Waar blijft de nieuwe nummer 9 bij de Rode Duivels?

© BELGAIMAGE
Guillaume Gautier
Guillaume Gautier Journalist bij Sport/Voetbalmagazine en Sport/Footmagazine.

In het zog van de generatie-Lukaku heeft België nog steeds geen nieuwe diepe spits gevonden om oorlog te maken in de box. Blik op een bijzondere positie, tussen hartstochtelijk verlangen en het instinct van een roofdier.

Natuurlijk is het Radja Nainggolan die een tackle ombuigt in een beslissende assist. Op de grasmat van het Koning Boudewijnstadion recupereert de Ninja van de Duivels de bal bij de Cyprioten en speelt hem in één beweging in de voeten van Michy Batshuayi. De voormalige aanvaller van Standard is net ingevallen voor Christian Benteke en debuteert als international, maar hij twijfelt geen seconde en scoort zijn eerste goal voor de Rode Duivels. We schrijven 28 maart 2015 en België vervolledigt zijn offensieve arsenaal met een vierde wapen. Met Batshuayi, Benteke, Divock Origi en Romelu Lukaku barst het aanvallend compartiment van het talent.

Rond het nummer negen hangt een bijna goddelijk aura, dat van een speler die leeft voor en bij gratie van de netten vanaf het moment dat hij zijn eerste paar voetbalschoenen aantrekt.

In de vijf jaar die sindsdien zijn verstreken, debuteerde er geen enkele spits meer bij de Belgische selectie. Niet onder Marc Wilmots, niet onder Roberto Martínez. De poorten staan nochtans open – in september selecteerde Martinez Landry Dimata – maar weinigen maken ook effectief de oversteek. De wissel van de wacht blijft uit, en daar worden steeds luider vragen bij gesteld. Zelfs bij de grote clubs is er een gebrek aan spitsen. Zo moest Anderlecht U21-coach Craig Bellamy vorig seizoen de middenvelder Antoine Colassin omscholen tot een aanvaller, bij gebrek aan een echte nummer negen in de kern.

‘Als we de zeldzame parels er op magische wijze konden uitvissen, dan deden we dat wel’, glimlacht Samba Diawara, aan het hoofd van de U21 van Charleroi. ‘Puntaanvaller is zonder twijfel de positie die het moeilijkst in te vullen is en waar de opleiding van spelers het meest complex is.’ Nochtans blijft de negen de meest gezochte man op het voetbalveld. José Mourinho verwoordde het destijds bij zijn aantreden bij Manchester United op geheel eigen wijze. Toen hem gevraagd werd naar de mogelijkheid om Wayne Rooney te laten afhaken naar het middenveld, antwoordde hij: ‘Ik denk dat er veel verschillende jobs zijn op een voetbalveld. Maar de moeilijkste is voor degene die de bal in het mandje moet leggen.’

De 9 vinden

Kris Van Der Haegen, directeur bij de Federale Trainersschool van de KBVB, is categoriek: goals maken, dat kun je niet leren. ‘Natuurlijk kun je je perfectioneren, maar wie geen spits is als kind, zal het ook nooit worden.’ Vanaf de eerste wedstrijdjes worden ze al opgemerkt: de spelertjes die altijd op de juiste plaats staan om de bal te verlengen tot in doel, die schieten vanuit een onverwachte hoek, en zo niet alleen hun trainer en hun medespelers verrassen, maar ook de doelman van de tegenstander.

‘Alle kinderen willen doelpunten maken, maar als je naast een voetbalveld gaat staan en een jeugdwedstrijd bekijkt, zie je snel dat sommigen altijd scoren en anderen nooit’, zegt Bob Browaeys, coach van de Belgische U17-ploeg. Rond het nummer negen hangt een bijna goddelijk aura, dat van een speler die leeft voor en bij gratie van de netten vanaf het moment dat hij zijn eerste paar voetbalschoenen aantrekt. Het doel als lotsbestemming. ‘Je kan trainen om kalm te blijven voor doel of om rustig de bal in de hoek te plaatsen in de afwerking, maar het talent om te scoren kun je alleen verbeteren. Je kunt het niet fabriceren’, zegt Michel Ribeiro, die als voormalig techniektrainer bij Racing Genk mee aan de wieg stond van de dribbels van Origi, Benteke en Yannick Carrasco. Vandaag is hij lid van de technische staf van de eerste ploeg.

