Onverwacht staat Royal Mouscron Peruwelz als nieuwkomer in de Jupiler Pro League tweede. Een goeie zet van de Franse investeerders, zo blijkt.

Dit verhaal begint in 2009, wanneer na het faillissement de Henegouwers onder een nieuwe naam in vierde klasse aantreden. “Ik had de mensen van Lille al tijdens mijn eerste termijn als voorzitter van Moeskroen gecontacteerd”, vertelt advocaat Edward Van Daele, huidig voorzitter van Royal Mouscron Peruwelz. “Ze hadden destijds een audit uitgevoerd, maar waren niet overtuigd. De schuldenlast was zo groot dat ze eerst nog twee of drie jaar verlies zouden maken vooraleer ze break-even hadden kunnen draaien. Dat vonden ze een te zware investering.”

In 2010 stelde Van Daele zich samen met enkele vrienden de vraag hoe het RMP, de opvolger van het vroegere Moeskroen, op lange termijn moest vergaan – goed wetende dat hij slechts een budget voor een derdeklasser had. “Als we hoger wilden mikken, hadden we extra financiële ruggensteun nodig.” Toen kwam de piste van de Rijselse investeerders weer op tafel. “We waren contact blijven houden en het leek ons, gezien de ligging van beide steden, de meest logische oplossing.”

Na maandenlange onderhandelingen maakte Lille geleidelijk aan zijn intrede bij Moeskroen. Weliswaar met drie voorwaarden. Eén: het sportieve niveau moest omhoog, want Lille was alleen geïnteresseerd in clubs uit eerste of tweede klasse. Twee: de manier van werken moest dezelfde zijn en de krachten moesten worden gebundeld om schaalvoordeel te creëren. En drie: het budget moest strikt gerespecteerd worden, hoorde Van Daele. “Wij wilden vooral onze Moeskroense roots behouden. RMP moest in Le Canonnier blijven spelen en ons opleidingscentrum, Futurosport, moest onderhouden en uitgebreid worden.”

Vierde klasse

Frédéric Paquet, algemeen directeur van LOSC, was van in het begin bij het akkoord betrokken en geeft toe dat Rijsel aanvankelijk niet echt enthousiast was omdat Moeskroen in vierde klasse speelde. “Bovendien wilden nog andere Belgische clubs met ons samenwerken. Doornik was een optie, maar die deal is afgesprongen”, zegt Paquet. “Het klopt dat we de vierde klasse, waarin RMP toen uitkwam, onvoldoende vonden. Maar zodra ze naar derde klasse promoveerden, begonnen we te investeren met het oog op de promotie naar eerste.”

Lille wilde een Belgische satellietclub op een zo hoog mogelijk niveau. “Het belangrijkste was dat we konden terugvallen op een club uit de buurt die over een degelijke infrastructuur beschikt. Bovendien viel het ons op dat het verschil tussen het niveau van onze eerste ploeg en de reserveploeg (die in de Franse derde klasse speelt, nvdr) te groot was. Daarom zochten we een team waar we onze jongeren konden laten rijpen. Jaar na jaar maakten we de balans op. Als we vorig seizoen niet gepromoveerd waren, zou dat ons project bemoeilijkt hebben. Eerste klasse is immers het gedroomde tussenniveau, ook al is de Belgische tweede klasse beter dan de Franse derde divisie. Daar waar we aanvankelijk onze spelers moeilijk konden overtuigen om in Moeskroen te voetballen, is dat ondertussen geen probleem meer.”

De clubziel respecteren

Het project is aantrekkelijk, de lokale verankering duidelijk aanwezig, maar toch blijkt het moeilijk om de diehard-Moeskroenfans aan zich te binden. “Je hebt overal wel supporters die kritiek hebben terwijl ze zelf niets voor de club doen”, weet Paquet. “Ik zie alleen maar een perfecte samenhang tussen de bestuursleden van beide clubs en een goeie samenwerking op lange termijn.”

Van Daele is genuanceerder: “Het verdwijnen van Excelsior was voor veel fans een trauma. Ik kan dan ook begrijpen dat sommigen onder hen vreesden dat dit project niet zou standhouden. Toch leek het me gezonder en logischer om partners uit de regio te zoeken in plaats van in Kazachstan of Zuid-Afrika. Alleen al de geografische realiteit volstaat om te begrijpen waarom Moeskroen en Lille samen in zee gingen. In de regio wonen heel wat inwoners met hun voordeur in België terwijl hun tuin zich in Frankrijk bevindt. Twintig procent van de Mouscronnois komt uit de Rijselse regio. En het geld dat de Moeskroense textielindustrie indertijd een boost gaf, kwam evenzeer voornamelijk uit Frankrijk. Er is dan ook een zeer nauwe band tussen Moeskroen en Rijsel, zowel op sociaal en geografisch als op economisch en cultureel vlak.

“Als ik de mensen vraag wat ze juist bedoelen als ze het over ‘de ziel van de club’ hebben, zwijgen ze. Laat ons de vraag dan zélf stellen. Wat is dat, de ziel van de club? De plaats waar men speelt? Wel, wij spelen in Le Canonnier, dus is wat dat betreft die ziel al gerespecteerd. Of hangt het samen met de nationaliteit van de bestuursleden? In dat geval kan ik je vertellen dat er zes mensen van Moeskroen en twee van Rijsel in het bestuur zitten. Heeft het te maken met de functieverdeling? De voorzitter én ondervoorzitter komen van Moeskroen! Het opleidingscentrum misschien? Dat staat hier nog altijd. Het zit dus wel goed met het respect voor de ziel van onze club.”

Middelen delen

Van Daele geeft één zaak toe: “Als het met de nationaliteit van de spelers te maken zou hebben, doen we het inderdaad minder goed, maar welke club doet het op dat vlak beter? Dat argument houdt trouwens geen steek meer zodra je het amateurniveau ontgroeit. Als je voor professioneel voetbal kiest, ga je voor de best mogelijke spelers die binnen je budget passen. Ik begrijp dat niet iedereen daar tevreden mee is, maar als we een goed beleid op lange termijn willen voeren, moeten we keuzes maken.”

Sommige trouwe fans wijzen met een beschuldigende vinger naar de alomtegenwoordigheid van (de mensen van) Rijsel. “We kunnen van een partner niet verwachten dat hij investeert in de club zonder ook aanwezig te willen zijn. Zo gaan die zaken nu eenmaal. De beslissingen worden in elk geval genomen door de raad van bestuur waarin liefst zes mensen van Moeskroen zetelen”, besluit Van Daele.

LOSC-directeur Frédéric Paquet is op dit moment tevreden: “Ik ben voorstander van een systeem waarbij we de middelen delen. Samen zijn we slimmer en kunnen we efficiënter te werk gaan. We merkten enkele tekortkomingen en hebben RMP onze ervaring in het werken met een professioneel voetbalteam aangeboden. Moeskroen beschikte al over een mooie infrastructuur, maar kon die wegens een gebrek aan financiële armslag onvoldoende benutten. Dat euvel heeft LOSC nu opgelost.”

DOOR STÉPHANE VANDE VELDE – BEELDEN: BELGAIMAGE

“Wat is dat, de ziel van een club? De plaats waar men speelt?” Voorzitter Edward Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content