Dag op dag negentien jaar geleden volleybalde Knack Roeselare voor het eerst Europees. Vanavond, thuis tegen Dinamo Moskou, staat nummer honderd op het programma. Vijf betrokkenen grasduinen in een rijk verleden.

Te voet naar Europese verplaatsing

Aanwezig op de eerste Europese wedstrijd en ook op de honderdste, voor dat unicum zorgt Dominique Baeyens. Vanavond begint hij aan zijn 56e Europese opdracht als coach van de West-Vlaamse topclub, negentien jaar geleden stond hij in de basisploeg tegen het Joegoslavische Kraljevo. “Ik herinner me er niet zoveel meer van”, zegt Baeyens, “Alleen dat we thuis zonder al te veel moeite wonnen, waardoor de terugwedstrijd een formaliteit werd.”

In de tweede ronde volgde een Belgisch onderonsje met Kruikenburg, vooral voor Baeyens zelf een wel heel speciale wedstrijd. “Mijn hele leven had ik in Kruikenburg gevolleybald, ik was er geboren en getogen. ‘Baeyens te voet naar Europese verplaatsing’, kopte een krant. Dat klopte niet helemaal, maar de zaal lag inderdaad wel op twee kilometer van waar ik woonde. Na de 3-0 in Roeselare gingen we er allemaal van uit dat we ons zouden kwalificeren voor de volgende ronde.”

Een lelijke misrekening, zo bleek, maar Baeyens leerde er wel een lesje uit. “Ik had champagne meegebracht en in de auto klaarliggen. Ik zei tegen Ria ( Baeyens vrouw, nvdr.) : “Ga die maar halen op het moment dat we één set gewonnen hebben. De champagne is in de auto blijven liggen… Sindsdien heb ik er nooit meer op voorhand gekocht ( lacht).”

Helse busrit door Ankara

Tot op heden maakte niemand meer Europese wedstrijden van Roeselare mee dan Filip Dekiere, enkele jaren geleden gestopt als ploegbegeleider van Knack. Hij kan zich dan ook meerdere anekdotes voor de geest halen. Zoals bij een vorig jubileum, tijdens het seizoen 1997/98, toen Roeselare voor zijn vijftigste Europese wedstrijd naar het Turkse Ankara moest. ” Paul Duerden moest met de Canadese nationale ploeg een World-Leaguewedstrijd spelen tegen Cuba en was daardoor genoodzaakt een latere vlucht te nemen richting Turkije. Met een busje gingen we hem afhalen op de luchthaven. Over de terugrit naar het hotel vraag je Duerden beter niks, nu nog altijd niet.

“De chauffeur was wel héél erg gehaast. Zo’n dolle rit maakte ik nooit eerder mee en gelukkig nadien ook nooit meer. Het werd een slalom door Ankara, waarbij die man zowat alle verkeersregels aan zijn laars lapte. Hoe vaak we precies door het rood vlamden, weet ik niet meer, maar met de huidige superboetes zou die chauffeur alvast gepluimd zijn. Het hotel lag aan een rotonde, waar altijd een drukte van jewelste heerste. Niet getreurd : langs links nemen gaat sneller. Duerden stapte lijkbleek uit het minibusje ( lacht).”

Het spuitje van de kinesist

Duerden bleek voldoende hersteld, Roeselare versloeg Ankara zowel in Turkije als thuis en mocht naar Rieti voor de Final Four. Ook Denis Van Calster maakte, toen nog als receptieaanvaller, deel uit van de ploeg. Na Walter Engelen is de huidige libero de speler die het vaakst Europees aantrad voor Roeselare. In de halve finale van die Final Four in Rieti, tegen Budejovice, leek het er nochtans op dat hij niet zou kunnen meespelen. “Ik had al een tijdje last van mijn enkel en we hadden geen dokter bij. Daarom ontfermde kinesist Marc Walravens zich maar over mij. Ik moet zeggen dat het angstzweet op mijn voorhoofd stond toen hij met die spuit afkwam, want ik ken Marc een beetje : hij deinst er niet voor terug om anderen pijn te doen ( lacht).”

Het spuitje van de kinesist werkte echter wonderwel. “Ik voelde totaal geen pijn en in de finale tegen Treviso kon ik zelfs zonder inspuiting spelen. Meer nog : sindsdien ondervond ik nooit meer hinder aan mijn enkel. Echt waar !”