Uiteraard spelen de jeugdjaren een belangrijke rol in de ontwikkeling van een spits. ‘Telkens ik op het veld stap, herinner ik mezelf aan waar ik vandaan kom’, vertelde Victor Osimhen ten tijde van zijn passage bij Charleroi. ‘Toen ik geld begon te krijgen om te spelen, begreep ik wat voetbal me kon brengen. Hoe meer goals je scoort, hoe beter je leven wordt.’ Op een positie waar hartstocht en begeerte vaak de overhand hebben – denk aan Luis Suárez die de doelpunten aaneenreeg om de Atlantische Oceaan over te steken en in Europa met zijn jeugdliefde te trouwen – is het comfort van de Belgische opleiding misschien meteen ook de keerzijde van de medaille. ‘Bij spitsen is er ook de kwestie van grinta, van mentaliteit’, zegt Mohamed Ouahbi, coach van de U15 bij Anderlecht. ‘Zo heerst er in Zuid-Amerika een echte winnaarsmentaliteit in de opleiding. Een aanvaller die niet scoort, dat is niet goed.’

Na het debuut van Michy Batshuayi in 2015 debuteerde er geen enkele spits meer bij de Rode Duivels.
Na het debuut van Michy Batshuayi in 2015 debuteerde er geen enkele spits meer bij de Rode Duivels.© BELGAIMAGE

De 9 opleiden

‘Eenmaal je de spelers gelokaliseerd hebt die altijd op de juiste plaats staan en een neus hebben voor het doelpunt, moet je de ruwe diamant beginnen polijsten’, zegt Kris Van Der Haegen. Hij is groot voorstander van een Belgische opleiding die veelzijdigheid voorop stelt tot de leeftijd van vijftien jaar. Zo kunnen jeugdspelers experimenteren met zoveel mogelijk posities en het spel beter leren lezen. Bob Browaeys verkiest daarentegen een meer specifieke aanpak voor geboren spitsen. ‘Het kan nuttig zijn om hen een paar keer in de centrale verdediging te laten spelen, zodat ze de manier van denken van verdedigers begrijpen en sneller kunnen reageren. Toch moeten spelers die op acht á negen jaar heel gemakkelijk scoren zoveel mogelijk vooraan staan.’

De negen, dat is ook een kwestie van perceptie. Ondanks zijn mogelijkheden voor het doel voelde Divock Origi zich altijd meer op zijn gemak in de rol van vleugelspeler omdat hij graag terug plooide om vaker aan de bal te zijn. ‘Dat is iets wat je vaak terugvindt in de opleiding’, zegt Van der Haegen. ‘Technische spelers die de bal gaan zoeken, terwijl de evolutie van het voetbal net vraagt om de ruimte te leren zoeken. Kijk naar Erling Haaland, of Romelu Lukaku: ze storten zich op het doel, ze zoeken het. Als Lukaku vooruitgang gemaakt heeft door heel hard te werken, dan is dat vóór alles omdat hij veel meer doelpunten wilde maken dan de anderen.’

Die karaktertrek van Lukaku kent Mo Ouahbi maar al te goed. Toen hij vorig jaar in transit zat tussen Manchester United en Inter kwam Big Rom zijn vorm onderhouden door mee te trainen met de U18 van zijn voormalige coach op Neerpede. Op het terrein daagde hij de aanvaller van de kern meteen uit voor een wedstrijdje afwerking. ‘Over het algemeen geef ik mijn afwerkingsoefeningen in de vorm van een wedstrijd’, zegt Ouahbi, die één van de meest beloftevolle generaties bij Anderlecht opleidde. ‘Je moet het doelpunt belangrijk maken. Neem bijvoorbeeld Aaron Leya Iseka. Hij had alle kwaliteiten van een zuivere aanvaller, maar hij was niet doordrongen van de goesting om altijd zoveel mogelijk te scoren, zelfs op training. Terwijl dat voor Romelu echt een obsessie was.’

De 9 doen spelen

Eens alle puzzelstukken in elkaar vallen, moet de creatie enkel nog getoond worden op het hoogste niveau. Die laatste stap is minder vanzelfsprekend dan hij lijkt. ‘Gezien het belang van een doelpunt, krijgen jonge spitsen niet snel kansen, tenzij ze echt exceptioneel zijn’, zegt Samba Diawara. ‘Als we naar de grote clubs van het land kijken, zijn het vaak de buitenlanders die vooraan opgesteld worden. Ze gaan spitsen zoeken.

Voor die positie zijn clubs het meest bereid om geld uit te geven.’ De miljoenen die Brugge in stelling bracht om eerst David Okereke en daarna Michael Krmencik aan te trekken, de investeringen van Standard voor Felipe Avenatti en Jackson Muleka, de uitleenbeurt van Lukas Nmecha aan Anderlecht of het geld dat Genk op tafel legde voor de twee meter van Paul Onuachu: het zijn allemaal signalen dat de poorten niet snel opengaan voor Belgische goalgetters in wording.

