Glen De Boeck blaast een frisse wind door Cercle Brugge.

Dat voelt zaterdag ongetwijfeld ook

Harm van Veldhoven, als hij met Germinal Beerschot op bezoek gaat bij het team dat hij de vorige drie seizoenen coachte. Maar wat doet de ex-Anderlechtman anders ?

Elke speler die begin juli met Cercle Brugge mee-trok op stage naar Blackburn, was er twee waard, op zijn minst. De waarschuwing van kersvers trainer Glen De Boeck was overduidelijk : het zwaartepunt van de voorbereiding zou in Engeland liggen. En toch. Toen het zover was, werden heimelijk vragende blikken uitgewisseld : wat is dat hier ? Is hiermee de toon gezet voor de rest van het seizoen ? Dat gaat te zwaar zijn. Twijfels. “Trainingen van drie uur, dat waren wij niet gewoon”, zegt kapitein Jimmy De Wulf. “Maar”, nuanceert assistent-trainer Ronny Desmedt onmiddellijk, “het gebeurde allemaal heel beredeneerd. Er werd heel goed gewerkt met het oog op de verhouding arbeid/rust.” De Boeck liet zijn manschappen ook geen uren doelloos een bos doorkruisen en weefde door elke sessie plezante dingetjes om het geheel verteerbaar te maken. Fysieke oefeningen zonder bal, daar houdt hij trouwens überhaupt niet van. “Zo is ook bijna elke opwarming bij mij een technische oefening”, zegt hij zelf. “Van techniek kan je nooit genoeg hebben.”

Terug in België schakelde De Boeck – zoals gepland – een versnelling lager. Maar ook in zijn doorsneeprogramma spenderen de Cerclejongens meer tijd op het oefenveld dan ze gewend waren onder Harm van Veldhoven. “Een verschil van 20 à 25 procent”, schat Desmedt.

Naar voren

Een goede conditie is een niet weg te denken fundament in de visie van De Boeck. Een van de belangrijkste accenten die hij van meet af aan in het spel van Cercle wou leggen, was : een snelle omschakeling. “Als je de tegenstander de mogelijkheid biedt om zich te reorganiseren achter de bal, worden de ruimtes klein. Dan zijn er in België maar een paar ploegen die nog het verschil kunnen maken.”

De Boeck beoogt “voetbal naar voren.” Enkele weken geleden zette hij dat nog eens expliciet in de verf : “Waarom zou je tien keer willen gelijkspelen als je meer punten kan pakken door vijf keer te winnen en vijf keer te verliezen ?” Snoepgoed voor de doorsneevoetballiefhebber. Uiteraard mag van De Boeck eens een bal opzijgelegd worden, maar te veel laterale combinaties, daar wordt de jonge trainer kregelig van, veel sneller dan iemand als Van Veldhoven.

Rushes naar voren moeten wel beredeneerd zijn. “Het kan niet”, dixit De Boeck, “dat iedereen loopt waar hij wil. Dan krijg je desorganisatie, zowel bij balbezit als bij balverlies, en krijg je het deksel op de neus.” De focus ligt niet op looplijnen in de strikte zin van het woord, wel op verstandig lopen ten opzichte van je ploegmaats. Aan dat aspect moeten de Cerclespelers in vergelijking met vorig seizoen veel meer aandacht schenken. Creativiteit is geen gebannen begrip, “maar alle posities moeten wel bezet zijn.”

Ogen open

Toen De Boeck met dat alles in zijn hoofd de eerste keren aan tafel zat met het bestuur van Cercle, maakte hij aan de hand van een cliché duidelijk waar hij naartoe wou. “Om wedstrijden te winnen moet je scoren, vaker dan de tegenstander.” Hij wist toen maar al te goed dat net dát vorig seizoen het pijnpunt van de West-Vlamingen was : amper 31 goals in 34 matchen. Met Oleg Iachtchouk en later Kristof Snelders bracht De Boeck zelf oplossingen aan die Cercle meer in de gevarenzone van de tegenstander zouden kunnen brengen. Voor de vervanging van Christophe Grondin tipte hij Besnik Hasi. Drie voetballers die als gegoten passen in zijn visie. Het bestuur volgde hem.

