Metz. Thuishaven van de smakelijke quiche lorraine, van de negentiende-eeuwse dichter Paul Verlaine en van traditieclub FC Metz. Het is ook de stad waar Sport/Voetbalmagazine op zoek ging naar de roots van Julien Gorius. Ex-aanvoerder van KV Mechelen en straks de nieuwe patron van KRC Genk.

De naam Metz doet wellicht bij een groot aantal Belgen een belletje rinkelen. Voornamelijk dan als randfenomeen op hun jaarlijkse tocht richting Zuid-Franse of Spaanse zon. Net voorbij de grens met Luxemburg ligt de stad van 130.000 inwoners op de Autoroute du Soleil, als ankerpunt tussen Brussel en Lyon.

Wie echter de tijd neemt om de wagen van de razende autosnelweg te dirigeren, wordt beloond voor zijn nieuwsgierigheid. De Moezel – een meer dan 500 kilometer lange rivier die van de Vogezen tot in het Duitse Koblenz kronkelt – grijpt met al zijn vertakkingen als een hand rond de stad, tal van cafeetjes en restaurants liggen aan het groene water en de plattegrond oogt als een raderwerk van bruggen en steegjes. De huizen zijn veelal uit okerkleurige kalksteen opgetrokken, voorzien van afgebladderde witte raamluiken. Een restant van de Duitse bezetting begin vorige eeuw. Iets verder terug in de geschiedenis (in de late middeleeuwen) was Metz zelfs een van de belangrijkste steden in het Duitse rijk.

Steeds meer Belg

Die Duitse achtergrond vind je ook terug bij FC Metz, samen met Straatsburg en Marseille een van de oudste clubs in het Franse profvoetbal. Aan de oorsprong van het huidige FC Metz ligt een fusie tussen Alte Herren Metz, FC Metis Metz en Metzer SpVgg, dat ten tijde van WO I uitkwam in een regionale Duitse competitie. Tegenwoordig speelt de fusieclub in de Franse derde klasse en wordt ze geleid door Albert Cartier (ex-Brussels, La Louvière en Eupen).

De eerste ploeg mag dan weggezakt zijn, de jeugdopleiding van Les Grenats (bijnaam van de club, verwijzend naar de kleur van hun shirt) wordt in Frankrijk nog steeds als een van de beste van het land beschouwd. Onder meer Emmanuel Adebayor en Robert Pirès kwamen uit deze academie. En ook Julien Gorius en Ludovic Obraniak, de twee grootste talenten uit de lichting van jongens geboren in 1984 en 1985. Obraniak speelt ondertussen voor Bordeaux en is Pools international. Gorius maakte in 2005 de overstap naar België, waar hij achtereenvolgens bij FC Brussels (drie seizoenen) en KV Mechelen (vier seizoenen) het mooie weer maakte. Deze zomer werd de Franse middenvelder bij Mechelen weggehaald door RC Genk, hij moet er de vervanger worden van Kevin De Bruyne.

Dat hij nooit kon doorbreken bij zijn club FC Metz, was lange tijd een frustratie, maar dat is het nu niet meer. Althans zo beweert Sophie Gorius (24), de oudste zus van Julien. We ontmoeten Sophie in haar appartementje net buiten het centrum van Metz. Vijf maanden geleden is ze voor het eerst mama geworden, van een zoontje Ilhan. Wanneer de naam van tonton Julien valt, glimlacht Ilhan. Er bestaat duidelijk een band tussen die twee.

Julien heeft ook nog een vijf jaar jongere zus, Lorène, maar zij is zowat de enige van de Goriusclan die níét in Metz is blijven wonen. Tegenwoordig leeft ze in Nice, aan de prachtige Côte d’Azur, waar ze werkt in een Ibishotel. Toch zorgt Julien ervoor dat hij ook zijn jongste zusje nog geregeld ziet: hij kocht een huis in Cannes, op een steenworp van Nice, en spendeert er doorgaans zijn vakantieperiodes. “Julien is nu al bezig met zijn leven na het voetbal”, legt Sophie uit. “Daarom investeert hij in vastgoed. Hij kocht enkele appartementen in België en Cannes.”

Sophie gidst ons naar Moulins-lès-Metz, een buitenwijk, waar het gezin Gorius opgroeide. Nonkels, tantes en grootouders woonden en wonen bijna allemaal in een omtrek van enkele kilometers. Vlak naast de spoorlijn en in de schaduw van een stijlrijke watertoren ligt een geïmproviseerd voetbalveldje. Het gras staat een halve meter hoog, de twee doelen beconcurreren elkaar inzake krakkemikkigheid. Vroeger was dit het favoriete speelterrein van Julien.