“Ja, dat herinner ik me nog”, lacht Walravens, die in de loop der jaren een mentaliteitswijziging merkte bij de spelers. “Vroeger ging het er losser aan toe, nu is het allemaal wat krampachtiger. De spelers leggen zichzelf meer druk op. Het is professioneler geworden, dat klopt, maar misschien ook minder sociaal. Vroeger haalde ik wel eens streken uit, zoals de sporttassen onder de douche zetten. Dat doe ik nu niet meer, maar voornamelijk dan omdat ik niet snel genoeg meer kan lopen als ze achter mij aankomen ( lacht).”

De trein is altijd een beetje reizen

In zijn eerste seizoen in de Champions League gooide Roeselare meteen hoge ogen. Knack plaatste zich in 2000/01 voor de kwartfinales nadat het alle poulewedstrijden won. Zo ook bij het Russische Belgorod. “Een bijzondere verplaatsing, dat is het minste wat je kan zeggen”, vertelt Filip Dekiere. “Ze hadden ons aangeraden om vanuit Moskou de trein te nemen naar Belgorod, omdat je er nooit zeker van kon zijn dat een binnenlandse vlucht in Rusland wel zou vertrekken.”

Zo gezegd, zo gedaan. “Het buitenrijden van Moskou gebeurde aan een slakkengangetje, tegen ongeveer 40 kilometer per uur. Dat zal straks wel wat sneller gaan, dachten we. Verkeerd gedacht. Heel de nacht, ruim 600 kilometer, bleef de trein datzelfde tergend trage tempo aanhouden.”

“Het was in elk geval de meest avontuurlijke reis”, beaamt Patrick Callens, lange tijd collega van Dekiere en nu nog steeds ploegbegeleider bij Roeselare. “Die trein staat ervoor bekend dat er bijzonder veel op geplunderd wordt. We hebben daar uiteindelijk niet veel van gemerkt, maar onze cabines hadden we toch maar goed op slot gedaan. Als de trein halt hield aan een stationnetje, waagden we ons wel eens op het perron, waar dan oude vrouwtjes in het midden van de nacht bij vriestemperaturen van -20 graden allerhande drank en eten stonden te verkopen.”

Eens in Belgorod aangekomen konden spelers en begeleiders verpozen in een viersterrenhotel… Naar Russische normen weliswaar. “Aanvankelijk kreeg een aantal spelers een kamer toebedeeld met eenpersoonsbedden van 1,80m lang. Voor twee mensen !” lacht Filip Dekiere. “Eens dat rechtgezet, konden ze hun intrek nemen in de zo voorgestelde ‘luxekamers met tv’. Zulke oude tv-toestellen hadden de meesten nog nooit gezien, denk ik : zwart-wit, met één kanaal dat dan nog constant gestoorde beelden weergaf ( lacht).”

Historische bekroning in Czestochowa

Honderd Europese wedstrijden zorgden voor heel wat anekdotes, maar ook en vooral voor sportieve successen. “In de Final Fours ging het crescendo”, rekent Patrick Callens voor. “In Palma in 1991 verloren we onze twee wedstrijden en eindigden we als vierde, daarna volgden brons in Genève – met een ongelooflijk sterke Stéphane Radu, die zijn prestatie achteraf helaas nooit kon bevestigen – twee keer zilver, zowel in Rieti als in San Benedetto, en in 2002 de bekroning met Europese bekerwinst in de Top Teams Cup.”

Een historische prestatie, want nooit eerder won een Belgische club een Europese beker. “Het is máár de Top Teams Cup, hoorde je achteraf sommige concurrenten mompelen”, zegt Filip Dekiere. “Ik zie dat de andere Belgische clubs die destijds wat minachtend deden en ondertussen ook Top Teams Cup speelden nooit in de omgeving van de Final Four geraakt zijn. Zo eenvoudig was het dus zeker niet ( grijnst).”

“Dat was uiteraard hét hoogtepunt uit onze Europese geschiedenis”, besluit Dominique Baeyens. “Vooral die halve finale : in Czestochowa gaan winnen van een ploeg met een – in die tijd – ongelooflijke thuisreputatie en met een uitzinnig publiek, vond ik bijzonder knap.”

door Roel Van den broeck

Honderd Europese wedstrijden zorgden voor heel wat anekdotes, maar ook en vooral voor sportieve successen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content