De Boeck krijgt meer gedaan dan Van Veldhoven, klonk het toen. Juister is : een nieuwe trainer slaagt er altijd in om dat extraatje te bekomen, De Boeck zag dat dikwijls genoeg in zijn spelerscarrière en besefte maar al te goed dat hij daar gebruik van moest maken.

Hij hield als speler trouwens op álle vlakken zijn ogen goed open, zag het spel als centrale verdediger steeds heel duidelijk voor zich en dacht toen al mee. Geen wonder dus dat Desmedt nu benadrukt hoe scherp De Boeck observeert op het tactische vlak. Daarin onderscheiden, zegt de assistent, toptrainers zich van anderen. En Desmedt heeft recht van spreken ; hij werkte al samen met onder anderen Georges Leekens en Hugo Broos. “Wie een probleem pas opmerkt als de rest van het stadion het ook in de gaten krijgt, is te laat. De Boeck ziet het snel. Plus, hij reageert scherp.”

Anticiperen

Opvallend inderdaad hoe snel en alert deze trainer ingrijpt. Doet een speler tijdens een wedstrijd iets wat hem niet aanstaat, dan veert De Boeck direct recht om die jongen daarop te wijzen. “Dezelfde speler kan dezelfde fout misschien nog eens maken in dezelfde wedstrijd en dan is het mogelijk fataal.” En dus zit De Boeck er kort op. Ook bij het gedrag naast het veld trouwens, een voornemen dat hij nam op stage. “Ik had toen met iedereen een individueel gesprek. Wat mij enorm opviel, was hoe licht een aantal zaken opgenomen werd. Als in het verleden een zes op twaalf geboekt werd, was het allang goed. Ik wil totaal geen verslapping.”

De Boeck probeert op alle vlakken zo veel mogelijk te anticiperen, dat zie je ook bij het mentale aspect. Tijdens de gesprekken die hij met de spelers voerde op stage, luidde een van de vragen : “Heb je privéproblemen ?” De Wulf : “Je voelt dat hij bereid is om je ook daar bij te staan. Gaat het thuis slecht, dan straalt dat af op je prestaties. Dat wil hij niet. Je hoort niet elke trainer zoiets vragen. Als coaches informeren : ‘Is alles in orde ?’, willen de meesten weten of je geen fysieke kwaaltjes hebt. Nu wordt álles bedoeld.”

De anticipatietactiek van De Boeck werd prima geïllustreerd tijdens en na de match tegen Dender, waarin Henri Munyaneza – tegen de verwachting in – vooral aanviel langs de rechterkant. Daar kampte groen-zwart met een gebrek aan snelheid, bij De Wulf bijvoorbeeld, die sowieso al niet goed in de match zat. Nog voor de rust – snel anticiperen, weet je wel – haalde De Boeck zijn kapitein naar de kant. De ingreep draaide goed uit. En na de wedstrijd, fase twee : het psychologische veld preventief ontmijnen. “De trainer kwam als eerste naar mij”, zegt De Wulf. “Een korte uitleg, even meegeven : ‘Steek dat niet in je hoofd, op naar de volgende match.'”

Samenspraak

Wat De Boeck ook typeert, is hoe hij bij een wissel zoals die met De Wulf – maar ook bij andere dingen – grondig overlegt met zijn technische staf. “Er is zéér veel samenspraak”, getuigt De-smedt. “Over alles vraagt hij mijn mening. Een team maken, en niet alleen met de spelers, dat is een van zijn stokpaardjes.”

Dat woordje uitleg dat De Boeck achteraf geeft als hij een speler verrassend snel wisselt of als hij iemand plots niet meer selecteert, is in de ogen van Desmedt trouwens de exponent van de correctheid waarmee de trainer te werk gaat. “Ik weet uit ervaring dat enkele zinnetjes heel veel kunnen doen. Het zijn per slot van rekening toch diegenen die naast de ploeg vallen, die op termijn bepalen hoe de sfeer in de groep is.” De Boeck kiest niet voor bochtenwerk bij het communiceren.