“In feite deed hij alle sporten graag”, vertelt Sophie. “Tot zijn vijf jaar was dat voornamelijk met de moto rijden. Hij had een klein brommertje en was daar zeer bedreven in. Nadien kwam de voetbal in zijn leven… en in dat van ons. Wij trokken altijd met het hele gezin mee naar zijn wedstrijden. Papa heeft nooit zelf op hoog niveau gespeeld, maar hij was ploegverantwoordelijke in de jeugd van FC Metz. We beseften dat voetbal serieus werd toen Julien twee jaar in het centre de formation van Madine ( net als Clairefontaine een opleidingscentrum van de Franse voetbalbond, nvdr) een opleiding kreeg. Dat was tussen zijn twaalf en veertien jaar. Julien is een serieuze jongen, zeker wanneer het over voetbal gaat. Ik herinner mij nog goed dat hij alle doelpunten van Ronaldo – de Braziliaan – van buiten kende. Dat was zijn grote idool. Later werd dat Zinédine Zidane.”

“Tennissen deed Julien ook graag, uren aan een stuk, hier beneden op de parking voor ons gebouw.” Ze wijst naar beneden. We merken terloops op dat het toch niet echt een ruim bemeten appartement is voor een gezin van vijf – hooguit 80 à 90 vierkante meter.

“Vind je?”, vraagt Sophie retorisch. “Wij hebben dit huisje nooit als klein ervaren. Wij zijn mensen van simpele komaf. Mama was lange tijd huismoeder en werkt nu als dienster in een schoolkantine, papa werkt als gevelschilder. Julien heeft ook nooit veel nodig gehad, is totaal niet materialistisch. Enkel de laatste jaren is hij wat meer op zijn kledij gaan letten, hij volgt nu de mode!” Ze moet er zowaar even om lachen.

We vragen of ze haar broer mist. Dat valt best mee, beweert ze. “Sowieso keert hij naar hier terug zodra hij kan. Ik merk dat hij erg gesteld is op zijn neefje Ilhan. En wij proberen ook geregeld naar België op bezoek te gaan. Hij voelt zich daar ondertussen helemaal thuis. Enkel zijn eerste maanden in Brussel waren lastig. Niet vergeten dat hij amper negentien jaar was en daar alleen in een grootstad terechtkwam. Bovendien is Julien iemand die altijd zeer gehecht was aan het familiegebeuren.”

Ze vindt dat haar broer steeds meer Belg is geworden. Het beste bewijs? “Tegenwoordig geeft hij me nog slechts één kus wanneer we elkaar begroeten, terwijl we in Frankrijk normaal gezien altijd twee kussen geven”, lacht Sophie. ” Il ést devenu un vrai Belge!”

De mooiste meisjes van het land

Er bestaat nog een andere reden die Metz tot aanbevelenswaardige tussenstop maakt op weg naar het zuiden: de meisjes. “De mooiste van het land”, zegt Lucas Molinari niet zonder enige trots. Hij meent het. En het blijkt niet gelogen. Lucas is de beste vriend van Julien. Ze kennen elkaar al sinds hun vijf jaar. Speelden samen in de jeugd bij FC Metz en zaten nadien ook samen op de middelbare school. Lucas is bovendien de kleinzoon van Carlo Molinari, van 1967 tot 2009 voorzitter van FC Metz en tegenwoordig vicevoorzitter van de voetbalclub uit Lotharingen.

Dat ook Lucas bekend en berucht is in deze stad, wordt al snel duidelijk. Hij neemt ons mee naar de place Saint-Jacques, het kloppende hart van Metz. Een plek van zien en gezien worden. Het is hier dat Julien Gorius graag komt wanneer hij in Metz op bezoek is. We zitten nog geen vijf minuten op een terrasje van een van de vele trendy bars of er zijn al minstens een zestal mensen goeiendag komen zeggen. Onder hen een ranke blondine. Ze blijkt het nichtje te zijn van Ludovic Obraniak. Lucas knipoogt: “Ziet er niet slecht uit, hè.” Waarna hij zijn vijfde sigaret op een half uur tijd opsteekt en verder vertelt over zijn copain Julien. “Ik kan best begrijpen dat Julien weinig over de tong gaat in België. Hij is niet iemand die graag de aandacht opzoekt. Zeker niet wanneer het over voetbal gaat. Maar vergis je niet: hij maakt veel grapjes en praat graag, maar dan eerder onder mensen die hij goed kent.

