In 2001 startte de UEFA met een zevenjarig onderzoeksproject dat tot doel had nuttige gegevens te verzamelen om de strijd aan te binden tegen het aantal en de ernst van de blessures in het voetbal en om zo uiteindelijk in een betere preventie te kunnen voorzien. Het onderzoek probeerde uit te vlooien welk risico er in het topvoetbal bestaat op welke soort blessures, hoe die evolueren en hoe de medische teams ermee omgaan.

De hoeksteen van het project lag in de samenwerking met de clubs die elke maand informatie moesten doorsturen over de blessures en over de tijd die spelers bezig waren in wedstrijden en op training. Anderlecht en Club Brugge behoorden tot het selecte kransje van 14 clubs die gegevens doorstuurden (naast Chelsea, Manchester United, Hamburg, Inter, Ajax, PSV, Benfica, Porto, FC Barcelona, Real Madrid en Shakhtar Donetsk).

Gemiddeld speelden de teams 60 wedstrijden per seizoen (tussen 51 en 69) en waren er 213 trainingssessies (tussen 185 en 254). Of anders gezegd: gemiddeld genomen hadden de spelers 5 trainingen en 1,4 wedstrijden per week. In de loop van het seizoen 2007/08 kregen de deelnemende teams te maken met 831 blessures, waarvan 457 (55 %) tijdens de wedstrijden en 374 (45 %) tijdens de trainingen. Gemiddeld moet een club met een kern van 25 spelers zowat 50 blessures per seizoen incalculeren, die inhouden dat de betrokken speler niet kan trainen of spelen. In de helft van de gevallen gaat het om lichte blessures die een afwezigheid inhouden van minder dan een week, maar in 20 % van de gevallen zijn de blessures behoorlijk ernstig en houden ze een afwezigheid in van meer dan een maand.

Klimaat en trainingswijze

Het risico om tijdens de training een blessure op te lopen (5 per 1000 uur) is veel kleiner dan de kans om geblesseerd te raken tijdens de wedstrijden (30 per 1000 uur). In de zeven jaar dat het onderzoek liep, zijn de risico’s evenwel niet toegenomen. Opvallend is dat uit de vergelijking tussen clubs uit het noorden (Nederland, Engeland, België, Duitsland en Oekraïne) en die uit het zuiden (Italië, Spanje en Portugal) blijkt dat de blessurelast bij de noordelijke clubs 40 % hoger ligt, en dit zowel voor blessures op training als tijdens de wedstrijden. Ook het aantal ernstige blessures aan de gewrichten en de ligamenten lag een stuk hoger bij de clubs uit het noorden. Het aantal spier- en peesverrekkingen was in beide groepen echter vergelijkbaar.

Waaraan zijn die verschillen te wijten? Het slechtere klimaat en de minder goede staat van de velden in het noorden kan mogelijk een en ander verklaren, maar ook de verschillende trainingsmethodes.

Om blessures te voorkomen is het van fundamenteel belang de risicofactoren te kennen. Diverse elementen spelen een rol: de fysiek van de spelers, de werklast (seizoenplanning, aantal trainingen en wedstrijden), de competenties van de medische staf, enzovoort. De meest gebruikte preventiemethode richt zich op de spelers zelf, met name door het opstellen van specifieke trainingsprogramma’s met aandacht voor krachttraining, coördinatie- en souplesse-oefeningen en trainingen om de ademhalingscapaciteit te verhogen.

De trainer

Ook het beheer van een club kan echter een rol spelen. De keuze van de trainer en de samenstelling van de kern en van de medische staf zijn uiterst belangrijk, maar het is ook van belang om over de coherentie van het geheel te waken. Zo wees een Turkse studie uit dat het aantal blessures op training fors toeneemt naarmate een club vaker van trainer verandert. De studie van de UEFA komt op basis van het feit dat bij sommige deelnemende clubs gedurende zeven jaar dezelfde trainer aan de slag was tot dezelfde conclusie: het blessurerisico neemt af naarmate er minder wijzigingen worden doorgevoerd in de staf van trainers en medisch personeel.

Ook specifieke clubfilosofieën of tactische systemen beïnvloeden de risico’s op blessures. Zo vermindert technisch eentijdsvoetbal over de grond het gevaar op blessures tijdens de wedstrijden.

door jan ekstrand (uefa news)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content