Hoe Antwerp een gebrek aan kwaliteit oplost

© BELGAIMAGE

Het recept dateert al bijna uit de tijd dat László Bölöni zijn debuut maakte als trainer. Het is al zo oud dat niemand anders dan de Roemeen geacht werd om het vanonder het stof vandaan te halen. Op een paar uitzonderingen na werd individuele dekking in de 21e eeuw verwezen naar het rek met souvenirs en voetbal uit het verleden. Sinds hij bij Antwerp het sportieve roer in handen heeft, moderniseerde de oud-trainer van Standard de formule, want het was zonder twijfel de tactiek die het beste paste bij zijn ploeg.

Antwerp beschikt over een van de meest beperkte spelerskernen van de Jupiler Pro League. In de aanval vind je niemand die in staat is om met enige regelmaat het verschil te maken, op de flanken evenmin spelers die een constante in hun prestaties weten te leggen en op het middenveld vertrekken de enige offensieve impulsen van de linkervoet van Geoffrey Hairemans, een talentvolle voetballer maar iemand die te traag op gang komt om onvoorspelbaar te zijn.

Daarom gooide de trainer van de Great Old het over een andere boeg. Bölöni stelde vast dat zijn ploeg spieren en centimeters in overvloed had. Vanaf het begin zette hij zijn ploeg fysiek op scherp en maakte er een muur van. Om het gebrek aan snelheid van zijn achterhoede te compenseren kiest de Roemeen voor traditionele individuele dekking met een libero als slot op de deur. Daarmee probeert hij het werk van doelman Sinan Bolat, geregeld goed voor een mirakel op de Bosuil, tot een minimum te herleiden.

Bölöni past zijn tactiek daarbij voortdurend aan. Hij opteert voor vier verdedigers wanneer de tegenstander aantreedt met één diepe spits en twee jongens op de flank. Wanneer zijn tegenstander twee aanvallers opstelt, dan heeft de trainer een vijfmansverdediging klaar om het spitsenduo te stoppen. Telkens is stevige mandekking het codewoord, waarbij de Antwerpse defensie haar fysieke kracht uitspeelt. Overtredingen worden daarbij niet gemeden: vijf spelers hebben al vijf gele kaarten achter hun naam staan. Jelle Van Damme incarneert deze filosofie als geen ander met een gemiddelde van één gele kaart op twee wedstrijden.

Dit zou van Antwerp niet meer dan een ordinair brutale ploeg maken, gesteund door een vurige aanhang. Een ploeg waarbij je tijdens verplaatsingen het zo vaak gebruikte cliché hoort: ‘Er zijn niet veel teams die hier punten pakken.’ Er is echter één groot verschil: de Great Old staat in de stand op een mooie vierde plaats en lijkt na twee derde van de reguliere competitie op weg naar play-off 1. Nochtans is het niet een van de best aanvallende, noch een van de best verdedigende ploegen.

De hamvraag luidt of er snel een eind komt aan dit sprookje of niet. In aanvallend opzicht speelt toeval een grote rol in het systeem van Bölöni. Dat neemt niet weg dat hij het bij het rechte eind had door vertrouwen te geven aan William Owusu. De Ghanees is met vijf doelpunten en twee assists rechtstreeks betrokken bij een kwart van de doelpunten van zijn ploeg. De tot aanvaller omgeschoolde vleugelspeler oogt soms onhandig, maar beschikt over voldoende snelheid om het de meeste verdedigers in de Jupiler Pro League knap lastig te maken. Bijkomende troef in de spits is de jonge en krachtige Uruguayaan Joaquín Ardaiz, terwijl Obbi Oulare bij het begin van het seizoen het enige geloofwaardige aanvalswapen leek van Antwerp. Slotsom: László Bölöni is nog niet uit de mode.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content