“Julien heeft altijd een zeer duidelijke lijn getrokken: voetbal is zijn beroep en dat neemt hij heel serieus. Ook toen we jonger waren, was hij nooit te verleiden tot wild stapgedrag. Integendeel, hij ging bijna nooit mee. Hij dronk niet en rookte niet. Had nooit problemen met leerkrachten, trainers, klasgenoten of ploegmaats. Pas de laatste jaren heeft hij een beetje alcohol leren drinken en gaat hij al eens ’s avonds op stap, maar enkel wanneer het kan.”

Vanop het terrasje waar we zitten, zien we een heel gamma aan Amerikaanse fastfoodzaken, zoals McDonald’s en Subway. We peilen even naar het eetgedrag van Julien Gorius. Lucas grinnikt: ” Oh la la… eten! Op dat vlak is Julien de moeilijkste mens die ik ken. Hij lust geen groenten. Echt niet. Hij is zelfs in staat om bij McDonald’s de sla uit zijn hamburger te halen. Toen hij nog voor FC Brussels speelde en daar alleen woonde in de buurt van de basiliek van Koekelberg ging ik vaak bij hem op bezoek. Drie of vier keer per maand zakte ik af naar Brussel en dan kookte ik voor hem. Geen eenvoudige opdracht.”

Het is zowat het enige ‘minpuntje’ dat Lucas kan oprakelen over zijn jeugdvriend. Voorts niets dan één uitgesponnen lofrede, slechts sporadisch gestopt om een nieuwe sigaret op te steken. “Weet je,” zegt Lucas aan het eind, “ik zal je iets verklappen: al toen hij bij FC Brussels speelde, vertelde Julien me dat als hij ooit kon kiezen voor de top van België, dat het dan Genk zou worden. Meer dan Club, Standard of Anderlecht. Hij droomt nog wel van de Spaanse competitie, maar ik denk dat hij heel tevreden is met waar hij nu zit.”

Van jongen tot man

Voor we naar Metz vertrokken, vroegen we aan Julien Gorius welke trainer de grootste impact had op zijn carrière. Zonder aarzelen kwam de naam van Albert Cartier uit zijn mond gerold. Albert Cartier was titularis in de ploeg die de kleine Julien zo vaak aan het werk gezien had in het Stade Saint-Symphorien, thuisbasis van FC Metz. Later werd Cartier assistent van hoofdtrainer Joël Müller. Samen zetten ze het sterkste seizoen in de geschiedenis van FC Metz neer: in het seizoen 1997/98 eindigden Les Grenats het kampioenschap met een gelijk aantal punten als Lens, maar omdat Lens een beter doelsaldo kon voorleggen, ging de titel naar hen. Danny Boffin was toen de spil van de ploeg. Het was in die periode dat Cartier ook oog had voor het talent van Julien en hem de A-ploeg probeerde in te loodsen. Maar Julien zou nooit verder raken dan twee (beker)matchen met het eerste elftal.

Toen Albert Cartier in 2005 trainer werd van FC Brussels haalde hij Gorius weg bij FC Metz, goed wetende dat die daar op een dood spoor zat. De rest van het verhaal is bekend: van Brussels ging het naar KV Mechelen en vervolgens naar RC Genk. Het jongetje werd een man. “En dat was nodig”, getuigt Cartier, wanneer we hem ontmoeten op de club. “Julien had zeker talent, maar hij was niet aanwezig genoeg. Zowel op als naast het veld. Terwijl de voetbalwereld behoorlijk hard is: het is hij of jij voor die ene positie. Dan moet je jezelf toch kunnen profileren. In feite was Julien veel te netjes en te timide om profvoetballer te worden. Dat komt door zijn opvoeding: zijn ouders zijn ook zeer respectvolle en integere mensen. Om hem te verplichten harder te worden en meer duels aan te gaan, heb ik Julien bij de beloften ooit eens als verdedigende middenvelder geposteerd.

“Kijk, een trainer zet altijd bepaalde namen eerst op zijn tactische bord. En op het einde schieten er nog een paar namen over die voor elkaar inwisselbaar zijn. In zijn jeugdjaren behoorde Julien bij de laatste categorie. Zelfs bij FC Brussels was dat nog zo. Pas bij KV Mechelen heeft hij die stap vooruit gezet en nu behoort hij tot de namen die een trainer als eerste op het papier schrijft. Je moet het maar doen, als Fransman aanvoerder worden van een Vlaamse club als KV Mechelen. Dat wijst erop dat hij eindelijk een man is geworden.”

DOOR MATTHIAS STOCKMANS – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik heb hem nog nooit woedend gezien.” Oudste zus Sophie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content