Voor de jeugdtrainers is het moeilijk concurreren in de race naar het doel. Volgens Bob Browaeys is het een delicate evenwichtsoefening. ‘Als ik een speler van acht jaar wil opleiden die buitengewone kwaliteiten heeft voor het doel, moet ik me proberen in te beelden hoe het voetbal er in 2030 zal uitzien. Dat is de heilige graal.’ Mo Ouahbi voegt eraan toe: ‘Bovendien moet je rekening houden met de morfologische ontwikkeling van elk kind. Soms zie je het verlangen en de zin om te scoren bij een jeugdspeler, maar staat zijn groeicurve hem finaal niet toe om op positie negen te spelen. Uiteindelijk stel je dan vooraan spelers op die op een andere positie gegroeid zijn.’

Een dertienjarige die de goals opstapelt temidden van zijn leeftijdgenoten kan niet altijd de brug slaan naar doelpunten bij de volwassenen. ‘Op dat moment wordt het iets heel anders’, zegt Michel Ribeiro. ‘Het is in dat soort gevallen dat je je realiseert dat het veel moeilijker is om door te breken als aanvaller. Clubs geven jonge spitsen geen vijf of zes matchen de kans om te groeien. Als de spits niet scoort en er geld is, zal de club een vaste waarde rekruteren, met meer ervaring. En dan is er één aspect dat altijd de doorslag geeft: het aantal goals dat hij maakt.’

Bij de detectie van een goede nummer negen zijn een aantal concrete kwaliteiten belangrijk: met de rug naar het doel spelen, intelligentie in de looplijnen, topsnelheid of kopbalspel. En toch speelt de laatste stap naar de positie zich vaak ergens anders af. ‘Wanneer je een speler opstelt in de spits, moet je hem kansen en tijd geven’, zegt Kris Van der Haegen. Bob Browaeys treedt hem bij: ‘Nummer negen, dat is een positie waar je echt nood hebt aan vertrouwen. Je moet er dus mee kunnen leven dat een spits niet alles binnen trapt, en hem niet uitkafferen als hij drie kansen op rij mist. Een negen moet ook het recht hebben om te mislukken.’

De cijfers bewijzen dat, tenslotte. Het afgelopen seizoen benutte Robert Lewandowski in de Bundesliga slechts iets meer dan de helft van alle grote doelkansen. Het doelpunt is geen wetenschap. Daarom is het ook zo moeilijk om er een te maken.

Loïs Openda beschikte niet over het juiste profiel voor het Belgische voetbal en vertrok naar Nederland.
Loïs Openda beschikte niet over het juiste profiel voor het Belgische voetbal en vertrok naar Nederland.© BELGAIMAGE

Openda in de wachtkamer

In het nationale beloftenelftal stonden al verschillende spelers in de positie van spits: van Aaron Leya Iseka tot Landry Dimata. Desondanks is het Loïs Openda die zich in de spits van het systeem van Jacky Mathijssen installeerde, twee jaar nadat hij ontdekt werd bij het Club Brugge van Ivan Leko.

Openda kon uiteindelijk niet doorbreken bij Club en vertrok naar Nederland. Kan hij het mooie weer gaan maken bij de Duivels? ‘Hij heeft een profiel dat atypisch is in België’, zegt Edward Still, assistent-trainer van Leko bij Brugge en Antwerp. ‘Hij beschikt over een buitengewone zuivere snelheid, een enorme explosiviteit en voldoende kracht om fysiek in duel te gaan met verdedigers. Door zijn reactiesnelheid en versnelling lokt hij regelmatig penalty’s uit. Verdedigers vergissen zich in hem: ze denken dat ze kunnen tussenkomen, terwijl ze eigenlijk al te laat zijn.’

In het Belgisch voetbal, waar graag met een targetman in de punt van de 4-3-3 gewerkt wordt, beschikte Openda niet over het juiste profiel om door te breken. Toch is hij niet verloren voor het hoogste niveau. Edward Still: ‘Hij heeft een echte feeling voor de ruimte en het doel. Als je hem loslaat op het terrein, mag je er zeker van zijn dat hij twee kansen bij elkaar speelt en paniek creëert in de verdediging van de tegenstander. Bovendien moet je een jonge aanvaller durven lanceren. Bij een nummer negen springen jeugdzonden veel meer in het oog dan bij een middenvelder.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content