet inschatten of Blondel in het voetbal terugkeert. “Ik denk dat hij nu vooral wil genieten van zijn familie en vrienden. Nochtans is het niet gemakkelijk om er definitief een streep onder te trekken. Het voetbal is als een geliefde naar wie je altijd terugkeert.”

Anderzijds is het een publiek geheim dat Blondel niet altijd geleefd heeft zoals het een professioneel sportman betaamt, ook omdat een aantal van zijn jeugdvrienden bepaald geen koorknapen waren. Hij had de naam een lieve jongen te zijn “in een harde wereld waarin hij niet altijd zijn plaats had en die hem in een soort van ‘chronische depressie’ dompelde”, vertelt iemand die liever anoniem wil blijven.

Zijn speelstijl

“Bij Club vloog hij er hard in, terwijl ik altijd heb gevonden dat hij zo niet in elkaar zat”, houdt Fabian Lestienne vol. “Hij heeft jarenlang schoppen geïncasseerd zonder te klagen. Op den duur sukkelde hij van de ene operatie naar de andere en heeft hij gezegd: stop! Ik denk dat Maxime al een tijdje wist dat Jo ging stoppen, maar hij heeft dat voor zich gehouden. Niemand praatte nog over hem, Club Brugge draaide goed. Dat moet hard voor hem geweest zijn.”

Pierre Huys vond Blondel op zijn best als nummer 10, “maar niet in de stijl van Michel Platini. Hij stak erboven uit, ongeacht in welke categorie hij speelde. Hij scoorde, liet de anderen voetballen, recupereerde ballen op het middenveld en trok ermee naar het vijandelijke doel. Een fenomeen!”

“Men heeft van hem bij de jeugd een nummer 10 gemaakt, terwijl hij dat eigenlijk niet was”, nuanceert Steve Dugardein. “Hij had een buitengewoon schot, kon scoren vanop afstand en uit stilliggende fases. Maar hij was ook verbeten, wat je niet zo vaak ziet bij klassieke spelverdelers. Ik vond hem op zijn best wanneer hij zich wat liet terugzakken… behalve toen hij linksback moest spelen. Dat was pure verspilling. Maar ook daar trok hij zijn plan. Talent, hé!”

“Was hij langer in Moeskroen gebleven, dan denk ik dat hij verdedigende middenvelder geworden zou zijn, maar in die tijd speelde Yves Vanderhaeghe op die positie en dus moest hij weg”, zegt Patrick Stellandre. “Nochtans heb ik hem altijd graag als een nummer 10 zien spelen. Ik zal altijd die match in mei 2002 onthouden, de bekerfinale, waar hij invalt voor Les Hurlus en scoort tegen… Brugge. Zo’n klasbak!”

Zijn lichaam

En nu is het dus afgelopen. Steve Dugardein zucht. “Doodzonde is dat. Timmy Simons is bijna tien jaar ouder en speelt nog altijd. Jo is een vechter, maar die laatste blessure, nadat hij al zo veel inspanningen had geleverd om te revalideren, was de druppel die de emmer deed overlopen. Hij wierp de handdoek op de manier waarop hij in het leven staat: onopvallend. Hij heeft veel van zijn lichaam gevergd door altijd in het rood te gaan. Hij ging elk duel aan alsof zijn leven ervan afhing en dat heeft hij duur betaald.”

“Als je een blessure anderhalf jaar lang meesleept en alle inspanningen om terug te keren zijn tevergeefs, dan vreet dat aan je”, bevestigt Pierre Huys. “Jonathan was gewoon op. Ik denk dat hij opgelucht was toen hij aankondigde dat het voor hem afgelopen was.”

“Zijn lichaam verteerde de inspanningen en de schoppen die hij moest incasseren niet meer”, vertelt Alex Teklak. “Ik hoorde Maarten Martens onlangs in een interview zeggen: ‘Gezien mijn fysieke capaciteiten heb ik het maximum uit mijn carrière gehaald. Ik was fragiel, ik zou niet méér kunnen doen hebben.’ Ik denk dat dat ook voor Jo geldt. Zijn spel was veeleisend, hij gaf zich altijd ten volle en dat maakte van hem ook de Brugse chouchou.”

Patrick Stellandre droomde ervan dat zijn poulain zou doorbijten en naar Moeskroen zou terugkeren. “Maar hij kon niet meer. Een van de laatste keren dat hij naar Le Canonnier kwam, heeft hij me verteld over zijn gezondheidsproblemen. Club Brugge had hem verplicht om zich nog een keer te laten opereren. Daar had hij geen zin meer in. Hij had er genoeg van om te moeten knokken zonder de zekerheid dat hij nog zou terugkomen. Ik denk ook dat hij zich op het einde door Club Brugge in de steek gelaten voelde. Michel Preud’homme heeft een ruime kern en dan denk je er misschien niet aan om een speler als Jo even te steunen. Nochtans is dat iets waar hij heel zijn carrière nood aan had.”

DOOR DAVID DUPONT

“Hij ging elk duel aan alsof zijn leven ervan afhing en dat heeft hij duur betaald.” Steve Dugardein, ex-kapitein

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content