Hier en daar vroeg een criticus zich onlangs af of er op het tactische vlak geen bochtenwerk zal komen na enkele nederlagen. “Ik paste dit seizoen mijn ploeg nog maar één keer aan de tegenstander aan,” reageert De Boeck, “tegen Standard. Ook toen hebben we aanvallend gespeeld, zij het met wat meer zekerheid. Dat laatste wil niet zeggen dat je geen vier goals kan binnenkrijgen, zo bleek. Als de resultaten tegenvallen, moet je daaruit leren. Maar ik vind niet dat je moet afwijken van je spelstijl.”

Bijsturen

Hoewel iedereen benadrukt dat de methode van de noeste arbeid nog steeds ruimte laat voor plezier, lijkt het vele werken iets waartegen spelers zich kunnen keren als moeilijke tijden aanbreken. “Dan hangt veel af van hoe de trainer omgaat met de spelersgroep”, zegt Desmedt. “Glen beschikt zeker over de gave om zoiets op te vangen.” Bovendien kan gepraat worden over trainingsschema’s. “Ons contact met de trainer”, zegt De Wulf, “is goed genoeg om eventueel aan te geven dat er vermoeidheid in de groep sluipt.” Wat dat betreft, houdt ook assistent Desmedt een oogje in het zeil. Als hem gevraagd wordt op welk vlak hij De Boeck het meest moet bijsturen, antwoordt hij : “Glen is zo gedreven, dat ik de man ben die soms zegt : ‘We zullen straks, bij de tweede training, rekening moeten houden met wat we vanmorgen qua belasting gedaan hebben.'”

Hoewel De Boeck er geen problemen mee heeft om soms toegevingen te doen – eens een training laten vallen bijvoorbeeld -, blijft de algemene trend dat zijn manschappen vaker op de vereniging moeten zijn dan vroeger, ook naast de trainingen, bijvoorbeeld om samen te eten. Zijn theorie luidt : “Voetbal is niet zomaar een spelletje. Het is een job als een andere. Andere mensen worden ook van negen tot vijf op hun werk verwacht. Dát vraag ik niet, maar ik heb wel graag dat mijn jongens op een bepaald tijdstip bezig zijn met hun werk.”

Obsessioneel

Over ‘van negen tot vijf’ gesproken, De Boeck werd vóór zijn komst wel eens achtervolgd door de term ‘ninetofivementaliteit’. “En wat dan met al die keren dat hij om tien uur ’s avonds nog aan de lijn hangt ?”, vraagt Desmedt. “Vaak ben ik nog geen vijf minuten thuis als de telefoon al rinkelt. Ik vind hem een maniak.” Voorzitter Frans Schotte neemt het woord ‘obsessioneel’ in de mond.

Zelfs in de kleinste dingetjes steekt De Boeck tijd, want ook die zijn belangrijk. Hij heeft het van geen vreemden. Als hem gevraagd wordt wat hij het meest meedraagt van de aanpak van Frank Vercauteren, antwoordt hij : “Het oog voor detail, altijd alert zijn, alles gezien hebben.” En net daardoor gaat hij bij analyses van dvd’s dat (cruciale) tikje dieper.

Spelers kunnen maar een zeer beperkte tijd geboeid blijven door dergelijke analyses, maar daarvoor heeft De Boeck zijn eigen oplossing. Naast de collectieve theorie neemt hij vóór iedere wedstrijd elke linie apart, om specifieke opdrachten mee te geven. “Dat is veel overzichtelijker en de concentratie is dan scherper, dat duurt geen twintig maar vijf minuten.”

Desmedt besluit : “Hij wordt een heel grote trainer. Ik zie bij Glen veel dingen terug die ik ook met Leekens meemaakte. De aanpak, de manier van trainen, de duur van de trainingen, de perfecte structuur, veeleisend zijn, gedecideerd, heel vlug ingrijpen, scherp observeren, die gedrevenheid, een team willen maken, correct zijn. Dat alles bij elkaar, dat is de mix die je nodig hebt.” S

Door Kristof De Ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content